Met een slimme aanpak moet het noordoosten van ons land een hele colonne IT-bedrijven kunnen weglokken uit de overvolle Randstad. Want de regio heeft veel moois te bieden en door de moderne technologische- en communicatiemiddelen is de vestigingsplaats van een bedrijf aan minder eisen gebonden. Echter, is de regio Noord-Oost wel in staat om voldoende gekwalificeerd personeel te leveren?
De regio Arnhem-Nijmegen-Wageningen biedt een ruime keus aan stedelijke faciliteiten in een aantrekkelijke woonomgeving met veel groen, open ruimte en fraaie landschappen. De huizenmarkt kent een divers aanbod, zowel in de koop- als in de huursector. Het aanbod bestaat uit nieuwbouw in aantrekkelijke, mooi ontworpen wijken, fraaie grotere woningen in oudere delen van de steden, luxueuze appartementen in de binnensteden of langs rivieren en fraaie landhuizen aan de rand van het bos. Het prijsniveau ligt duidelijk lager dan in het westen of het midden van het land. De regio is gewend aan nieuwkomers: zij worden dan ook snel opgenomen in het sociale leven. De genoemde steden kennen verder een groot en gevarieerd aanbod van winkels en een ruime keus aan cafés en restaurants. Er is een ruim aanbod van sport- en recreatievoorzieningen, variërend van paardrijden in een mooie omgeving tot golf op één van de meest attractieve banen van Europa en van schaatsen en zweefvliegen tot hockey en tennis. Op cultuurgebied is de regio voorzien van theaters, bioscopen, muziektheaters en musea. De Waalkade in Nijmegen, de rivierboulevard met het casino in Nijmegen en het nieuwe multifunctionele stadion Gelredome in Arnhem zijn altijd de moeite van het bezoeken waard."
Bovenstaande tekst komt n�et uit een makelaarsfolder, maar uit een Position Paper van de Gelderse regio – in 1998 samengesteld in opdracht van onder andere de provincie Gelderland, de gemeente Nijmegen, de Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij, de gemeente Nijmegen en de universiteiten van Nijmegen en Wageningen. De hemelse beschrijvingen van de regio dienden een zeer aards doel: het binnenhalen van een Twinning Center op het Mercator Technology & Science Park, gelegen op de campus van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Het Twinning Center kwam er uiteindelijk niet – het werd in Enschede gevestigd in de omgeving van de Technische Universiteit Twente – maar het rapportje geeft duidelijk aan met welke middelen Gelderland innovatieve technologiebedrijven probeert weg te lokken uit de overvolle Randstad. En Gelderland is niet de enige provincie die de aanwezige ‘rust en ruimte’ gebruikt voor dat doel. In feite kiest de gehele regio Noord-Oost voor een dergelijke tactiek.
En waarom ook niet? Dankzij de snelle technologische ontwikkelingen op ICT-gebied wordt een groot deel van de Nederlandse economie alsmaar minder afhankelijk van afstand en tijd. Bedrijven zijn dus steeds minder gedwongen zich te vestigen nabij het centrum van de ‘oude’ economie. En een groeiend deel van het arbeidspotentieel woont liever niet in de hectische Randstad, of is niet langer bereid torenhoge hypotheken af te sluiten voor een beperkt aantal kubieke meters woonruimte.
Dus, ook al tonen de huidige arbeidsmarktcijfers aan dat de meeste IT-vacatures nog altijd in het westen van het land te vinden zijn, de toekomst voor de ‘nieuwe economie’ in de rest van Nederland lijkt verre van hopeloos. Sterker nog, als IT-werkgevers menen dat de vacatures in de Randstad nauwelijks meer kunnen worden vervuld, kunnen zij wel eens snel hun blik richten op andere regio’s.
Bereikbaarheid
Er zijn meer redenen voor bedrijven om een verhuizing te overwegen. Uit gesprekken die onderzoeksbureau EIM heeft gevoerd met ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb), blijkt dat mkb’ers een grote sociale kloof ervaren met de grote steden bij het aangaan van duurzame economische relaties. Uit groepsgesprekken met ondernemers uit Leiden, Schiedam en Utrecht blijkt dat veel van hen menen dat het beschikbare personeelsaanbod in de stad door een te lage opleiding en een ‘verkeerde’ mentaliteit niet geschikt zijn voor het beschikbare werk. Men betrekt personeel bij voorkeur uit de ‘betere’ buitenwijken of uit landelijke gebieden. Van daaruit is het nog slechts een kleine stap naar een verhuizing ‘naar buiten’.
