Van TOK en BTS tot WBSO en Sp.OED. Nederland kent een aantal subsidiepotten en regelingen voor de ICT-industrie. Maar waar moet de ondernemer zich melden? En wat kan hij ervan verwachten? Alle regelingen op een rijtje.
Ooit gehoord van TOK? Of van Kredo? BTS? Nee? In dat geval is het raadzaam verder te lezen. Want dit verhaal heeft weliswaar zijn saaie kanten, het kan toch nooit kwaad kennis te nemen van de verschillende subsidiepotten en regelingen die er in Nederland voor de ICT-branche in het leven zijn geroepen. Dat zou nog wel eens geld kunnen opleveren. En wie heeft er nu geen behoefte aan geld? Geld biedt kansen.
Niet dat het een wirwar aan regels is, of dat er veel geklaagd wordt. Zegt bijvoorbeeld Paul de Graaf, secretaris Informaticabeleid bij werkgeversvereniging VNO/NCW. "Over het algemeen zijn we er wel over te spreken hoe het geregeld is." Dat was een paar jaar geleden wel anders. Toen werd er wél veel geklaagd – onder andere over de WBSO, de afdrachtvermindering Speur en Ontwikkelingswerk. De WBSO is een algemene fiscale regeling, die echter door zijn formulering voor een aantal softwarebedrijven onbereikbaar bleek. "In overleg met het ministerie van Economische Zaken en branchevereniging Fenit hebben we de definities daarna nog eens kritisch doorgelopen. De zaak is gestroomlijnd, en sindsdien is het verbeterd. Natuurlijk, er wordt wel geklaagd, maar dat is altijd zo bij dergelijke procedures. W�j vinden dat het goed loopt."
Dát de verschillende ICT-regelingen kansen bieden voor de branche, mag ook blijken uit de omvangrijke ICT-campagne die het ministerie van EZ rond deze tijd heeft gelanceerd (of nog zal lanceren – er was al eerder sprake van uitstel). De campagne werd in de Computable van 24 september 1999 door minister Jorritsma al aangekondigd. We moeten het Nederlandse midden- en kleinbedrijf bewust maken van alle mogelijkheden die ICT biedt, zo sprak de minister. Niet iedereen is overigens over de actie te spreken. We hebben geen behoefte aan een grootse televisiecampagne, maar aan geld, zei woordvoerder Ton Ravesloot van belangenvereniging MKB-Nederland bijvoorbeeld. De overheid zou vooral ook kleine, jonge bedrijven moeten ondersteunen bij relatief kleine ICT-investeringen, vond Ravesloot.
TOK
Zover is het nog niet. Vooralsnog zijn er de volgende regelingen, potten en potjes. Een opsomming moet bijna wel beginnen met de moeder aller regelingen, het Besluit Technische Ontwikkelingskredieten (TOK), die stamt van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Het is een subsidiepot waarin dit jaar 70 miljoen gulden is gestort; 18 procent daarvan is voor de ICT-branche bestemd. Met het TOK kunnen innovatieve ontwikkelingsactiviteiten van bedrijven gedeeltelijk gefinancierd worden. Het gaat daarbij om kredieten, die niet worden gedekt door banken of durfkapitaalverschaffers. Op het TOK is altijd kritiek geweest. Moest de overheid nu wel dergelijk risicodragend kapitaal uitkeren? De overheid vindt van wel, en ook binnen de branche wordt het TOK als zinvol en succesvol beschouwd.
Ontwikkelingsprojecten sluiten volgens EZ aan op de fase van industrieel onderzoek. Voorwaarde voor een krediet is dat het project na de ontwikkelingsfase technisch en commercieel te exploiteren moet zijn. Bij TOK moet de ondernemer zelf al 60 procent van het project gefinancierd hebben. Maar dan is EZ ook niet zuinig: ‘steunverlening vindt plaats tot een maximum van 25 miljoen gulden per jaar per onderneming’, zo heet het in de regeling. Het krediet is overigens wel rentedragend. Dit jaar is de rente vastgesteld op 5,7 procent. Het bedrag moet binnen tien jaar na voltooiing van het project worden terugbetaald, tenzij het project technisch of commercieel mislukt is. Een aanvraag moet bij Senter in Den Haag worden ingediend.
