IT-systemen hebben zich altijd ontwikkeld binnen de grenzen van een onderneming; alleen de eigen werknemers hadden toegang tot het systeem. Met name in de financiële sector waren de meeste bedrijven echter geografisch gespreid. Hetzelfde gold voor hun computersystemen. Vandaar dat communicatienetwerken al sinds jaar en dag een integraal onderdeel zijn van de meeste financiële systemen. Toch werden ook deze systemen nog ontworpen binnen de grenzen van een specifieke instelling. Verschillende banken gebruikten verschillende technologieën. Daarnaast ontstonden er in de loop der jaren altijd compatibiliteitsproblemen tussen verschillende afdelingen binnen één organisatie.
Deze problemen worden anders wanneer bedrijven met elkaar moeten samenwerken. Op dat moment kunnen ze niet langer gebruik maken van hun eigen standaarden, omdat al hun partners zo hun eigen opvattingen zullen hebben over wat een standaard is. De IT-industrie heeft een slechte reputatie als het om standaarden gaat. Het is een beetje beschamend dat de IT-industrie alleen echte standaarden gebruikt als bedrijven daar om vragen omdat ze willen samenwerken.
Voordat het Internet er was, waren alleen EDI-standaarden echt succesvol. Daarnaast waren er de facto standaarden, gedefinieerd door consortia en dienstenaanbieders zoals Swift. Verschillende sectoren hadden verschillende systemen; ondanks pogingen als Edifact is het nooit echt gelukt één uniforme EDI-standaard te ontwikkelen. Waar het om gaat is dat standaarden kennelijk alleen worden afgedwongen als bedrijven die veelal onderling concurreren opeens worden gedwongen om samen te werken.
Tegenwoordig hebben we Internet. Net als EDI heeft Internet de industrie zijn standaarden opgedrongen; zonder deze standaarden werkt het niet. In tegenstelling tot EDI zijn de Internet-diensten primitief en open. Ze bieden geen totaaloplossing, maar kunnen altijd worden gebruikt om een nieuwe generatie EDI-systemen te bouwen met behulp van communicatiediensten en gateways (Application Service Providers, ASP’s).
Voor EDI via Internet is er dus nog steeds geen open standaard, maar bestaan er alleen leveranciersspecifieke oplossingen. Veel bedrijven zijn bang om het Internet te gebruiken in plaats van de duurdere speciale netwerken, zoals die voor betaalautomaten. Men maakt zich zorgen over de beveiliging, prestatie en betrouwbaarheid van Internet. Dit is terecht, maar ik denk dat EDI-systemen uiteindelijk wel zullen moeten overstappen naarmate het Internet volwassener wordt. In de tussenliggende jaren zal er een mengvorm van proprietary EDI-diensten en open, op Internet gebaseerde diensten ontstaan. Bestaande EDI-diensten zullen uiteindelijk naar Internet migreren, waarbij de gebruiker zelf het netwerk kan kiezen. Daarnaast zijn er kansen voor een heel nieuwe serie diensten voor de ondersteuning van business-to-business (B2B) e-handel, zoals het beheersen van de keten van grondstoffen naar consument (de supply chain). Dit vormt op termijn een bedreiging voor bestaande EDI-diensten. In tegenstelling tot de huidige EDI-diensten zullen deze nieuwe diensten, die sterk worden beïnvloed door de Internet-gemeenschap, van meet af aan op open standaarden gebaseerd zijn.
Een ander bekend probleem met de huidige EDI-systemen is de beperkte flexibiliteit. De huidige EDI-protocollen zijn ontwikkeld voor dure communicatienetwerken. Daarbij is flexibiliteit opgeofferd ten gunste van efficiency. Dit is vandaag de dag ook nog het geval, maar bij het ontwikkelen van nieuwe protocollen moeten we nu al anticiperen op de toekomstige verbeteringen op het gebied van communicatie en dan vooral Internet. Voor nieuwe protocollen is flexibiliteit veel belangrijker dan efficiency.
De sleutel tot flexibiliteit – de mogelijkheid tot het toevoegen van nieuwe functies of het gebruiken van deelfuncties zonder dat de applicatie herschreven moet worden – zijn metagegevens: gegevens over gegevens. De gegevens bevatten daarbij extra informatie over wat die gegevens zijn en wat je ermee kunt doen. De huidige berichten worden geformatteerd met behulp van tellers of speciale delimiters, zodat je kunt zien waar een veld ophoudt en het volgende veld begint. De ontvanger moet daarbij dezelfde regels hanteren als de afzender. Als deze afspraken eenmaal gemaakt zijn, is het moeilijk ze te veranderen. Bij nieuwe systemen worden de gegevens voorzien van extra informatie over het formaat van de gegevens en de regels die daarbij horen. Nieuwe berichten of aanpassingen van bestaande berichten kunnen op elk gewenst moment geïntroduceerd worden, omdat de ontvanger automatisch zal beschikken over de informatie die nodig is om de nieuwe berichten op de juiste wijze te interpreteren. De gegevens zelf worden begrensd door tags met een bepaalde betekenis; die tags bevatten in feite de metagegevens, waarbij gebruik wordt gemaakt van XML met sectorspecifieke Schema’s. In werkelijkheid is het allemaal natuurlijk nog iets ingewikkelder.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal IT-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.