En dan is er het alsmaar nijpender wordende probleem van de bereikbaarheid. Een derde van de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf ondervindt veel hinder van de verminderde bereikbaarheid, onder meer door files op snelwegen, parkeerproblemen en problemen voor toeleveranciers en klanten om naar het bedrijf te komen. Vorig jaar heeft daardoor zelfs 35 procent van het mkb financiële schade opgelopen. Dit blijkt uit een peiling die EIM heeft gehouden onder ongeveer 1900 ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Gemiddeld, over alle mkb-bedrijven, bedroeg de financiële schade in 1998 dertigduizend gulden. Voor de grote mkb-bedrijven (50-99 werknemers) bedroeg de schade bijna zeventigduizend gulden.
De vestigingsplaats van het bedrijf heeft invloed op de hoogte van de schade, zo blijkt uit de EIM-gegevens. Buiten de Randstad, waar 72 procent van de ondervraagde ondernemers zegt geen of weinig hinder te ondervinden van verminderde bereikbaarheid, is de schade twintigduizend gulden per bedrijf. Binnen de Randstad bedraagt die schade veertigduizend gulden per bedrijf. Daar ondervindt 53 procent van de ondernemers hinder van verminderde bereikbaarheid. 21 Procent gaf zelfs aan véél hinder te hebben.
De regio Noord-Oost blijkt goed te scoren. Friesland en Drenthe behoren namelijk samen met Zeeland tot het trio provincies waar de mkb-ondernemers de minste financiële schade blijken te ondervinden van een mindere bereikbaarheid. En in de top-vijf van provincies waar de grootste financiële schade wordt geleden, staat geen enkele provincie uit de regio Noord-Oost. De top-vijf bestaat uit Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Flevoland.
Bijna een kwart (22 procent) van de ondernemers in het midden- en kleinbedrijf stelt flexibel te zijn op het gebied van bereikbaarheid. Dat betekent dat die ondernemers in staat zijn binnen twee jaar maatregelen door te voeren zoals thuiswerken, invoeren flexibele werktijden, flexibele logistiek of verhuizen. Maar liefst de helft van die mkb-ondernemers geeft aan zijn bedrijf naar een beter bereikbare locatie te verplaatsen als de situatie zou verslechteren, 29 procent zou flexibelere werktijden invoeren, veertien procent zou de logistiek van zijn bedrijf flexibeler maken en zeven procent zou zijn heil zoeken bij het vaker laten thuiswerken van personeel.
Regio-vestigingen
Automatiseringsbedrijf KSI International, met het hoofdkantoor in het Utrechtse IJsselstein, wenst niet af te wachten tot het hierboven geschetste doemscenario in werking treedt en heeft ‘regionalisering’ verheven tot speerpunt van zijn vestigingsbeleid. Drie jaar geleden is de onderneming daarmee begonnen en volgens Tonko Wedda, manager marketing & communicatie van KSI, heeft het regionale-vestigingenbeleid inmiddels de nodige vruchten afgeworpen. In de regio Noord-Oost heeft het bedrijf vestigingen in Arnhem, het Friese Grou (sinds vorig jaar) en de stad Groningen (sinds vorige maand). Later dit jaar wordt als het goed is nog een vestiging geopend in Zwolle. KSI richt zich met name op opdrachtgevers in de financiële dienstverlening, de telecommunicatie en op de overheid.
"We slaan met ons vestigingsbeleid meerdere vliegen in één klap", stelt Wedda. "Met onze keuze voor regionale spreiding voorzien we in verschillende behoeften. Zo willen we inspelen op de wensen van onze medewerkers, die de behoefte hebben om de reistijd naar klanten en het woon-werkverkeer zoveel mogelijk te beperken. Als we daarin slagen, kunnen we onze medewerkers dus veel gemakkelijker ‘binnenboord’ houden. Verder hebben wij zelf de behoefte om de positieve elementen van de kleinschaligheid van weleer te behouden en tegelijk de sterke groei te reguleren. KSI is gegroeid van circa 86 medewerkers drie jaar geleden tot ruim achthonderd medewerkers nu. Wanneer een vestiging een bepaalde omvang bereikt, wordt er in de regio – op een gezonde afstand – een nieuwe vestiging geopend. Uiteraard letten we erop dat er geen kannibalisatie optreedt wanneer nieuwe vestigingen worden geopend. Een nieuwe vestiging gaat pas open wanneer is gebleken dat een regio voldoende potentieel heeft en de dichtstbijzijnde vestiging sterk genoeg is."
