Hoe maak je de overgang naar de Nieuwe Economie? De Noord-Hollandse gedeputeerde Bob Verburg bedacht er een strategisch model voor: de cyberpolder. Uitgangspunt daarbij is het samengaan van de sectoren media, telecommunicatie en informatietechnologie. Want gedeelde kennis, meent Verburg, is de belangrijkste grondstof in het digitale tijdperk.
De aardrijkskundige grenzen van Europa worden vervangen door nieuwe economische grenzen. De ICT-sector opereert binnen regionale clusters, maar is wereldwijd van aard en heeft wereldwijde doelstellingen. De bedreigingen en kansen bevinden zich op mondiaal niveau. Om de ontwikkelingen in de eigen regio te kunnen begrijpen, is een internationaal perspectief nodig. Wat is de positie van Noord-Holland ten opzichte van die van Zuid-Dublin of Noordrijn-Westfalen? Hoe is de situatie in Amsterdam in vergelijking met New York, Stockholm of Hyderabad in India? Wat zijn de gevolgen en mogelijkheden van internationale samenwerking?" Deze vragen stelde de Noord-Hollandse gedeputeerde Bob Verburg bij de opening van de ICT-manifestatie ‘The Power of Partnership’, onlangs in Hilversum.
De manifestatie werd georganiseerd door El Duende, een ‘internationaal regio-project’ voor overheden en bedrijven uit zes verschillende Europese regio’s, gericht op internationale samenwerking en kennisuitwisseling door het midden- en kleinbedrijf. Het is een initiatief van de provincie Noord-Holland. Een succesvol initiatief, want inmiddels hebben zich landsdelen van verschillende Europese lidstaten bij het project aangesloten: de Duitse deelstaten Saksen en Noordrijn-Westfalen, de Finse provincie Kemi-Tornio, het Britse South-Yorkshire en het Ierse South-Dublin.
El Duende moet uitgroeien tot een internationaal netwerk voor het Europese mkb, waardoor dat zich staande weet te houden temidden van de voortschrijdende internationalisatie van de economie en de steeds grotere rol die ICT en Internet daarin spelen. Het project wil een ondersteunend netwerk creëren van intermediaire organisaties, zoals Kamers van Koophandel, regionale ontwikkelingsinitiatieven, innovatiecentra en brancheverenigingen. Elk van de participerende regio’s heeft El Duende-bureaus in het leven geroepen, waar bedrijven terecht kunnen met vragen. Het ‘hoofdkantoor’ is gevestigd in het Noord-Hollandse provinciehuis.
Het is slechts één van de vele initiatieven die de provincie neemt op ICT-gebied. Aangejaagd door Amsterdam, dat zich wil manifesteren als dé IT-hoofdstad van Europa, of toch in ieder geval van de Benelux, heeft de Noord-Hollandse overheid ICT, automatisering, nieuwe media en elektronisch zakendoen hoog op de beleidsagenda staan. Gedeputeerde Verburg: "Er wonen ongeveer tweeëneenhalf miljoen mensen in onze regio, die tevens de thuisbasis vormen voor een vrij grote en actieve sector ICT/nieuwe media. Die sector heeft een toenemende impact op andere, meer traditionele sectoren. Het is mijn taak om de economische groei in de regio te bevorderen."
Het beleid van Verburg is gericht op het verbeteren van de zogeheten kenniseconomie. "We stellen fondsen ter beschikking om dit doel te bereiken. Ik ben ervan overtuigd dat kennis de belangrijkste grondstof is in het digitale tijdperk en dat gedeelde kennis de kracht vormt van de netwerkeconomie. Ik heb deze strategie een naam gegeven: cyberpolder. Het uitgangspunt is het samengaan van de sectoren media, telecommunicatie en informatietechnologie. Deze bedrijfstakken zijn in onze regio sterk vertegenwoordigd. Wij willen ons richten op onze concurrentievoordelen om ervoor te zorgen dat onze regio een belangrijke internationale rol blijft spelen."
De kritieke vraag voor de regionale overheid is volgens Verburg hoe een grote groei in deze sectoren, in de cyberpolder, kan worden gestimuleerd. Hij is ervan overtuigd dat er nieuwe modellen moeten worden geïntroduceerd voor de samenwerking tussen de overheid en de groeiende IT-gemeenschap. Daarbij kan het gaan om een nieuwe definiëring van de rol van de intermediaire organisaties. "Wij moeten toegang krijgen tot nieuwe en zich ontwikkelende netwerken", stelt de gedeputeerde. "We moeten een beter begrip krijgen van de behoeften van de nieuwe sectoren in onze regio. We moeten met hun vertegenwoordigers spreken. En gewapend met deze kennis moeten we dan beslissen wat de meest waardevolle en meest relevante ondersteuning is die wij kunnen bieden. De snelheid van de technologische verandering brengt met zich mee dat ook politici snel moeten kunnen handelen. Om hun beleid te bepalen, kunnen zij niet wachten op de publicatie van ellenlange adviesnota’s. Wij kunnen niet hijgend van inspanning achter de ontwikkelingen in de ICT-sector aanhollen. Ik wil dat onze regio in de voorste gelederen van de verandering staat. Daarom moeten wij gebeurtenissen zoals El Duende steunen en hieraan deelnemen."