Kredo
De Kredo, het Besluit Kredieten Elektronische Diensten Ontwikkeling, is vijf jaar oud. Kredo wil de ontwikkeling van nieuwe elektronische diensten stimuleren. Het krediet is risicodragend: mocht het project mislukken, dan hoeft het geld niet te worden terugbetaald. Wanneer het project wel slaagt, is terugbetaling afhankelijk van de omzet die met de betaalde dienst wordt behaald. Voor dit jaar geldt een rente van 5,61 procent – opvallend genoeg lager dan bij TOK. Er is bijvoorbeeld een krediet mogelijk voor zaken als ‘netwerkgebaseerde multimediadiensten’.
Er wordt alleen steun verleend wanneer de kosten van het totale project meer dan 200.000 gulden bedragen. EZ financiert hooguit 40 procent, tot maximaal 4 miljoen gulden per project. Wanneer andere partijen ook een bijdrage leveren, zal de bijdrage vanuit het Kredo omlaag gaan. Het maximale steunbedrag mag in totaal niet meer zijn dan 40 veertig procent per jaar. Uitgangspunt van de regeling is dat het moet gaan om een ontwikkelingsproject, waarbij ‘de resultaten van eigen of andermans onderzoek op een creatieve manier worden gebruikt voor de ontwikkeling van voor Nederland nieuwe elektronische diensten of onderdelen daarvan’. EZ heeft dit jaar voor Kredo 8 miljoen gulden gereserveerd. De aanvraag voor subsidie moet worden ingediend bij Senter in Den Haag.
Het waren overigens vijf moeizame jaren voor Kredo, zeggen de betrokkenen. Zo moeizaam, dat de boel vorig jaar werd geëvalueerd. Er was verschillende malen geld beschikbaar gesteld voor ‘merkwaardige projecten’, zoals De Graaf van VNO/NCW het noemt. Het is voor alle partijen duidelijk dat het anders moet. "In het begin was er een duidelijke aanleiding voor een dergelijk krediet. Elektronische diensten waren nieuw, ICT-ondernemers waren er onbekend mee. Maar nu is er meer begrip en meer kennis van de markt. Er is geen enkele reden voor de ontwikkeling van deze diensten nog een apart krediet in het leven te houden." De Graaf gaat er van uit dat Kredo wordt ondergebracht bij TOK. "Ik hoop dat dat lukt. Zowel bij TOK als bij Kredo gaat het om het afdekken van marktrisico’s. Er zijn geen fundamentele verschillen: je kunt het zo ineen schuiven."
BTS
De derde subsidiepot is het Besluit Subsidies Bedrijfsgerichte Technologische Samenwerkingsprojecten, kortweg BTS. Hiermee wil EZ – het laat zich raden – een stimulans geven aan technologische samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Het moet gaan om projecten met ‘een grote mate van technische innovativiteit en met goede economische perspectieven’. De samenwerking kan plaatsvinden op het terrein van het fundamenteel onderzoek, waarbij de algemene wetenschappelijke en technisch kennis wordt vergroot zonder industriële en commerciële doelstellingen. Er kan ook worden samengewerkt bij industrieel onderzoek. De beoogde partners doen dan gezamenlijk kennis op, met het specifieke doel nieuwe producten of diensten te ontwikkelen.
EZ wil met het potje bewerkstelligen dat in Nederland gevestigde bedrijven meer gaan investeren in Research & Development, en dat het rendement van die investeringen wordt vergroot. Daarom moet het project ook in Nederland worden uitgevoerd. Een andere voorwaarde is dat de projectkosten voor ten minste de helft betrekking hebben op fundamenteel of industrieel onderzoek. Het project moet binnen vier jaar worden uitgevoerd en ‘voldoende positieve gevolgen hebben voor de Nederlandse economie’. Om die woorden kracht bij te zetten meldt de regeling dat ‘de Minister bijzondere eisen kan stellen aan het project of de betrokkenen’, zoals het nogal dreigend heet. Wat voor bijzondere eisen dat dan zijn, blijft evenwel onduidelijk. De BTS financiert tot 37,5 procent van de projectkosten, met een maximum van 5 miljoen gulden per project. Voor dit jaar is er een bedrag van 30 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Aanvraag bij Senter.