"En last-but-not-least zijn er de behoeften van onze opdrachtgevers", vervolgt Wedda. "Veel van hen voelen zich beter op hun gemak bij regionaal gevestigde leveranciers. Ze hebben behoefte aan leveranciers die zijn ingevoerd in de regionale problematiek en in bepaalde gevallen in regionale gewoontes. De opdrachtgevers waarderen het wanneer ze met een dichtbij gevestigde partij zaken kunnen doen. In het noorden worden met name het begrijpen van de regionale problematiek en culturele elementen belangrijk gevonden. In Friesland waardeert men het bijvoorbeeld bijzonder dat KSI Friestalige collega’s kan aanbieden. In veel Friese bedrijven is het Fries de voertaal."
KSI buit het vestigingsbeleid inmiddels succesvol uit als marketinginstrument. Zowel naar klanten en opdrachtgevers als richting arbeidsmarkt. De voordelen van kortere reistijden worden gebruikt in advertentiecampagnes voor de vervulling van vacatures. ‘We zijn niet alleen klantvriendelijk, maar ook collega-vriendelijk’, luidt daarin het adagium.
Hartverscheurend
KSI is één voorbeeld van een bedrijf dat zich niet enkel en alleen fixeert op de Randstad. Er zijn er natuurlijk meer, maar niettemin heeft het noorden van ons land bij zijn inspanningen om hoogwaardige bedrijvigheid binnen te halen, te kampen met een aantal lastige problemen. Het noorden heeft nog steeds een imagoprobleem, al is dat allang niet meer zo extreem als twintig, dertig jaar geleden. Wie herinnert zich niet de commotie onder de toenmalige PTT-medewerkers toen de regering in de jaren zeventig besloot het hoofdkantoor van Den Haag naar Groningen te verplaatsen? Het leek wel of de medewerkers werden verbannen naar Mongolië, zo hartverscheurend klonken de protesten.
De PTT werd omgedoopt tot KPN en de top van het verzelfstandigde bedrijf zetelt al weer lang en breed in de Hofstad, maar een groot deel van de destijds (en later) verhuisde activiteiten vindt nog steeds plaats in Groningen. En het geweeklaag onder het personeel van toen heeft plaatsgemaakt voor regelrecht enthousiasme. Bij de Groningse vestigingen van KPN Research, KPN Datacenter, KPN Softwarehuis en KPN Werkplekdiensten werken momenteel een kleine drieduizend mensen. En het einde van de expansie is wat KPN betreft nog niet in zicht. Kort geleden werd besloten een kleine, in Groningen gevestigde innovatie-unit te laten uitgroeien tot ontwikkelaar van customer-managementsystemen. Dit moet leiden tot veel nieuwe arbeidsplaatsen.
Directeur P. Buijs van KPN Datacenter roemt het gunstige arbeidsklimaat in Groningen. Het soort personeel dat zijn bedrijf nodig heeft, veel middle-management en mensen voor uitvoerend werk, is er nog goed voorhanden. En dat ligt elders in Nederland een stuk moeilijker, meent Buijs.
KPN moet wat betreft de provincies Groningen, Friesland en Drenthe als voorbeeld dienen voor andere bedrijven die mee willen in de vaart der volkeren. De drie provincies, verenigd in het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), hebben de handen ineen geslagen om bedrijven te helpen hun innovatieve plannen uit te voeren. Innovatie en kennisuitwisseling tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven staan hoog op de agenda van het SNN. In het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma ‘Kompas voor het Noorden’ is tot 2006 ruim 250 miljoen gulden uitgetrokken om vernieuwing in het bedrijfsleven te stimuleren. Individuele bedrijven, clusters van ondernemingen en bedrijfsadviseurs kunnen zelf een beroep doen op financiering uit het Kompas. Daarnaast zijn er taskforces, met daarin experts uit een bepaalde sector, bijvoorbeeld de IT-branche, actief in projectontwikkeling. Zij nemen contact op met bedrijven uit een specifieke sector om innovatieve plannen van ondernemers te helpen realiseren.
