Internetbedrijven slaan elkaar in de VS om de oren met dure rechtszaken over patenten. Niet alleen software, maar ook ‘manieren van zakendoen op Internet’ komen in aanmerking voor een patent. Barnes and Noble werd juridisch gevloerd wegens inbreuk op het ‘one-click’ patent van Amazon. Kritici menen dat iedere scheet die gelaten wordt op Internet nu een patent kan krijgen. Dat is verstikkend voor de ontwikkeling van het elektronisch zakendoen dat juist gebaseerd is op open standaarden. Stel je voor dat Tim Berners-Lee zijn hyperlinks had gepatenteerd. Veel dot.coms zien echter in het uitbaten van ‘hun’ patent de enige manier om geld te verdienen.
Klanten die voor de tweede maal een aankoop willen doen op de site van Amazon.com hoeven niet opnieuw hun e-mailadres, creditcardnummer en andere persoonlijke gegevens aan te melden. Het befaamde ‘one-click’ systeem zorgt er immers voor dat de klant wordt herkend en met slechts één klik op de muis iets kan kopen. Handig? Jazeker, zo handig dat ook concurrent barnesandnoble.com min of meer hetzelfde systeem introduceerde. Dat joeg Amazons ceo Jeff Bezos in de touwen. Cyberwinkelier Bezos is namelijk de houder van een patent op deze ‘enkele klik’-manier van kopen op Internet. In februari 2000 bepaalt een Amerikaanse rechter dat Barnes and Noble inderdaad inbreuk pleegt op het patent van Bezos en dat het bedrijf zijn klanten niet langer via het ‘one-click’ model mag helpen. Is dit nu één van Amerika’s 40.000 softwarepatenten? Nee, het gaat om een patent dat een methode beschrijft om zaken te doen via Internet. Zo’n methode heeft wel per definitie een softwarecomponent.
Kennelijk is Jeff Bezos zelf ook een beetje beduusd van zijn juridische overwinning op Barnes and Noble. Hij publiceert na de uitspraak van de rechter en de storm van kritiek die daarover losbarst een open brief op amazon.com, waarin hij uiteenzet dat het patenteren van handelspraktijken op Internet de hele industrie kan schaden. Bezos heeft kennelijk bedacht dat hij net zo goed zelf aan het kortste eind kan trekken wanneer een andere firma Amazon voor de rechter sleept wegens inbreuk op een patent waarvan niemand het bestaan kent. En jawel, in april 2000 beschuldigt de firma Intouch Amazon van een inbreuk op een patent. De manier waarop Amazon zijn klanten online voorziet van muzieksamples is gepatenteerd door Intouch.
Geldigheidsduur aanpakken
Bezos suggereert in zijn open brief dat het Amerikaanse congres de bestaande wet op de patenten zou moeten aanpassen. Patenten voor manieren van zakendoen op Internet zouden niet de gebruikelijke geldigheid van 20 jaar moeten krijgen, maar slechts vijf of drie jaar geldig zijn. Alles verloopt sneller in Internettijd, dus waarom ook niet de patenten? Verder vindt Bezos dat er een periode moet zijn waarin iedereen kennis kan nemen van een patent dat op de nominatie staat goedgekeurd te worden zodat eventueel bezwaren naar voren gebracht kunnen worden.
Nog verdachter dan het ‘enkele klik’ patent van Amazon vinden insiders een patent van Priceline.com. Dit patent omschrijft de manier waarop webgebruikers zelf de prijs kunnen aanmelden die ze bereid zijn te betalen voor een product of dienst. Daarna kan een leverancier besluiten wel of niet te leveren. Wanneer Microsofts reissite Expedia dezelfde methode gebruikt, sleept Priceline deze site voor de rechter wegens inbreuk op het patent. Ook hier gaat het niet om een softwarepatent, maar om een patent op een methode van zakendoen. Volgens critici is het bieden van een klant op een product ouder dan de weg naar Rome en de enige verdienste van priceline.com is dat dit bedrijf het systeem heeft geïntroduceerd op het Internet. Maar is het overhevelen van een bestaande praktijk naar Internet – of het leggen van een softwarefundament onder een gangbare handelspraktijk – voldoende voor het verkrijgen van een patent?
