De werkloosheid onder allochtonen is vier keer hoger dan onder Nederlanders. De overheid wil dat werkgevers meer oog krijgen voor het ‘onbenutte arbeidspotentieel’, zoals deze groep in ambtenarenjargon heet. In een tijd van krapte op de arbeidsmarkt zou je denken dat bedrijven deze werknemers omhelzen. Maar ook in de automatisering blijft het aandeel van allochtonen achter. SAP-consultant Recep Bakirci en ICT-manager Farid Elbenzeida over een lastig dossier met onverwachte mogelijkheden.
Was Farid Elbenzeida twintig jaar geleden geen enkele reis Amsterdam verkocht, dan zou hij nu waarschijnlijk Belg zijn. Elbenzeida (43), hoofd Automatisering en Techniek bij de minderhedenorganisatie Forum, vlucht in 1980 uit Algerije en reist per vliegtuig naar België. Daar stapt hij zonder kaartje op een trein waarvan hij de eindbestemming niet kent. De Nederlandse conducteur stuurt hem niet terug maar verkoopt hem zonder overleg een treinkaartje Amsterdam. Waar wil een Franssprekende man anders naar toe, moet de conducteur gedacht hebben.
Jaarlijks komen er op deze manier duizenden vluchtelingen naar Nederland. Vaak hoogopgeleid. Initiatiefrijke personen met een duidelijke visie op hun toekomst, zou je kunnen zeggen. Dat klinkt als de gemiddelde persoonlijkheidsomschrijving van een potentiële IT-er. Zo dacht personeelswerver en directeur Opleidingen Arnold Bouwens van softwareleverancier Qims uit Papendrecht erover, toen hij drie jaar geleden het personeelsbestand van Qims (zeven man) sterk moest uitbreiden.
Bouwens: "We bestonden toen een jaar of vijf. Een onbekend IT-bedrijfje met weinig aantrekkingskracht. Advertenties leverden geen reacties op. Het zelf opleiden van mensen bleek een te zware belasting. In de Volkskrant stond in die tijd een artikel over vluchtelingen dat zei dat Nederland hun talent verkwanselt. Tijdens hun procedure staan ze vaak drie jaar tegen een muur te leunen of te tafeltennissen. Misschien krijgen ze uiteindelijk geen vergunning, maar het opleiden van deze groep kost relatief heel weinig. Via via kwamen we in contact met de UHF, de organisatie van studenten-vluchtelingen. Zij zeiden: richt je op hoger opgeleiden."
In april 1998 had Qims voor het eerst contact, in oktober van dat jaar startte het bedrijf een eerste ‘klasje’ met twaalf vluchtelingen. Hoofdzakelijk afkomstig uit Joegoslavië, maar ook uit Irak en Iran. In de groep zaten onder meer een architect, een econoom, een radiofysicus en een wiskunde-leraar. Ze werken nu allemaal bij Qims, dat inmiddels veertig werknemers telt waarvan de helft (!) van allochtone afkomst is. Bouwens: "Qua motivatie kennen ze geen gelijken. Het zijn mensen die van iets naar niets zijn gegaan, en die nu weer iets kunnen opbouwen."
Doorzetters
"Allochtonen met een hogere opleiding hebben meer in hun mars dan Nederlanders met dezelfde opleiding. Ze hebben veel drempels moeten nemen om te komen waar ze zijn. Verreweg de meeste van hen zijn echte doorzetters, anders zouden ze nooit zover gekomen zijn." Hij formuleert het op bescheiden toon, maar maakt tegelijk duidelijk niet te twijfelen aan zijn eigen capaciteiten: Recep Bakirci, SAP-consultant in ’s Hertogenbosch. De 27-jarige Bakirci is lid van het managementteam van de Phobos Groep. Als zesjarig kind kwam hij in 1979 uit Turkije naar Nederland, in het kader van gezinshereniging. De huisarts zei het pas nog tegen hem: je komt uit een bijzonder gezin. Zelf valt het Bakirci niet zo op. Maar het track-record van de familie Bakirci ziet er voor Turkse begrippen indrukwekkend uit. Vader verrichtte jarenlang productiewerk in Nederland. De oudste zoon deed een MBO-opleiding. Recep voltooide twee studies (Bedrijfseconomie en Bestuurlijke Informatiekunde). Een zus van hem volgde een avond-HBO, de twee jongste studeren nog. Geneeskunde en rechten.