Kwaliteit
Beleid formuleren om (technologische) innovaties te stimuleren is natuurlijk prachtig. Actie ondernemen om innovatieve bedrijven naar de regio te krijgen is dat al evenzeer. En om daarbij gebruik te maken van je sterke punten – zoals bereikbaarheid, lagere grondprijzen, ruimte en een fraaie, rustige woon- en werkomgeving – kan alleen maar als ‘zeer verstandig’ worden gekwalificeerd. Alles dient tenslotte een lovenswaardig doel: economische groei, met als gevolg meer werkgelegenheid en meer welvaart. Zeker als die economische groei kan worden bereikt met het aantrekken van bedrijvigheid die niet of nauwelijks een belasting vormt voor de natuur en het milieu, wat bij IT-bedrijven meestal het geval is.
Het is echter zaak om daarnaast aandacht te schenken aan de zwakke punten. Dat is in het ‘Kompas voor het Noorden’ ook grondig gebeurd. Er is een uitgebreide sterkte/zwakte-analyse gemaakt, waaruit blijkt dat met name de kwaliteit van het arbeidspotentieel de nodige zorgen baart. De werkgelegenheid groeit snel, maar er worden steeds hogere eisen gesteld aan werknemers. In Noord-Nederland blijken veel werklozen beperkt gekwalificeerd voor (toekomstige) banen in de IT-sector.
Daarom worden in het Kompas maatregelen geformuleerd die zich nadrukkelijk richten op scholing van werknemers en werklozen. Zo stelt het SNN dat de dienstverlening aan bedrijven voor het werven, scholen, selecteren en begeleiden van nieuw personeel sterk moet worden verbeterd en dat er meer aandacht moet worden geschonken aan het bij- en omscholen van personeel. Het vergroten van de deelname van specifieke groepen aan de arbeidsmarkt, zoals vrouwen, veertigplussers en gedeeltelijk arbeidsongeschikten, kan volgens het SNN eveneens bijdragen aan het beter functioneren van die arbeidsmarkt.
Ook Overijssel en Gelderland kiezen bij hun jacht op meer ‘nieuw-economische’ bedrijvigheid voor een zoveel mogelijk integrale aanpak. Dat betekent in eerste instantie een koppeling van opleidingen en bedrijfsleven, om ervoor te zorgen dat de productiefactoren ‘Personeel’ en ‘Innovatie’ zo snel mogelijk op een zo hoog mogelijk peil worden gebracht. Het meest aansprekende voorbeeld is wellicht de Technische Universiteit Twente in Enschede. Die presenteert zich al jaren als de ‘ondernemende universiteit’. In dat kader heeft de universiteit Top’s in het leven geroepen, ofwel Tijdelijke ondernemersplaatsen. De regeling bestaat sinds 1984 en is bedoeld voor startende ondernemers die de kennis van de Technische Universiteit nodig hebben bij het opzetten van hun bedrijf. De Top’er wordt ondergebracht bij een bepaalde leerstoel. De leerstoel neemt daarmee gedurende één jaar iemand in huis die wordt begeleid en ondersteund met kennis, onderzoek en faciliteiten als huisvesting, het snelle universiteitscomputernetwerk en secretariaat. De hoogleraar maakt als het ware deel uit van het startende bedrijf, zonder dat het de starter iets kost. Daarnaast kan de starter een renteloze lening van dertig mille krijgen. Hij of zij hoeft dus zelf nauwelijks iets te investeren in dat eerste jaar en kan zich helemaal wijden aan het product en de markt.
Na het Top-jaar steken veel starters letterlijk de straat over, om zich te vestigen in het Twinning Center, dat is ondergebracht in het al langer bestaande Bedrijfstechnologisch Centrum (BTC) tegenover de universiteit. Het BTC is overigens ook een ‘doorstroomhuis’. De succesvolle IT-ondernemers vestigen zich na drie à vier jaar op het ‘business and science park’ in Enschede. Een aantal grote bedrijven is daar inmiddels ook neergestreken met hun R&D-afdelingen. Ericsson, Lucent en CMG zijn aangelokt door het gunstige ondernemersklimaat en het potentieel aan gekwalificeerde onderzoekers.