Extra geld
"We zijn immers betrokken bij een voortdurend proces, waarbij we niet alleen moeten spreken met de mákers van nieuwe media en nieuwe technologie, maar ook met de gebruikers. Als regionale overheden kunnen wij hierbij helpen. We zijn een nieuwe economische gemeenschap aan het opbouwen. We moeten de makers en de gebruikers met elkaar in contact brengen, zowel binnen onze regio’s als daarbuiten. Voor dit proces hebben we ‘maatschappelijk ondernemers’ nodig."
Bij de ‘gebruikers’ die Verburg noemt, denkt de gedeputeerde met name aan het midden- en kleinbedrijf. De grotere bedrijven en multinationals kunnen immers heel goed zelf een IT-strategie uitstippelen en hebben dat in veel gevallen bovendien allang gedaan. Ook de implementatie van een dergelijke strategie levert bij de grote ondernemingen meestal geen problemen op, althans geen problemen die men niet aankan. Een groot deel van de grote ondernemingen heeft tenslotte eigen IT-personeel in dienst. Overtuigd van het belang van ICT en nieuwe media, zijn grote bedrijven daarenboven bereid om er veel geld in te investeren. En dat geld is er genoeg, in deze tijd van hoogconjunctuur.
Voor het midden- en kleinbedrijf geldt een ander verhaal. Natuurlijk is ook het gros van die ondernemingen inmiddels in meer of mindere mate geautomatiseerd, maar daarbij gaat het vaak om deelprocessen, zoals bepaalde productielijnen, de salarisadministratie of het voorraadbeheer. Slechts bij een minderheid van de mkb-ondernemingen is er sprake van een geïntegreerde IT-strategie. Bovendien hebben veruit de meeste middelgrote en kleine bedrijven geen eigen automatiseringsafdeling en is het voor het management van dergelijke bedrijven vrijwel onmogelijk goed op de hoogte te blijven van allerlei nieuwe ontwikkelingen op ICT-gebied. Tegelijkertijd draagt het mkb als geen ander bij aan de werkgelegenheid. Daarom is het voor de lokale en provinciale overheid absoluut noodzakelijk om het midden- en kleinbedrijf te ondersteunen op ICT-gebied. Middels projecten, subsidies en intermediaire organisaties.
Daar zijn de provincies dan ook volop mee bezig. Sinds 1994 voert de provincie Noord-Holland een zogeheten Technologieprogramma. Het heeft tot doel het midden- en kleinbedrijf te stimuleren tot meer investeringen in (de toepassing van) innovaties. Jaarlijks stelt de provincie via dit programma een bedrag beschikbaar voor innovatieve projecten voor het Noord-Hollandse bedrijfsleven. Eerst een miljoen gulden per jaar, maar met ingang van 1999 is dit verhoogd naar 1,5 miljoen gulden per jaar. Speerpunten van beleid zijn medische technologie, informatietechnologie en milieutechnologie. Met het Technologieprogramma hoopt de provincie naar eigen zeggen bij te dragen aan de versterking van de concurrentiekracht van het regionale bedrijfsleven. Door deelname van het mkb aan technologie- en innovatieprojecten komt kennis over de laatste stand van de techniek sneller en makkelijker ter beschikking van middelgrote en kleine bedrijven, zo is de Noord-Hollandse gedachtengang.
Boven op de reguliere begrotingen van deelprogramma’s, zoals het Technologieprogramma, is voor het Regionaal Economisch Beleid van gedeputeerde Verburg – en de bevordering van kenniseconomie – dertig miljoen gulden investeringsgeld extra gereserveerd voor de komende vier jaar. Die financiële injectie moet het mogelijk maken de huidige economische structuur te versterken en programma’s te verbreden en te intensiveren.
Het versterken van de kennisinfrastructuur in de diverse regio’s kan tot gevolg hebben dat er krachtsverschillen ontstaan tussen die regio’s. Op de Technosite van de provincie spreekt Verburg daarover zijn bezorgdheid uit: "Dat moeten we voorkomen. Als er extra geld beschikbaar komt voor projecten in de economisch sterkere cyberregio’s, zoals rond Schiphol, Amsterdam en Hilversum, dan moet er ook worden geïnvesteerd in andere regio’s zoals de kop van Noord-Holland, Westfriesland, de HAL (Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk), IJmond, Haarlem en omgeving en de Zaanstreek. Het is duidelijk dat in de cyberpolder de positie van het zuidelijk gedeelte van de provincie sterker is dan het noordelijke deel. Amsterdam heeft met een hoge concentratie aan creatief denkvermogen een geweldige aantrekkingskracht, waardoor die snelle ontwikkeling mede zal worden gevoed. Maar die impulsen moeten ook doorklinken in de andere delen van de provincie. De overdracht van informatie naar het midden- en kleinbedrijf gaat daarin een belangrijke rol spelen. De overheid moet hiervoor in haar beleid mogelijkheden creëren en voorwaarden scheppen."