Bakirci: "Met doorzetters bedoel ik dat het bijvoorbeeld voor mij allemaal nieuw was toen ik naar het VWO ging. De meeste klasgenoten hadden vrienden of familieleden die hen vertelden hoe het er op zo’n school aan toe ging. Ik moest alles zelf uitvinden."
Farid Elbenzeida studeerde in Algerije rechten toen hij in conflict kwam met het bewind. Hij ontplooide politieke activiteiten, gericht op een sterkere scheiding van ‘moskee en staat’. "Er was geen ruimte voor kritiek op zaken die wij als studenten niet goed vonden. Daartegen gingen we rebelleren." De grond werd hem uiteindelijk te heet onder de voeten en hij vertrok.
Aangekomen in Amsterdam adviseerde men hem weer te gaan studeren. De asielprocedure zou veel tijd gaan kosten. Elbenzeida: "Ik ben van nature ook niet iemand die stil zit." Vanwege taalproblemen zag de universiteit het vervolg van de rechtenstudie niet zitten. Het werd Frans. Dat ging goed, in 1987 studeerde hij af. Een jaar eerder had hij zijn verblijfsvergunning al gekregen. En toen volgde de zoektocht naar een baan. Elbenzeida kijkt er niet met veel genoegen op terug. Hij probeerde werk te vinden in het onderwijs, maar de afstand tussen hem en de kinderen die hij les moest geven bleek te groot. Na een paar vergeefse pogingen ging hij zelf de schoolbanken maar weer in. "Ik had als bijvak Informatica gekozen. Daardoor kende ik Unix. Ik was wel gecharmeerd van PC’s." Het Nederlands Instituut voor Informatica gaf hem een opleiding tot systeembeheerder. Een nieuwe ronde sollicitaties volgde. "Het is een heel gevoelig onderwerp", zegt Elbenzeida opeens. En dan: "Waar begint discriminatie, als je niet geselecteerd wordt na een sollicitatiegesprek? Ik ben een keer of drie, vier voor een tweede gesprek geweest. Uiteindelijk ging de voorkeur telkens naar een andere kandidaat, omdat ik de Nederlandse taal niet zo goed beheerste. Vind ik dat terecht? Nee. Het gaat volgens mij niet zozeer om de vraag ‘hoe spreek je’, maar meer om de vraag ‘hoe beoefen je je vak’. Als netwerkbeheerder heb je meer met machines dan met mensen te maken."
Meedenken
Elbenzeida gaf niet op en kreeg uiteindelijk de kans een migratieproject te doen bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT). Het instituut stapte over van WP5.1 naar Word, en Elbenzeida kreeg ‘cart blanche’ om het project te doen. Hij werd daarna systeembeheerder op een school voor middelbaar onderwijs in Almere. Het gebrek aan visie op de plaats van ICT binnen de school brak hem op en hij zocht iets anders. "Ik wil kunnen meedenken en echt iets doen met de kennis die ik heb." Het instituut voor multiculturele ontwikkeling Forum gaf hem die gelegenheid. Hij kwam binnen als systeembeheerder en is nu hoofd Automatisering en Techniek. Farid heeft de leiding over vier mensen, de afdeling beheert 120 werkstations en twee netwerken.
Hij heeft niet gekozen voor de veiligheid van een ‘eigen’ organisatie, zegt hij. "Ik solliciteerde omdat ze een systeembeheerder zochten, niet omdat ze een allochtoon zochten. Als het een functie bij IBM was geweest, had ik ook gesolliciteerd."