Twee invalshoeken
In Gelderland is men op initiatief van de provinciale overheid druk bezig met een integrale stimuleringsaanpak van de IT-sector in de provincie. Een intern provinciaal rapport onderscheidt daarbij twee invalshoeken: "In de eerste plaats hebben we het dan over stimulering van de ICT-bedrijvigheid, die sterk groeit en voor de ontwikkeling van werkgelegenheid steeds belangrijker wordt. De aanwezigheid van hoogwaardige ICT-bedrijvigheid vormt een steeds belangrijker vestigingsplaatsfactor (in die zin dat het een belangrijk motief voor bedrijven kan zijn om zich in de nabijheid van concentraties ICT-bedrijvigheid te vestigen) en draagt daardoor bij aan de concurrentiepositie van de betreffende regio. In de tweede plaats kan het thema bezien worden vanuit het gebruik van ICT door organisaties. De toepassing van ICT in de productie, handel en dienstverlening wordt steeds belangrijker voor het (economisch) presteren van bedrijven en instellingen."
Met die twee invalshoeken worden overigens ook meteen de twee uiteinden van het economische spectrum gedekt: de bedrijvigheid is tenslotte weinig anders dan de aanbodzijde van de IT-markt en het IT-gebruik in ‘gewone’ bedrijven is in feite de vraagzijde. De provincie heeft goed begrepen wat er nodig is om het aantal Gelderse IT-bedrijven te laten groeien: een markt!
Medio 1998 waren er in Gelderland bijna tweeduizend IT-bedrijven gevestigd, die werk leverden aan zo’n veertienduizend personen. De Gelderse IT-sector blijkt vooral geconcentreerd in de regio Arnhem-Nijmegen en op de Veluwe. Laatstgenoemde regio scoort volgens de provincie zo hoog vanwege de aanwezigheid van Baan Company. De sector kende in de voorbije jaren een sterke groei van het aantal bedrijfsvestigingen en mede daardoor ook een sterke groei van de werkgelegenheid. Volgens de provincie betreft het vooral kleine startende bedrijven, die na verloop van tijd – als ze de eerste fase van ontwikkeling overleven – uit kunnen groeien naar een redelijke of grote omvang, met de daaraan gekoppelde groei in werkgelegenheid.
Een vergelijking met de landelijke cijfers leert dat Gelderland dertien procent van de Nederlandse IT-bedrijven herbergt. Het aandeel van Gelderland in de landelijke IT-werkgelegenheid ligt echter op tien procent, wat een bewijs is van de kleinschaligheid van veel Gelderse IT-ondernemingen. Uitgesplitst naar sub-regio kan alleen het gebied Arnhem-Nijmegen gelijke tred houden met de gemiddelden in ons land. De IT-concentratie in de andere Gelderse regio’s is veel lager dan het landelijk gemiddelde. De provincie concludeert hieruit dat ze de komende jaren nog de nodige energie moet steken in stimuleringsmaatregelen om bij de voorlopers op IT-gebied te kunnen behoren.
Aanzuigende werking
Behoren bij de voorlopers op IT-gebied betekent niets minder dan ‘de competitie aangaan met de Randstad’. Zowel op het terrein van de IT-bedrijvigheid als op de arbeidsmarkt. Want het investeren van geld en energie in de scholing van werknemers en werkzoekenden is weliswaar van levensbelang voor een gezonde IT-sector, tegelijk lopen de provincies het risico dat de geschoolde werknemers alsnog kiezen voor een IT-baan in het westen van het land.
Wetenschappelijk onderzoek in de noordelijke provincies heeft deze problematiek pijnlijk blootgelegd. Volgens economen van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt de Randstad fors aan de noordelijke beroepsbevolking te trekken. Dat is weliswaar geen nieuw probleem, maar het wordt de laatste jaren wel erg groot, met name op de arbeidsmarkt van (hoog-)geschoolden. De aanzienlijk toenemende personeelstekorten in de Randstad blijken ondanks de sterk verbeterde noordelijke arbeidsmarkt een aanzuigende werking te hebben. Het binnenlandse migratiesaldo voor de bevolking van 15 tot 64 jaar was in Drenthe altijd licht positief, maar sloeg in 1998 plotseling om in een negatief saldo van bijna -1000 personen. Friesland en Groningen hebben al lange tijd een vertrekoverschot, dat zich sinds 1987 geleidelijk aan verbetert. Het Friese saldo vertoont evenals Drenthe in 1998 echter een plotselinge verslechtering tot -1900 personen. Vanuit Groningen begonnen al eerder meer mensen te vertrekken, maar deze trend lijkt te zijn gestopt, mede onder invloed van omvangrijke woningbouwprogramma’s, met name in de stad Groningen. Een goed concurrerend woningaanbod lijkt dus belangrijk te zijn om in de huidige hoogconjunctuur de regionale beroepsbevolking vast te houden, zo concluderen de Groningse economen.