Octrooi op elke ingeving
In hun angst de boot te missen of niet optimaal te zullen profiteren van ‘uitvindingen’ of ‘ontdekkingen’ proberen Internetbedrijven om voor elk ideetje een patent te krijgen bij het Amerikaanse Patent and Trademark Office. Zo heeft Mobshop sinds maart 2000 een patent op het vormen van ad-hoc koopclubs van Internetgebruikers, die de macht van het getal gebruiken om goedkopere prijzen af te dwingen bij webwinkeliers. AOL heeft een patent op een ‘enkele klik’-methode waarbij met één klik alle bronnen op het Internet worden afgezocht naar informatie. Coolsavings.com heeft een patent op het verspreiden van kortingzegels, bonnetjes die korting geven bij aankopen in supermarkten, via Internet. Andere websites die soortgelijke diensten willen leveren zijn nu wettelijk verplicht daarvoor een vergoeding te betalen aan Mobshop of AOL. Coolsavings heeft negen rechtszaken lopen tegen andere sites die coupons verspreiden wegens inbreuk op het patent.
Het Amerikaanse Patent & Trademark Office in Arlington, Virginia, heeft het er knap druk mee. Rond 1980 werden er jaarlijks zo’n 50.000 patenten verleend door dit bureau. In 1999 werden 161.000 toegewezen. De sterke groei wordt onder andere veroorzaakt omdat steeds meer zaken voor een patent in aanmerking komen. Vroeger waren dat vrijwel uitsluitend uitvindingen met een duidelijke ‘hardware’-component, het moest een ‘ding’ zijn dat iets deed. Er waren echter al vroeg uitzonderingen op deze regel: Samuel Morse’s patent uit 1840 op de telegraaf was vooral een patent op de door hem ontwikkelde code, software dus. Een idee of concept waarvoor niet onmiddellijk een praktische toepassing voorhanden was kon echter niet worden gepatenteerd.
Softwarepatenten
In 1972 deed het Amerikaanse Supreme Court, de hoogste juridische instantie in de VS, een uitspraak waarin werd bepaald dat computerprogrammatuur niet kond worden gepatenteerd. Software leek volgens de rechters teveel op wiskundige modellen, algoritmen of wiskundige ideeën. En ideeën kunnen geen patent krijgen, ze doen immers niets. Computerprogrammatuur viel daarom uitsluitend onder de bescherming van het copyright. Slimme octrooi-juristen wisten deze problemen echter onmiddellijk te omzeilen door nieuwe programma’s te beschrijven alsof ze een hardwarecomponent bevatten. Aanvragen voor patenten op computersprogramma’s werden opgesierd met veel indrukwekkende schema’s van microprocessors en elektronische circuits. Softwarepatenten kwamen zo door de achterdeur en dankzij een gebrek aan deskundigheid toch binnen bij het Patent & Trademark Office.
Aan het eind van de jaren zeventig was deze hardwaremaskerade niet langer nodig, Softwarebedrijven konden zonder al te veel problemen – en veel gemakkelijker dan in Europa – patenten krijgen op nieuwe computerprogramma’s. Er bestaat in de VS nog steeds weerstand tegen patenten op software. De principiële kritiek komt uiteraard vooral uit de hoek van de ‘open-source’ beweging. Richard Stallman, oprichter van de Free Software Foundation, zegt het zo: "Softwarepatenten zorgen ervoor dat het schrijven van een groot programma net zo’n ervaring is als het lopen door een mijnenveld. Bij iedere stap loop je het risico te worden opgeblazen."
