Het Europees parlement en de Europese Commissie werken in Brussel aan nieuwe telecomwetgeving. Dit zal grote invloed hebben op de nationale wetgeving. Maar soms onttrekken regeringen zich aan Europese samenwerking. Computable sprak met europarlementariër en columnist Wim van Velzen over droom en werkelijkheid in de telecom."Wetgeving moet er zijn voor de korte termijn."
De hoge ‘roaming’-prijzen, de hoge prijzen voor gesprekken tussen vast en mobiel, de ondoorzichtigheid van de rekeningen en het ontbreken van werkelijke nummerportabiliteit. In de nieuwe wetgeving moet dit allemaal veranderen." Wim van Velzen is ICT-specialist, lid van het Europees parlement voor het CDA en voorzitter van de Europese Volks Partij. Hij is nauw betrokken bij het tot stand komen van de nieuwe Europese telecomwetgeving.
De bestaande Europese wetgeving op het gebied van de telecom had tot doel het openbreken van de oude monopolieposities van staatsbedrijven op het vaste net, en het forceren van marktwerking in de telecommunicatie. De liberalisering van de telecommarkt is door die regels ondertussen in alle Europese landen op gang gekomen. Hierdoor zijn de oorspronkelijke wetten en richtlijnen voor een deel achterhaald. Ook op de technische ontwikkelingen zijn de oude regels niet meer toegesneden. Van Velzen: "Een voorbeeld hiervan is de convergentierichtlijn. Je kunt met recht en rede de vraag stellen of dat instrumentarium nu nog toepasbaar is. Het antwoord daarop is nee."
"Met de nieuwe telecomwetgeving willen we een conditie creëren om Europa te laten concurreren op mondiaal niveau. Dit betekent dat we in versneld tempo af moeten van de nationale telecomsectoren. Nu zijn er nog vijftien aparte sectoren, en de instrumenten die we hebben zijn opgenomen in de nationale wetgeving. Daarom zijn er nu vijftien verschillende toezichthouders. Die toezichthouders moeten in de toekomst meer gaan samenwerken." Voor de meest ideale oplossing, het samenvoegen van die toezichthouders tot één toezichthouder in Europa, bestaat echter bij de lidstaten geen steun.
Starre opstelling
Maar op de Europese telecommarkt is duidelijk nog geen sprake van eenheid. Per lidstaat liggen de zaken anders, en ook per markt bestaan grote verschillen. "Over het algemeen is de mobiele sector het meest geliberaliseerd. Nederland doet het op mobiel gebied met vijf operators goed.
"De grootste verschillen zijn te zien bij het vaste net. Daar zullen we het komende jaar de competitie op de infrastructuur fors zien toenemen, bijvoorbeeld op koper met ADSL en op de kabel. Er gaat een baaierd aan mogelijkheden ontstaan."
Van Velzen erkent echter dat die vele mogelijkheden niet in de hand worden gewerkt door de vaak starre opstelling van voormalige monopolisten, en de toenemende concentratie van grote telecomaanbieders. "De markt is duidelijk imperfect. Het hangt uiteindelijk van de marktpartijen af, of we binnen vijf jaar naar volledige mededinging gaan. Maar we willen in ieder geval niet naar een situatie met drie grote spelers in Europa."
Nergens zijn de beperkingen van de Europese macht zo zichtbaar als bij de veilingwoede van Umts-frequenties, die nu door Europa raast. Ondanks de zeggenschap die Brussel heeft over allerlei aspecten van telecom, ontrekken de Umts-frequenties zich aan haar toezicht. De regeringen claimen namelijk dat de frequenties een schaars goed zijn, en daarom nationaal geveild mogen worden.
Na de recordopbrengst van 85 miljard gulden die de veiling in Groot Brittannië heeft opgeleverd, rekenen ook de regeringen van andere landen waar een veiling plaatsvindt, zich rijk. Zo verwacht minister Zalm van financiën dat de veiling een meevaller van twintig miljard gulden oplevert voor de schatkist. Na Groot Brittannië gaan Nederland, Duitsland, Oostenrijk en België hun frequenties nog veilen.
"Paars heeft eurotekens in de ogen. Ik zie met droefenis hoe de veiling plaatsvindt, en hoe paars verlekkerd kijkt naar de verwachte twintig miljard gulden aan opbrengsten. "Op de Europese top in Lissabon hebben de politieke leiders nog afgesproken dat Europa zijn leidende positie moet versterken. Politici als Wim Kok spraken prachtige woorden in Lissabon, maar zodra er geld verdiend kan worden zijn we weer nationaal bezig. Zo gaapt er een kloof tussen wat politieke leiders roepen en wat ze doen. De koek wordt uiteindelijk nationaal verdeeld. Wanneer de frequenties onder de Europese wetgeving zouden gaan vallen, zijn de regeringen hun melkkoe kwijt."