Ombuigen
Dat biedt hoop voor de toekomst van de noordelijke IT-arbeidsmarkt. Met enige inventiviteit kan zo immers één van de zwakke punten van de noordelijke arbeidsmarkt – het wegtrekken van (hoog-)geschoolden – worden omgebogen tot een stérk punt, of minstens tot een aantrekkelijke kans. Blijkbaar is het aanbod van geschoolde arbeidskrachten namelijk in potentie wel aanwezig, maar zorgt de geringe vraag in de praktijk voor leegloop. Ook de arbeidsmarkt werkt tenslotte volgens het principe van vraag en aanbod.
De ervaringen van automatiseerder KSI lijken er op te wijzen dat met de komst van hoogschalige bedrijvigheid, de geschoolde arbeidskrachten inderdaad vanzelf volgen. Tonko Wedda: "Het werven van medewerkers heeft in ons bedrijf dankzij het openen van meer regionale vestigingen een nieuwe impuls gekregen. In het westen en midden van het land zijn veel Friezen en Groningers geïnteresseerd in een baan in de provincies van herkomst. Zij willen, indien ze een baan kunnen krijgen, toch erg graag terugkeren."
Het uitbuiten van deze remigratiegedachte die kennelijk leeft onder een deel van de beroepsbevolking, zou ook voor andere IT-werkgevers die in de positie zijn om zich (mede) buiten de Randstad te vestigen, een oplossing kunnen betekenen voor het probleem van de personeelswerving. Overigens benadrukt Wedda wel dat niet álle KSI-medewerkers bij hun werk ‘om de hoek’ wonen: "Sommige specialisten worden door het hele land ingezet omdat de vraag naar hun diensten of vaardigheden toch vrij specifiek is, of sterk gebonden aan een bepaalde regio. Denk daarbij bijvoorbeeld aan Amsterdam als financieel centrum."
Vissen
De ervaringen van KSI, de plannen van KPN, het succes van het Twinning Center in Enschede, de ontwikkeling van provinciale strategieën: het zijn allemaal tekenen van de veranderende economie. We staan duidelijk op de drempel van een economie waarin niet langer grondstoffen, natuurlijke hulpbronnen, machines of financiële middelen centraal staan, maar waarin de mens de spil is waar alles om draait. We hebben te maken met een schaarste aan menselijk kapitaal en die schaarste is niet alleen te verklaren door de huidige hoogconjunctuur. In een economie waarin het gaat om de productie van informatie is de mens nu eenmaal onmisbaar.
Dat betekent dat geschoolde arbeidskrachten vanwege de schaarste hun eisen kunnen stellen. Waar tot voor enkele jaren geleden veel personeelsadvertenties regeltjes bevatten als ‘de nieuwe medewerker moet bereid zijn te verhuizen naar een straal van vijftig kilometer rond ons bedrijf’, zijn er nu bedrijven die hun werknemers juist opzoeken. KSI is vast niet de enige werkgever die dat doet.
Voor het niet-Randstedelijk deel van Nederland opent dit perspectieven. De provincies krijgen er argumenten bij om bedrijven ‘naar buiten’ te lokken. Ze hebben veel in de aanbieding: ruimte, bereikbaarheid, betaalbare grond- en huizenprijzen én – mits ze het goed aanpakken – geschoold personeel. In de toekomst zouden IT-bedrijven die hoogwaardige arbeidskrachten aan de haak willen slaan, met evenveel – of misschien wel méér – succes moeten kunnen vissen in de Friese Meren, de IJssel of de Waddenzee als in het IJ of de Vinkeveense Plassen.
Brussel betaalt mee
Veel initiatieven die in de regio Noord-Oost worden genomen om de IT-bedrijvigheid en – arbeidsmarkt op een hoger niveau te krijgen, kunnen rekenen op forse financiële injecties van de Europese Unie. Om de economische en sociale samenhang binnen de vijftien lidstaten te versterken, besteedt de EU namelijk speciale aandacht aan minder welvarende regio’s in Europa. Hiervoor is een zogeheten structuurbeleid ontwikkeld met verschillende doelstellingen, waaronder:
Een groot deel van de regio Noord-Oost is door de EU gekwalificeerd als ‘Doelstelling-2-gebied’, ofwel ‘zones met afnemende industriële activiteit waar een economische omschakeling noodzakelijk is’. Die status geldt voor grote lappen van Groningen, Friesland en Drenthe, de regio Twente en de zone Arnhem-Nijmegen. Dat betekent dat die gebieden kunnen putten uit twee belangrijke Europese stimuleringsfondsen: het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Efro), opgericht in 1975 om bij te dragen aan de vermindering van de regionale ongelijkheden in de Unie, en het Europees Sociaal Fonds (ESF), ter bevordering van de werkgelegenheid.