Als het over de werkloosheid onder allochtonen gaat, bestaat de neiging al snel te denken dat het met de hoger opgeleide allochtonen wel goed zal gaan. Zit de arbeidsmarkt niet te springen om goed opgeleide mensen? Toch is ook onder hoog opgeleide allochtonen de werkloosheid groter dan onder hoog opgeleide autochtonen. Dat zegt directeur R. van den Berg van het Nederlands Onderzoekscentrum Arbeidsmarkt (Noa). Hij legt uit: "Er gaat vrij veel mis in selectie-interviews. Er is onderzoek gedaan naar de mate waarin het verschil van achtergrond het gesprek bepaalt. Die factor is heel belangrijk. Je ervaart een grotere afstand, en dat beïnvloedt de personeelswerver. Allochtone kandidaten vertonen soms afwijkend gedrag; Iraanse vluchtelingen zijn erg formalistisch. Uit beleefdheid zullen ze niet snel een vraag stellen aan iemand die hiërarchisch hoger staat. Ze zoeken daardoor ook weinig oogcontact."
De selectietests die gehanteerd worden zijn qua taalgebruik vaak een struikelblok, weet Van den Berg. Niet zozeer de vakkennis wordt ermee getest, als wel de taalkennis. Daardoor vallen allochtonen af voor werk dat ze, met wat extra scholing op taalgebied, uitstekend zouden kunnen doen.
Van den Berg onderzocht in opdracht van IT-omscholer Pion de loopbaan van allochtone Pion-cursisten. "Hun loopbaan bleek zich moeizamer te ontwikkelen dan die van mede-cursisten. Toch zaten ze na een aantal jaren wel op hetzelfde niveau. Het heeft te maken met de problematische inschatting van hun capaciteiten. In de beginfase is het daardoor voor hen bijvoorbeeld moeilijker om een vaste aanstelling te krijgen."
Gevraagd
"Een allochtoon moet meer presteren om door te groeien in een bedrijf dan een autochtoon." Recep Bakirci bevestigt de uitkomsten van het onderzoek van het NOA. En hij is niet het type om gemakzuchtig mee te praten met de goegemeente, als het gaat om de positie van allochtonen in de maatschappij. Aan de term discriminatie heeft hij een hekel, omdat die zo vaak misbruikt wordt. Door allochtonen, voor de duidelijkheid. Hij heeft zijn twijfels op het punt van de loopbaanbegeleiding van allochtone medewerkers. "Iemand wordt bijvoorbeeld aangenomen als programmeur en blijft dat dan heel lang. Hij moet echt met kop en schouders boven de rest uitsteken. Je moet meer laten zien. Als je start, heb je een achterstand. Terwijl je hetzelfde kunt. Dat leid ik af uit gesprekken met kennissen die bij grotere organisaties werken."
Strijdbaar: "Als er twee kandidaten zijn die even goed zijn, dan is er meestal een lichte voorkeur voor de autochtone kandidaat, dat weet ik ook wel. Maar daarom zeg ik altijd tegen mijn Turkse en Marokkaanse leeftijdgenoten: wij moeten meer bewijzen dat we het aankunnen, we moeten dus ook meer in huis hebben. We moeten niet in de situatie kómen dat allebei de kandidaten evenveel kennis hebben."
Zijn eigen carrière heeft zich snel ontwikkeld. Phobos is zijn tweede werkgever. Hij verkoos het kleine softwarebedrijf (rond de zestig werknemers) boven de consultancy-afdelingen van de grote accountantsbureau’s, waar hij ook gesprekken voerde. "Phobos waardeert initiatief en ondernemerschap, de hiërarchie staat dat niet in de weg. Je wordt gewaardeerd om wat je doet, niet om wie je bent."
