Gewoonlijk gaat deze column over juridische aspecten van informatie- en communicatietechnologie. In de week dat ik dit schrijf, bezoek ik echter een internationaal juridisch congres waar ik word geacht iets te zeggen over ‘The Hitech Law Firm’. Naar aanleiding daarvan wilde ik het onderwerp deze keer maar eens omdraaien en het hebben over ICT-aspecten van de rechtspraktijk.
Nu is de rechtspraktijk in wezen niets anders dan communicatie en informatieverwerking, en daarmee bij uitstek geschikt voor vergaande inzet van ICT. Twee willekeurige voorbeelden ter illustratie. Een advocaat ontvangt van zijn (of haar) cliënt documentatie over de plannen die de cliënt heeft, met het verzoek daarover advies uit te brengen. De advocaat neemt kennis van de documentatie, verdiept zich in relevante regelgeving, jurisprudentie en literatuur, kijkt eens in adviezen die hij eerder over hetzelfde onderwerp uitbracht en verwerkt een en ander in een advies dat hij aan de cliënt stuurt. Een tweede voorbeeld is ontleend aan de praktijk van het civiele proces. Anders dan de gemiddelde Pleidooi- en L.A. Law-kijker wel denkt, is het merendeel van de civiele gerechtelijke procedures in Nederland een louter papieren aangelegenheid: nadat de ene partij de andere door tussenkomst van een deurwaarder heeft gedagvaard, dienen partijen via een advocaat en een procureur bij de rechtbank een of meerdere stukken in. Na verloop van (meestal veel) tijd wijst de rechtbank vonnis op basis van die stukken.
De argeloze IT’er denkt wellicht dat de advocaat uit het eerste voorbeeld de stukken van zijn cliënt per beveiligde e-mail ontvangt, dat hij met behulp van een web browser toegang heeft tot een volledig geïntegreerd systeem waarmee hij op basis van uniforme trefwoorden en full text kan zoeken in alle wetgeving, jurisprudentie, vakliteratuur en in zijn eigen knowhowbestanden, en dat zijn advies ook weer per beveiligde e-mail naar de cliënt gaat. Als de IT’er dat denkt, denkt hij ongetwijfeld ook dat de conceptdagvaarding in het tweede voorbeeld elektronisch naar de deurwaarder gaat, dat partijen hun stukken elektronisch bij de rechtbank indienen, en dat het vonnis van de rechtbank onmiddellijk na het wijzen ervan online beschikbaar is (omdat rechtspraak in Nederland immers openbaar is).
Niets is minder waar. De advocaat ontvangt en verstuurt stukken per post of per fax. Als al e-mail wordt gebruikt, dan is het onbeveiligde e-mail via Internet. Wetgeving, jurisprudentie en vakliteratuur worden gevonden in boeken. Als een en ander al elektronisch beschikbaar is, dan is dat met behulp van een zoekprogramma dat van uitgever tot uitgever en van informatiebron tot informatiebron verschilt. Van een koppeling tussen externe en eigen knowhow is vrijwel nooit sprake. Stukken moeten bij de rechtbank in papieren veelvoud worden ingediend: elektronisch indienen is onmogelijk. Uitspraken zijn (ondanks de openbaarheid van rechtspraak) in de praktijk alleen via commerciële uitgevers (en dus tegen betaling beschikbaar), vaak pas lang nadat de desbetreffende uitspraak is gedaan.
Nu is er wel een ontwikkeling in de goede richting te signaleren. Zo verstrekt de Nederlandse Orde van Advocaten aan zijn leden certificaten voor de beveiliging van e-mail volgens de S/MIME standaard en maakt een beperkt aantal rechtbanken sinds enige tijd uitspraken openbaar via de website http://www.rechtspraak.nl. In Groningen wordt geëxperimenteerd met het elektronisch indienen van stukken. Desalniettemin wordt in de rechtspraktijk slechts van een fractie van de mogelijkheden die moderne informatie- en communicatietechnologie biedt gebruik gemaakt. Hoe kan dat?
In de eerste plaats is de rechtspraktijk zelf conservatief. De lezer van een brief van de gemiddelde advocaat waant zich aan het begin van de vorige eeuw ( "Bijgaand zend ik u afschrift van mijn brief van 14 dezer naar de inhoud waarvan ik u kortheidshalve wel moge verwijzen."). In een enkel opzicht is dat conservatisme ook wel begrijpelijk. In een praktijk waarin de werkzaamheden per uur worden gedeclareerd is immers moeilijk in te zien wat de value proposition is van de dure ICT-oplossing die er nog steeds niet voor zorgt dat er meer uren in een etmaal gaan. Kwaliteitsverbetering is een belangrijk argument voor informatisering, maar de terechte vraag is of de werkelijk realiseerbare kwaliteitsverbetering de veelal aanzienlijke investeringen rechtvaardigt.
Uiteraard zitten de belemmeringen niet alleen aan de vraagkant. Uitgevers blijken moeilijk om te kunnen gaan met de opkomst van Internet. Waar zij traditioneel verdienden aan ruwe content, zullen zij in de toekomst met name waarde moeten toevoegen op het terrein van selectie en combinatie van informatie. En dat dan liefst op een gestandaardiseerde manier, waardoor uitgever X informatie kan toevoegen aan de informatie van uitgever Y, en de gebruiker van die informatie er desgewenst ook eigen knowhow aan kan hangen. Maar ook de aanbieders van ICT-diensten en -producten zijn in mijn optiek verantwoordelijk voor de achterblijvende informatisering van de rechtspraktijk. Zo blijken aanbieders de juridische markt onvoldoende te kennen. Dikwijls worden technische oplossingen aangedragen zonder oog voor (laat staan antwoord op) de vraag hoe die oplossingen in de organisatie moeten worden ingepast. Producten bieden dikwijls ook slechts een oplossing voor een deelprobleem, waardoor elders gaten vallen. Hoe integreert een advocatenkantoor bijvoorbeeld de toenemende communicatiestroom via e-mail in het documentbeheersysteem?
Er is voor informatie- en communicatietechnologie een wereld te winnen in de rechtspraktijk. Maar de ‘Hitech Law Firm’ is jammer genoeg vooralsnog toekomstmuziek.
Joost Linnemann is advocaat bij Kennedy van der Laan in Amsterdam en behartigt de IT-belangen en het elektronisch zakendoen van grote multinationals.