Zakendoen via Internet
Bij de huidige controverse over Internetpatenten gaat het echter niet om patenten op software maar op patenten op manieren van zakendoen via Internet. In 1995 kent het Amerikaanse octrooibureau voor het eerst een patent toe in de nieuwe categorie ‘Internet-related business methods’. In 1997 wordt er een speciale afdeling geopend – Group 405 – voor het beoordelen van dergelijke aanvragen. Tot verbazing van veel patentspecialisten ontstaat er steeds meer jurisprudentie waarin de patenten op manieren van zakendoen via Internet goedkeuring krijgen van Amerikaanse rechtbanken.
Sinds 1997 zijn ongeveer duizend patenten op ‘Internet related business methods’ toegewezen, waaronder de bovengenoemde omstreden patenten voor amazon.com, priceline.com, AOL en Mobshop. De groei is explosief. De veertig ambtenaren van Group 405 hebben momenteel vierduizend aanvragen voor patenten op ‘manieren van zakendoen via Internet’ in behandeling. Tussen de aanvraag en de toekenning, of afwijzing, ligt gemiddeld een periode van zo’n dertig maanden. Lawrence Lessig, een hoogleraar aan Harvards juridische faculteit, beschouwt al deze patenten als zeer dubieus. Het is niet mogelijk om een patent te krijgen op ‘gewone’ – dus niet op Internet gebaseerde – manier van zakendoen. Waarom dan wel voor manieren van zakendoen via Internet?
Tim O’Reilly, ceo van de uitgeverij O’Reilly & Associates in Sebastopol, Californië, en de meest spraakmakende criticus van de Internetpatenten, gaat een stapje verder: "Deze Internetpatenten zijn regelrechte diefstal," zegt hij. Volgens O’Reilly is de patentwetgeving in de VS ontworpen om innovatie in de wetenschap en de technologie te stimuleren door het verlenen van een tijdelijk monopolie aan de bedenker van een uitvinding. Internetpatenten doen echter precies het tegengestelde. O’Reilly: "Het is een zeer destructieve benadering van innovatie". Het belonen van een triviale ontwikkeling als het ‘enkele klik’-systeem van Amazon met een patent, betekent volgens O’Reilly een rem op de ontwikkeling van Internet.
Maar ook principiële tegenstanders van Internetpatenten zien zich genoodzaakt om mee te huilen met de wolven in het bos wanneer dat de enige manier is om hun bedrijf te beschermen. Kamran Amjadi is de ceo van E-centives, een bedrijf dat net als Coolsavings kortingzegels verspreidt via Internet. Hij zegt dat de rechtszaken van Coolsavings tegen zijn bedrijf hem geen andere keus laten dan ook patenten aan te vragen en deze met hand en tand te verdedigen tegen de concurrentie. Amjadi zegt in de Wall Street Journal: "Wanneer een partij begint landmijnen te gebruiken, dan ontkom je er niet aan dat je jezelf gaat beschermen door ook landmijnen in te zetten." In een dergelijke oorlogszuchtige atmosfeer is het niet vreemd dat de juridische adviseurs Internetbedrijven aanraden om voor alle zekerheid maar patenten aan te vragen op alles wat ze maar kunnen bedenken.
Todd Dickinson, de baas van het Trademark & Patent Office, is niet ongevoelig gebleken voor de storm van kritiek die is opgestoken omdat zijn bureau volgens velen veel te brede en nauwelijks innovatieve patenten toekent. Hij heeft beloofd het toekennen van dergelijke patenten opnieuw onder de loep te zullen nemen. Dickinson: "We zullen er voor zorgen dat het toewijzen van patenten voor ‘op software gebaseerde manieren van zakendoen’ ten goede zal komen aan de groeiende e-handel." Dickinson belooft ook meer mensen aan te trekken die gespecialiseerd zijn in softwaretoepassingen op het gebied van elektronisch zakendoen. Het feit dat er patenten worden verleend aan ‘manieren van zakendoen’ staat echter voor Dickinson niet ter discussie.