WBSO
De WBSO is geen subsidiepot, maar – zoals al gezegd – een fiscale regeling. Om het speur- en ontwikkelingswerk (S&O, beter bekend onder de term Research & Development) in Nederland te stimuleren, geeft EZ een tegemoetkoming in de loonkosten van S&O. De reden daarvoor is helder, meent het ministerie: S&O levert technologische vernieuwing en dat zorgt voor een verbetering van de concurrentiepositie van Nederland. De regeling is tweeledig: er is een vermindering in de afdracht loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen. Deze afdracht geldt voor iedere werknemer in loondienst die actief is met speur- en ontwikkelingswerk, waarover Senter een goedkeurende verklaring heeft afgegeven. En er is een verhoging van de zelfstandigenaftrek. Deze voorziening is bestemd voor zelfstandige ondernemers die zelf S&O verrichten. EZ is heel specifiek over wat er bij S&O hoort: technisch-wetenschappelijk onderzoek, ontwikkelingsactiviteiten en daaraan voorafgaande haalbaarheidsonderzoeken. Een aantal werkzaamheden, zoals marktonderzoek en de ontwikkeling van diensten, vallen niet onder de WBSO.
De S&O-werkzaamheden dient de aanvrager zelf te organiseren en moeten bovendien binnen het eigen bedrijf worden uitgevoerd. Enkele jaren geleden was er veel kritiek van met name de softwarebranche, die geen aanspraak op de WBSO kon maken, omdat er niet was voorzien in S&O voor het schrijven van software. De regeling is daarop aangepast. Programmatuur valt er nu ook onder, maar dan alleen ‘programmatuur die voor de aanvrager technisch nieuw is’. Uitgesloten is de ontwikkeling van programmatuur die alleen functioneel nieuw is, het onderhoud van programmatuur en de aanpassing ervan voor gebruik op een ander hardware- of softwareplatform.
De afdrachtsvermindering bedraagt 40 procent van de eerste 150.000 gulden van de totale S&O-loonsom per kalenderjaar en 13 procent van de resterende S&O-loonsom. De bijdrage per onderneming bedraagt maximaal 15 miljoen gulden per jaar – daarvoor kan toch heel wat worden gespeurd. De verhoging van de zelfstandigenaftrek bedraagt niet meer dan 10.802 gulden per jaar en de onderzoeker moet in dat jaar aantoonbaar minimaal 625 uur besteed hebben aan S&O. Aanvragen bij Senter in Den Haag.
"Ik heb de indruk dat de WBSO, na veel klagen van onze kant", nu inderdaad verbeterd is", zegt Machiel de Rooij van Fenit. "Met name een jaar of wat geleden kon je heel wat klachten horen. Onduidelijkheden voor wie de regeling bestemd was, onduidelijk wat nu precies S&O was. Daarover hebben we lang en actief gediscussieerd met EZ. Ik hoor nu geen klachten meer van onze leden over de regeling. En dat terwijl er veel gebruik van wordt gemaakt. Het is een zinnig instrument."
Sp.OED
De prijsvraag voor de lelijkste afkorting van Nederland wordt met glans gewonnen door Sp.OED – ja, zo wordt dat echt geschreven. Het staat voor Stimuleringsprogramma Opkomst Elektronische Diensten, een programma dat wordt aangeboden door Syntens. Syntens is een innovatienetwerk voor ondernemers dat adviezen uitbrengt aan kleine en middelgrote ondernemingen bij vernieuwing in producten, productieprocessen, bedrijfsvoering en ICT. Sp.OED valt onder de laatste. Het programma ging in september 1998 van start en heeft een looptijd van drie jaar. Maar, zo zegt Peter Koudstaal van Syntens, "het is zo’n succes dat ik me niet kan voorstellen dat we er volgend jaar mee stoppen". EZ heeft 14 miljoen gulden beschikbaar gesteld voor het programma.
Sp.OED bestaat uit vier adviezen, gebaseerd op de gedachte dat het nooit kwaad kan wanneer een ondernemer die online aan de slag wil, voorzien wordt van een onafhankelijk advies. "Want dat is onze grote kracht", zegt Koudstaal: "We krijgen weliswaar geld van EZ, maar we zijn volledig onafhankelijk." Om te beginnen is er Sp.OED-advies Kort. Dat is een korte bedrijfsdoorlichting (Scan Elektronisch Zakendoen geheten) plus twee dagen kort advies van een adviseur van Syntens. Vervolgens is er Sp.OED-advies Normaal: de Scan, een advies over de aanpak van een project en drie dagen advies, waarvan één dag van een externe specialist. Daarna volgt Sp.OED-advies Plus: Scan, stappenplan, vijf dagen advies, waarvan drie van een externe specialist. En tenslotte is er Sp.OED-advies Gold. Hierbij pakt Syntens eens even goed uit: een Scan, een stappenplan, een haalbaarheidsonderzoek van de benodigde hardware of software voor een project, zeven dagen advies, waarvan vijf van een externe specialist.
