De ministers Jorritsma (Economische Zaken) en Hermans (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) hebben bij de Tweede Kamer een gezamenlijk actieplan ingediend om Nederland als ‘de Digitale Delta’ verder gestalte te geven. Voor het plan ‘Concurreren met ICT-competenties’ zet het kabinet extra middelen in. Branche-vereniging Fenit en werkgeversorganistaie VNO/NCW missen echter de financiële onderbouwing.
Volgens de ministers Jorritsma en Hermans gaat het met de ICT-kennis en -innovatie nog steeds niet goed. De investeringen hebben een smalle basis en concentreren zich bij een te beperkt aantal sectoren (financiële dienstverlening en de ICT-sector zelf). Bovendien zijn die bestedingen beperkt in diepgang en reikwijdte. Echte vernieuwingen zijn schaars. Het grootste deel van de IT-bestedingen gaat op aan onderhoud en beheer van systemen en applicaties.
Onderzoek
Ook het ICT-onderzoek loopt volgens de ministers nog niet soepel. "Volume en wendbaarheid van met name het informatica-onderzoek is evenwel achtergebleven bij de groei van het technologiegebied en het economisch belang." De samenwerking tussen de kennisinstellingen onderling en tussen de onderzoekswereld en het bedrijfsleven laat nog te wensen over. Ook is er te weinig experimenteel onderzoek en strategische programmering.
Kortom, de ministers vinden de situatie verontrustend en stellen een ‘nationale ICT-agenda’ voor die bestaat uit drie sporen. In de eerste plaats willen zij dat de ICT-branche, gebruikers en kennisinstellingen consortia vormen om zogeheten ‘innovatieve ICT-doorbraakprojecten in belangrijke toepassingsgebieden’ op te zetten.
Het tweede spoor van de nationale ICT-agenda is het versterken van de onderzoeksinspanningen. Een ’taskforce ICT Kennis’ moet hieraan sturing en invulling gaan geven.
Het derde spoor is tenslotte de personele kwestie. Zonder deskundig personeel lopen alle initiatieven vast. Vandaar dat nieuwe automatiseerders geworven moeten worden. Daarnaast pleiten de ministers ervoor om het ontwikkelen, beheer en onderhoud van ICT-toepassingen zo te vereenvoudigen dat hiervoor minder menskracht hoeft te worden ingezet. Dat is primair de verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven. EZ is evenwel bereid steun te verlenen aan initiatieven van de verschillende marktpartijen.
Ontoereikend
Sylvia Roelofs, directeur van Fenit, vindt het desgevraagd een goede zaak dat het ministerie van Economische Zaken innovatief ICT-gebruik in de diverse branches wil stimuleren. Ze vraagt zich alleen af hoe EZ denkt de bedrijven in met name de achterblijvende sectoren daartoe te bewegen. Een bewustwordingscampagne in de vorm van ‘Nederland gaat digitaal’ is in haar ogen onvoldoende. Bovendien meent Roelofs dat de bestaande subsidie- en stimuleringsmaatregelen ontoereikend zijn om de inzet van ICT te bevorderen. Zij pleit ervoor de verschillende brancheverenigingen te stimuleren een meer prominente rol te spelen. Het benodigde geld zou volgens haar kunnen komen uit het potje dat wordt gevuld met de opbrengst van de (uitgestelde) beursgang van KPN Mobile en de veiling van frequenties.
In een reactie zegt Paul de Graaf, secretaris Informatiebeleid van het VNO/NCW, de intenties volledig te onderschrijven die de ministers in de nota ‘Concurreren met ICT-competenties’ hebben neergelegd. Maar, net als Roelofs, mist hij een financiële onderbouwing. Bovendien wil VNO/NCW dat de overheid nadrukkelijk een rol als launching customer gaat spelen om innovatief ICT-gebruik te stimuleren. Als terreinen waarop de overheid een voortrekkersrol kan vervullen noemt De Graaf het digitaal archiveren en een efficiënter en effectiever applicatiebeheer. Minister Van Boxtel komt over dit onderwerp overigens binnenkort met een eigen notitie.
BZK rammelt met subsidiebuidel
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) komt later dit jaar met een subsidieregeling om gemeenten te stimuleren via hun Internetsite een ‘vraaggerichte gemeentelijke productencatalogus’ aan te bieden. Na een ‘contentregeling’ vorig najaar, die zo’n 180 gemeenten ondersteunt bij de beschikbaarstelling van bestuursinformatie via het web, wil BZK de aanwezigheid van de lokale overheid op Internet aldus opnieuw een (kwalitatieve) impuls geven. Minister Van Boxtel vindt dat alle gemeenten over twee jaar een website moeten hebben.
Een productencatalogus wordt momenteel ontwikkeld bij het project Overheidsloket 2000. Volgens OL2000-projectleider Matt Poelmans leveren gemeenten in totaal drie- tot vierhonderd producten en diensten, maar ontbreekt daarvan een gestructureerd overzicht. Een aanbesteding leverde zeven offertes op en wacht op selectie van een leverancier. De catalogus moet alle producten en diensten gestandaardiseerd beschrijven: wat houden ze in en wie komt er onder welke voorwaarden voor in aanmerking? Onderdeel vormt een ‘interactief formulier’, dat een vraag van de burger moet vertalen naar een oplossing uit die catalogus, die vervolgens elektronisch kan worden aangevraagd.
Adviseur Olaf Andersen van het verwante project Helpdesk Overheid.nl wijst er op dat gemeenten met hun websites rekening moeten houden met slechtzienden en kleurenblinden. "Zij maken samen 11 á 12 procent uit van de bevolking en je kunt het niet maken hen buiten te laten staan."