Bij de vormgeving van het regionaal beleid wordt gebruik gemaakt van het bestuurlijk en economisch potentieel in de regio. Landelijke, provinciale en lokale overheden stellen daarom zelf plannen op en geven de prioriteiten aan. De inhoud van de programma’s en de besteding van de gelden wordt bepaald in overleg tussen de verschillende partijen, zoals de lokale en regionale overheden, het bedrijfsleven, de arbeidsvoorzieningsorganisatie, de ministeries en de Europese Commissie zelf, die de plannen uiteindelijk moet goedkeuren. Over projecten wordt over het algemeen op regionaal niveau beslist. Meestal financiert de EU tot maximaal vijftig procent van de kosten van de projecten.
Efro
Bij het Efro ligt de nadruk ligt op verbetering van de economische structuur en de werkgelegenheid. Het Efro verleent bijstand voor productieve investeringen, infrastructuur en ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf in gebieden die een economische achterstand hebben. In Doelstelling-2-gebieden draagt het Efro onder meer bij aan de volgende soorten projecten:
ESF
Bij het ESF ligt de nadruk op scholing van werkenden en werkzoekenden. Waar mogelijk wordt een koppeling gemaakt tussen scholing van werkenden en instroom van werkzoekenden. Speciale aandacht is er voor vergroting van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Het ESF draagt bij aan scholings- en adviseringsprojecten, arbeidsmarktondersteunende activiteiten en lokale werkgelegenheidsinitiatieven.
Individuele bedrijven komen alleen in aanmerking voor ESF als er sprake is van een direct werkgelegenheidseffect (vestiging nieuw bedrijf, uitbreiding werkgelegenheid of directe werkloosheidsdreiging) of als er sprake is van een innovatief project waarbij scholing noodzakelijk is voor de invoering van de innovatie.
IT goede voedingsbodem voor regionale samenwerking
Samenwerking tussen bedrijven in de regio wordt positief beïnvloed door het toenemend belang van IT en van kennis en kennisoverdracht. Dit geldt vooral voor die bedrijven en samenwerkingsverbanden waar factoren als kennisintensieve arbeid, kennisuitwisseling en innovatie een belangrijke rol spelen. Dit blijkt uit onderzoek van EIM onder tien ondernemingen die deel uitmaken van een regionaal cluster.
Op basis van literatuuronderzoek heeft EIM negen factoren geïdentificeerd, die het bestaan en ontstaan van clusters verklaren. Het gaat om factoren als arbeid, regionale onderlinge afhankelijkheid, regionale externaliteiten (voordelen die regiospecifiek zijn, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van een universiteit), mate van specialisatie, kennisuitwisseling, innovatie en schaalvoordelen. Daarna is bij tien ondernemingen die deel uitmaken van een regionaal cluster, bekeken in hoeverre de negen factoren voor hen ook daadwerkelijk een motief vormen voor hun belangrijkste samenwerkingsverband. De factoren arbeid, regionale onderlinge afhankelijkheid, regionale externaliteiten, mate van innovatie en mate van specialisatie werden door de respondenten het meest genoemd als reden van hun samenwerking.
De ondernemingen is ook de vraag voorgelegd in hoeverre de negen factoren worden beïnvloed door ontwikkelingen in IT en kenniseconomie. Daaruit kwam naar voren dat deze factoren overwegend positief beïnvloed worden door beide ontwikkelingen. Vooral de factoren arbeid (en dan met name kennisintensieve arbeid), kennisuitwisseling en innovatie worden door ontwikkelingen in IT en kenniseconomie steeds belangrijker. Op basis van deze uitkomsten concludeert EIM dat de ontwikkelingen in IT en kenniseconomie bedrijven tot meer samenwerking stimuleren. Dit geldt met name voor die bedrijven en clusters waar kennisintensieve arbeid, kennisuitwisseling en innovatie een belangrijke rol spelen. Beide ontwikkelingen en de genoemde factoren zouden elkaar bovendien wederzijds kunnen versterken.