Door de hoge kosten van de Umts-frequenties is er bij veiling geen ruimte voor kleinere partijen. Maar er is nog een bezwaar omdat niet alle landen hun frequenties veilen. "Ik maak me zorgen over het ontbreken van een level playing field. Partijen die in eigen land een goedkope Umts-frequentie krijgen zijn in het voordeel." De Franse regering gaat bijvoorbeeld niet over tot veiling. France Telecom zal daarom in eigen land relatief goedkoop een frequentie kunnen bemachtigen, en daarmee geld overhouden om in andere landen mee te bieden.
De Europese Commissie heeft een aanbeveling gedaan om, wanneer nationale overheden kiezen voor een veiling, de inkomsten in ieder geval terug te sluizen naar de telecomsector. Maar die aanbeveling heeft geen enkele rechtsgeldigheid. De verantwoordelijke regeringen, en met name de ministers van financiën, zijn in dit geval niet verplicht zich iets aan te trekken van de Europese Commissie. De aanbeveling wordt dan ook massaal genegeerd.
"Het is op deze manier een verkapte belastingheffing. Eerlijk gezegd is dat een verkeerde benadering. Ik heb al vanaf de DCS 1800-veiling geroepen heb dat het de verkeerde weg is. Het brengt grote risico’s met zich mee. Maar ik heb het hoofd in de schoot gelegd."
Niche-spelers
Door internationale fusies van aanbieders zullen steeds meer aspecten van het telecombeleid uiteindelijk in Brussel terechtkomen. "Voor zover de overheid kan en mag interveniëren. We kunnen het nog niet aan de bedrijven zelf overlaten. We beschikken daarom over het instrumentarium van de wetgeving, en het instrumentarium van de toezichthouders. Daarnaast bestaat in het uiterste geval de mogelijkheid om lidstaten en bedrijven voor het Europees hof te dagen."
Zover hoeft het meestal niet te komen. Oorzaak daarvan is het modewoord dat door Brussel waart: benchmarking. Bedrijven blijken uitermate gevoelig voor de vergelijkende onderzoeken. "Partijen die er slecht uitkomen hebben iets uit te leggen. De commissie maakt een analyse, waar de lidstaten in het voortraject al heftig op reageren. Bedrijven die worden nagewezen, sturen over het algemeen een volledige public affairs-afdeling naar Brussel om te lobbyen. Wat overigens niet wil zeggen dat die lobby ook effect heeft."
"Het is belangrijk dat er op de markt ruimte is voor nichespelers. Wij kunnen dat stimuleren door ervoor te zorgen dat de wetgeving zodanig is, dat ze niet uit de markt worden gedrukt. Toegang is daarin het belangrijkste vraagstuk. De richtlijn die er op dat gebied gaat komen is absoluut cruciaal. We hebben dat al eens gedaan met de interconnectierichtlijn. Daarover zijn enorme debatten gevoerd tussen de Opta en KPN. De Nederlandse casus bewijst het succes van die richtlijn, de Opta heeft uitdrukkelijk een instrument in handen."
Van Velzen voert nog strijd met de Europese Commissie over de termijn waarop de nieuwe wetgeving geldig moet zijn. De Europese Commissie wil de regels invoeren tot 2009, Van Velzen pleit voor een kortere levensduur, met een evaluatie in 2004 of 2005. "Hoe sneller we naar marktwerking toegaan, hoe beter. De commissie is het daar mee eens, maar de leden van de commissie geloven niet dat het zo snel gaat. Die standpunten komen niet samen. De lijn die de commissie nu volgt is geen stimulus om op te schieten naar marktwerking."
De wetgeving loopt uiteindelijk altijd achter de feiten aan. Zo zijn de nieuwe regels niet echt voorbereid op de integratie van IT en Telecom. Vooral mobiel en Internet gaan door Umts in elkaar overlopen. "Dat is nog nauwelijks uitgekristalliseerd. Niemand kan nog voorspellen wat de goede combinatie is. Dan kun je niet van de wetgeving verwachten dat de toekomstige ontwikkelingen al verwerkt zijn. Dit ondersteunt wel mijn stelling dat wetgeving voor de korte termijn moet zijn, en niet tot 2009, zoals de commissie wil."
Marco van der Hoeven, redacteur