En, dat scheelde ook: bij Phobos vroegen ze niet wat hij dacht van Turkse mannen die hun vrouw achterin de auto zetten als ze gaan rijden. Een personeelswerver van een groot accountantsbureau leek dat voorbeeld wel een geschikte invalshoek om het thema man/vrouw-verhouding in de Turks-islamitische cultuur even door te lopen. Recep Bakirci: "Kunnen jouw eigenschappen als leider daaronder lijden, vroeg die man. Daar had ik zelf nooit over nagedacht. Je vraagt je af: wat moet ik hiermee. Ik kan het op dat moment niet helemaal uitleggen, daar heb je in zo’n sollicitatieprocedure de tijd niet voor. Maar je kunt het ook niet afdoen met ja of nee. Daar voel je je wel ongemakkelijk bij. Er zijn dus bepaalde vooroordelen op elk niveau waar je tegen moet vechten, of beter gezegd die je uit de wereld moet helpen."
Arnold Bouwens kent zijn beperkingen, dus toen hij vluchtelingen moest selecteren voor de eerste opleiding die Qims organiseerde, liet hij dat over aan het Noa van Van den Berg. Taalvaardigheid was een belangrijke voorwaarde, die echter ook gecompenseerd kon worden. "Als een vluchteling thuis een computer heeft en al eens iets in HTML gedaan heeft, zijn we minder streng. En het omgekeerde geldt ook: iemand die goed Nederlands spreekt maar geen computerervaring heeft, nemen we ook."
Droom
Het bedrijf heeft inmiddels lesruimte gevonden in Rotterdam-Alexander. Dezer dagen komt de derde groep van de zes maanden durende opleiding af. "We leren ze een trucje", zegt Bouwens, "Je kunt in een half jaar mensen niet opleiden tot informaticus." Met trucjes bedoelt hij: leren programmeren in de gangbare computertalen. Wat Qims doet, lijkt sterk op de aanbevelingen van de commissie-Risseeuw om het tekort aan arbeidskrachten in de IT te bestrijden. Maar het water van Risseeuws Digitale Delta stroomt langzaam, zei onlangs al een andere allochtonen omscholer in Computable. Bouwens heeft dezelfde ervaring. "Toen minister Jorritsma het advies van Risseeuw in ontvangst nam, zei ze: bedrijven met ideeën zullen bij ons geen gesloten deuren vinden. Ik belde de volgende dag Economische Zaken, maar dat schermde met allerlei beleidsplannen." De deur bleef dicht. Terwijl, en daar is hij ook eerlijk in, Bouwens met Qims graag dé opleider in Nederland zou worden die vluchtelingen en allochtonen naar een baan in de IT leidt. "Ik denk dat er veel meer mogelijk is."
Voor de Brabantse SAP-dealer Phobos heeft het aannemen van Recep Bakirci grote consequenties gehad. Bakirci schreef een business-plan voor een Turkse vestiging van het bedrijf. Het plan werd geaccepteerd, Bakirci werd directeur. Per maand zit hij drie weken in Istanbul. "We zijn officieel SAP-partner daar. Turkije is de zestiende economie van de wereld, er wonen 65 miljoen mensen. Het wordt in de toekomst een van de grotere SAP-markten."
Achteroverleunen doet hij niet. Wat hij bereikt heeft, gunt hij al zijn landgenoten in Nederland. Hij steekt veel tijd in vrijwilligerswerk, om op scholen Turkse en Marokkaanse leerlingen te stimuleren een doel te bepalen in hun leven. En er hard aan te werken om dat te realiseren. Het werkt, merkt hij. Als de basis goed is, dan kan daar geen stimuleringsmaatregel van de overheid tegenop.
Bakirci, openhartig: "Mijn droom is altijd geweest: iets terug kunnen doen voor mijn eigen gemeenschap in Nederland. Maar ook voor Turkije iets betekenen. En daarnaast: de ruimte krijgen om ideeën uit te werken. Werken zoals je wilt en zoals je bent, dat was mijn droom. En ik kan zeggen dat die droom nu voor het grootste deel bewaarheid is."