Krapte op de arbeidsmarkt
Zowel IT-brancheorganisatie Fenit als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben op dit moment nog geen actuele arbeidsmarktcijfers beschikbaar die zijn uitgesplitst naar provincie of regio. Het laat zich echter raden dat de meeste IT-vacatures te vinden zijn in de Randstad, aangezien daar ook de meeste IT-werkgevers zijn gevestigd.
Als we echter de percentages die volgen uit de regionale cijfers van zo’n anderhalf jaar geleden, loslaten op de meest actuele landelijke IT-arbeidsmarktcijfers, dan is er een redelijke schatting te maken van de huidige regionale cijfers. Het aantal mensen dat werkzaam is in de IT-sector kan geraamd worden op ruim 195.000 in 1999, een groei van ruim tienduizend personen ten opzichte van het jaar ervoor. Het aantal zal dit jaar doorgroeien tot 203.000. Voor de regio Noord-Oost zou dat betekenen dat in 1999 zo’n 27 duizend mensen in de IT-sector werkten en dat dat dit jaar kan doorgroeien tot ruim 28 duizend. Het zwaartepunt ligt daarbij in de provincie Gelderland, met ruim 17 duizend werkzame IT’ers. Friesland en Drenthe blijven het verst achter, met respectievelijk twaalfhonderd en veertienhonderd IT’ers.
De schaarste op de arbeidsmarkt houdt volgens het CBS onverminderd aan, maar in de IT-branche is het probleem nog groter dan elders. Per duizend banen in de IT-sector zijn er 81 vacatures. Daarmee scoort deze sector veruit het hoogst, op grote afstand gevolgd door de bouwnijverheid en de horeca, met beiden 37 vacatures per duizend banen.
Links
Provincie Groningen:
http://www.prvgron.nl (Provinciale overheid)
http://www.rug.nl (Universiteit Groningen)
Provincie Friesland:
http://www.friesland.nl (Provinciale overheid)
http://www.dpf.nl (Digitale Provincie Friesland)
Provincie Drenthe:
http://www.drenthe.nl (Provinciale overheid)
Provincie Overijssel:
http://www.prv-overijssel.nl (Provinciale overheid)
http://www.btc-twente.nl (Bedrijfstechnologisch Centrum)
http://www.utwente.nl (Universiteit Twente)
Provincie Gelderland:
http://www.gelderland.nl (Provinciale overheid)
http://www.kun.nl (Universiteit Nijmegen)
http://www.wur.nl (Universiteit Wageningen)
Algemeen:
http://www.eu.nl (Europese Unie)
http://www.fenit.nl (Brancheorganisatie Fenit)
http://www.arbeidsvoorziening.nl (Arbeidsvoorziening)
http://www.twinning.nl (Twinning Centers)
http://www.snnonline.nl (Samenwerkingsverband Noord-Nederland)
http://www.ksi.nl (KSI International)
De Regio
Het lijkt vreemd. In een tijd dat iedereen de mond vol heeft over ‘De Nieuwe Economie’ en elektronisch zakendoen, bekijkt Computable hoe het is gesteld met de initiatieven op IT-gebied in de regio. Toch blijft ook in deze tijden van internationalisering de regio een cruciale rol spelen. Je kunt je goederen of diensten immers wel via de elektronische snelweg aan de andere kant van de wereld verkopen, maar voor je werknemers geldt dat ze in de buurt moeten blijven. De vestigingsplaats van een bedrijf blijft daarom belangrijk. Om moderne bedrijven te lokken, moeten lokale en provinciale overheden voor veel zaken zorgen: bijvoorbeeld voor voldoende gekwalificeerd personeel, een goede logistieke en communicatie-infrastructuur en een prettige woon- en werkomgeving.
De regio Noord-Oost doet haar uiterste best ICT-specialisten naar ‘buiten’ te lokken, weg van de drukke Randstad met haar torenhoge huizen- en grondprijzen, files, lawaai en andere overlast. Een dergelijke tactiek is niet bij voorbaat tot mislukken gedoemd. De regio beschikt immers over een paar sterke troeven: de aanwezigheid van grote telecommunicatie- en kabelbedrijven als KPN (Groningen), Essent en NUON, een kennis- en technologie-instituut als de TU Twente, twee ‘gewone’ universiteiten (Groningen en Nijmegen) en een Landbouwuniversiteit (Wageningen), maar vooral: veel ruimte en rust.