Het loopt geweldig, zegt Koudstaal. "Het loopt zelfs zo goed, dat we te maken hebben met wachtlijsten. Er zijn heel veel bedrijven met vragen." Vooraf waren er 3.000 bedrijven geselecteerd die voor een advies in aanmerking zouden komen. Meer dan de helft, 1.800 bedrijven, is inmiddels geholpen. Sp.OED is niet voor alle bedrijfstakken. In eerste instantie is er gekozen voor de industrie en de zakelijke dienstverlening. De detailhandel is afgevallen. "Een kwestie van capaciteit", aldus Koudstaal. Om toch zo veel mogelijk ondernemers te bereiken, organiseert Syntens op regionaal niveau workshops, waar groepen ondernemers in een dag bijgepraat kunnen worden.
Hij weet wel waarom het advies zo goed loopt. Dat heeft enerzijds te maken met de hype rond Internet, e-handel en online zakendoen. Bedrijven willen graag weten of en hoe ze op die hype kunnen meesurfen. Daarnaast heeft het te maken met het feit dat het advies goedkoop is en dat de gekozen methodiek veel bedrijven aanspreekt. De eerste twee adviezen, Kort en Normaal, zijn helemaal gratis, voor Plus en Gold wordt een – geringe, zegt Koudstaal – bijdrage gevraagd. Plus kost de ondernemer duizend gulden, Gold tweeduizend. "Maar daarvoor krijg je wel een externe adviseur in huis, die je helemaal helpt je project goed op de rails te krijgen. Vooral over die specialist zijn ondernemers zeer te spreken."
Twinning
En dan, tenslotte, "het prachtige verhaal van Twinning", om met De Rooij van Fenit te spreken. Twinning, een initiatief van voormalig minister van Economische Zaken, Hans Wijers, probeert op verschillende manieren de ICT-ondernemer te helpen. Door hem onderdak te bieden in één van de drie centra (Amsterdam, Enschede, Eindhoven). Door hem in contact te brengen met ervaringsdeskundigen uit het eigen netwerk. En door hem – ook niet onbelangrijk – geld te geven in ruil voor een pakketje aandelen. Of, om het met de eigen website te zeggen (http://www.twinning.nl): ‘Twinning is a business accelerator that invests in high-potential innovative ICT start-ups and accelerates their growth by applying the so-called Twinning formula: leveraging Twinning’s expertise and resources to identify and fulfil each start-ups critical scucess factors’.
Twee fondsen kent dit ‘katalisator’-project: het Zaaifonds en het Groeifonds. Het eerste fonds is bedoeld voor de echte start-ups. Daarin wordt maximaal 400.000 gulden gestoken, tegen 20 tot 30 procent van de aandelen. In het fonds zit 23 miljoen gulden, 10 van Twinning, 13 van andere financiers – zoals durfkapitaalverschaffers. Het Groeifonds (bij het project zelf stralen ze graag een internationaal imago uit door te spreken over Seed– en Growth-fund) is bestemd voor de ICT-bedrijven die al wat verder op weg zijn. "Die tussen de negen maanden en anderhalf jaar oud zijn en aan de tweede ronde financiering toe zijn. Daarin steekt het project maximaal 2 miljoen gulden, tegen 8 tot 15 procent van de aandelen", zegt Jan Zuurbier van Twinning. "In het Groeifonds zit 90 miljoen gulden: 40 miljoen van ons, 25 miljoen van de ING Bank en 25 miljoen gulden van de Europese Investeringsbank."
Tot nu toe kreeg het startersproject ‘de enorme hoeveelheid’ van 550 businessplannen opgestuurd. Er is in totaal in 44 bedrijven geïnvesteerd, een ‘hitrate’ van één op elf. Van die 44 waren er 41 in het Zaaifonds. Daarvan zijn er intussen zeven doorgestroomd naar het Groeifonds. Vanuit de markt kwamen er drie rechtstreeks in het Groeifonds binnen. Als de gelden op zijn, volgen Zaaifonds II en Groeifonds II. Daarin, zegt Zuurbier, zit waarschijnlijk meer geld dan in de huidige fondsen. "In Seed II bijvoorbeeld zit straks veertig miljoen gulden. Dan gaan we ook meer geld steken in start-ups: tot maximaal een miljoen gulden." Zuurbier benadrukt nog maar even dat Twinning geen subsidiegever is. "Wie subsidie wil, moet maar naar de overheid. Wij zijn geen subsidiebedrijf."
André Ritsema, freelance medewerker