Pre-digitale patenten
Veel mensen menen dat Amerika’s 210-jaar oude wet op het patentrecht niet langer kan functioneren in deze tijd van digitale technologie en constante technologische vernieuwing. Ze menen ook dat de expertise van het Patent & Trademark Office geen gelijke tred houdt met de ontwikkeling van de technologie. Dickinson verwerpt deze argumenten. Hij zegt: "We hebben ons steeds weten aan te passen aan iedere nieuwe technologie die zich aandiende. Mensen leverden dezelfde kritiek toen de telefoon opdook. Ze zeiden hetzelfde toen Henry Ford met zijn auto’s op de proppen kwam. Geloof me, ook deze problemen rondom Internetpatenten zullen zichzelf op den duur oplossen."
Historici op het gebied van het patentrecht geven Dickinson in ieder geval gedeeltelijk gelijk. Brian Winston, een Engelse patentspecialist, zegt in de New York Times: " Ik geloof niet dat de ontwikkeling van het Internet wezenlijk verschilt van die van andere communicatietechnologieën sinds 1840.". Winston verwerpt ook het argument dat computerprogramma’s en manieren van zakendoen via Internet meer dan andere uitvindingen gebaseerd zijn op eerdere ontdekkingen – de zogenoemde ‘prior art’ – en daarom niet in aanmerkingen kunnen komen voor patenten. Volgens deze Engelse hoogleraar staan uitvinders altijd op de schouders van hun voorgangers en uitvindingen zijn dan ook vrijwel altijd het resultaat van de creativiteit van meerdere mensen.
Verschillende mensen hebben door de eeuwen heen op hetzelfde moment dezelfde uitvinding gedaan gewoon omdat de tijd er rijp voor was. Dat fenomeen beperkt zich niet tot software. Het beroemde voorbeeld is hier wel 14 februari 1876, de dag waarop zowel Alexander Graham Bell als Elisha Gray zich meldden bij het US Patent & Trademark Office met dezelfde uitvinding: de telefoon. Bell behaalde een overwinning in deze strijd en ging aan de haal met wat waarschijnlijk het meest lucratieve patent uit de geschiedenis is. Bell kon echter hiervan de vruchten pas plukken nadat er meer dan zeshonderd rechtszaken rondom het patent waren uitgevochten. In dat perspectief is de oorlog rondom de Internetpatenten inderdaad niets nieuws onder de zon. Wel nieuw is dat het sinds maart 2000 mogelijk is om in de Verenigde Staten patenten aan te vragen v�a Internet.
Teake Zuidema, freelance medewerker
Het patent in Amerika
Volgens Amerikaanse wetgeving kan een bedrijf of een persoon een patent krijgen op een uitvinding. In de Amerikaanse grondwet staat dat het patentrecht is bedoeld om de ontwikkeling van wetenschap te bevorderen door het belonen van hen die innovaties introduceren. De eigenaar van een patent heeft gedurende twintig jaar in de VS alle rechten op het gebruik van de in het patent omschreven uitvinding. De belangrijkste voorwaarde voor het verlenen van een patent is dat er geen ‘prior art’ mag zijn. Het is onmogelijk een geldig patent te krijgen op een uitvinding die in essentie reeds eerder door anderen waar dan ook ter wereld is beschreven of gemaakt. Veel critici zeggen dat computerprogramma’s en ‘manieren van zakendoen via Internet’ altijd tenminste gedeeltelijk gebaseerd zijn op eerdere ontdekkingen (en dus ‘prior art’) en daarom niet voor patenten in aanmerking zouden mogen komen.
Patenten moeten in de VS worden aangevraagd bij het Patent & Trademark Office in Arlington, Virginia. Ambtenaren bekijken hier of er inderdaad sprake is van een nieuwe uitvinding. Het octrooi-bureau beschikt over een grote databank waarin tienduizenden uitvindingen zijn beschreven. Een groot aantal Amerikaanse advocaten is gespecialiseerd in het aanvragen van patenten dan wel het voeren van processen tegen inbreukplegers. Omdat er grote economische belangen mee gemoeid zijn, gaat het vaak om rechtszaken die zich jarenlang voortslepen en die miljoenen dollars kosten, nog voordat er een uitspraak wordt gedaan.