Auke Schouwstra, freelance medewerker
Grote IT-bedrijven negeren wet-SAMEN
De overheid wil dat meer allochtonen deelnemen aan het arbeidsproces. Daarom heeft de Tweede Kamer in 1997 de wet-Samen aangenomen (Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden). Sinds dat jaar zijn bedrijven met meer dan 35 werknemers verplicht om hun personeel te vragen of zij van allochtone afkomst zijn. De resultaten van dit onderzoek moeten elk jaar opgestuurd worden naar het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening waar het bedrijf onder valt. Een kleine peiling van Computable onder twaalf grote automatiseerders en IT dienstverleners leert dat naleving van dit wettelijke voorschrift niet de hoogste prioriteit heeft bij de personeelsmanagers. Van de twaalf onderzochte bedrijven blijken er zeven niet of gedeeltelijk aan hun verplichtingen over 1997 en 1998 voldaan te hebben. EDS, Getronics en Logica negeren de wet al twee achtereenvolgende jaren. Dat geldt ook voor Origin, Exact en Roccade. CMG stuurde in het eerste jaar dat de wet gold nog wel gegevens in, maar liet over 1998 verstek gaan. Beter ging het bij Cap Gemini, IBM, Hewlett-Packard en Randstad Automatiseringsdiensten. Zij leverden over 1997 en 1998 keurig hun registratie in. Overigens wijken de onderzochte bedrijven niet af van het landelijk gemiddelde: slechts de helft van de Nederlandse bedrijven voldoet aan de eisen van de wet op dit punt.
Percentages allochtonen onder het personeel (volgens gegevens RBA maart 2000)
1997 | 1998 | |
Baan | 3,5 % | 3,8 % |
Cap Gemini | 4,2 % | 5,0 % |
CMG | 10,2 % | niets gemeld |
EDS | niets gemeld | niets gemeld |
Exact | niets gemeld | niets gemeld |
Getronics | niets gemeld | niets gemeld |
Hewlett-Packard | 2,4 % | 3,4 % |
IBM | 11,8 % | 14,1 % |
Logica | niets gemeld | niets gemeld |
Origin | niets gemeld | niets gemeld |
Randstad AD | 6 % | 8,3 % |
Roccade | niets gemeld | niets gemeld |
Beperkte waarde
Wat eist de wet-Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden (wet-Samen) nu precies van werkgevers met meer dan 35 werknemers? Vooropgesteld moet worden dat de wet vooral een stimuleringswet is, die werkgevers bewust wil maken van het aandeel allochtonen in hun organisatie. De wetgever heeft echter wel een poging gedaan om normen aan te leggen waaraan werkgevers moeten voldoen. Die normen zijn gebaseerd op de zogenaamde ‘evenredigheidscijfers’.
De allochtone beroepsbevolking is opgedeeld in vier opleidingscategorieën (geen/alleen basisschool, mavo/vbo, havo/vwo/mbo en hbo/wo). Per regio is onderzocht hoe de allochtone beroepsbevolking over de vier categorieën verdeeld is. In de regio Rijnmond bijvoorbeeld heeft negen procent van de allochtone beroepsbevolking een opleiding op hbo/wo-niveau. De wet streeft na dat een bedrijf in deze regio met honderd functies op dat niveau, er minimaal negen door allochtonen laat bekleden. Bij de verplichte jaarlijkse melding moet tevens aangegeven worden welke plannen het bedrijf heeft om het aandeel allochtonen te vergroten.
De registratie in het kader van de wet heeft maar een beperkte waarde. Woordvoerder B. Sikking van Cap Gemini wijst erop dat een groot deel van zijn collega’s de registratie niet invulde. Werknemers zijn daar vrij in. Daarom kan het percentage dat bedrijven uiteindelijk opgeven, behoorlijk geflatteerd zijn. Bovendien is van belang wat voor functies de allochtonen bekleden. Als het voornamelijk lagere functies zijn, is er nog steeds sprake van een onevenwichtige situatie.