Technologische centra
Inmiddels zijn er in de provincie op diverse plaatsten fysieke kennisnetwerken ontstaan, zoals de regionaal technologische centra in Alkmaar en Hilversum (Twinning Centre). Verburg: "Dit soort bundelingen zijn heel positief. En zo zijn er meer goede projecten die van waarde zijn voor de kenniseconomie in wording. We kunnen echter het rendement van onze inspanningen vergroten door versnippering van projecten tegen te gaan. Door bundeling van energie neemt de kracht toe. Ook in de communicatie naar onze doelgroepen zullen we de boodschap moeten bundelen. Een heldere en krachtige stem is beter te verstaan dan tien kleine stemmetjes door elkaar heen."
Onderzoek heeft uitgewezen dat in de afgelopen zes jaar de economische ontwikkeling ten opzichte van andere provincies op een aantal onderdelen voorop loopt. In de sectoren logistiek, transport, agribusiness en telecommunicatie scoort Noord-Holland boven het landelijk gemiddelde. "Dat is natuurlijk mooi, maar er is ook een keerzijde", vindt Verburg. "We hebben op een aantal fronten nog een behoorlijke inhaalslag te maken. Ten opzichte van gebieden in Brabant en Twente moeten we nog een tandje bijzetten. We moeten onze zwakke plekken blijven zien en blijven aanpakken, ook al gaat het ons nu voor de wind."
"Ook ten opzichte van het buitenland moeten we alle zeilen bijzetten", stelt de gedeputeerde. "Er is een tendens zichtbaar dat Nederland de status van distributieland gaat verliezen. De filosofie om te transformeren van ‘mainportland’ naar ‘brainportland’ hoor je steeds meer. Ik vind dat een gevaarlijke ontwikkeling. Je moet het één blijven en het ander worden. De twee functies kunnen elkaar alleen maar versterken. Transport en logistiek zitten ons in het bloed. Dat is al zo sinds de oprichting van de VOC. Zoiets helpt ons herinneren aan wat zo eigen is aan Hollanders. Als wij naast de mainport een positie als brainport weten te creëren, dan zullen het innovatievermogen en de internationale concurrentiepositie van het Noord-Hollandse bedrijfsleven enorm in kracht toenemen."
In de provincie Noord-Holland is ‘nieuwe media’ een van de belangrijkste IT-speerpunten. Neem de regio Hilversum. Het grote publiek denkt daarbij alleen aan de ‘oude’ media radio en televisie, maar ook in het Gooi heeft de tijd niet stilgestaan. Men is er, met die oude media als basis, meegegaan in de modernste ontwikkelingen en loopt op sommige terreinen zelfs voorop. Bovendien beschikt ‘Hilversum’ natuurlijk over een hoeveelheid content – magazijnen vol met geluidsbanden, films en videobanden – die nergens in Nederland is te evenaren.
NOB Interactive, de multimediapoot van facilitair omroepbedrijf NOB, levert interactieve diensten en activiteiten op uiteenlopende terreinen: online leren, bedrijfspresentaties, kennismanagement, televisie & Internet, website management, interactieve marketingcommunicatie en online spelletjes. In samenwerking met KPN en Surfnet experimenteert NOB Interactive met breedbandige dienstverlening via Internet, onder de naam Snelnet. Snelnet is een breedbandig audiovisueel platform. Door gebruik van ADSL-techniek is het mogelijk video met Mpeg1-kwaliteit via de telefoonlijn bij de gebruiker op een computer weer te geven. Hierdoor ontstaan allerlei mogelijkheden om interactieve toepassingen met video te ontwikkelen. Voorbeelden van dergelijke toepassingen zijn DelayTV, waarbij televisieprogramma’s van de drie publieke zenders 24 uur na uitzending nog per programma oproepbaar zijn en de TMF Top 40, waarbij elke week de Top 40 wordt geactualiseerd en de clips per stuk zijn te bekijken. Beide toepassingen zijn in feite vormen van video-on-demand. Maar er zijn meer mogelijkheden. Zo is bestaande televisie-inhoud omgezet naar een interactief programma (bijvoorbeeld het Prinsengrachtconcert), en is het mogelijk nieuwe video-inhoud te ontwikkelen die zowel te gebruiken is voor interactieve als lineaire producties. Ook kunnen Snelnetgebruikers zelf video-inhoud leveren, in een open podium.
Nieuwe missie
Bedrijven als NOB Interactive laten zien wat technisch en creatief allemaal mogelijk is met multimedia en Internet. Maar dat wil niet altijd zeggen dat daarvoor ook een markt bestaat. Die zal in veel gevallen nog gecreëerd moeten worden. Hoewel het Nederlandse bedrijfsleven nog maar zelden opereert volgens het ‘Wat-de-boer-niet-kent-principe’, moeten ondernemers toch eerst overtuigd worden van de voordelen die dergelijke innovatieve technieken en toepassingen voor hun bedrijfsvoering kunnen hebben. En dat is precies de reden waarom zo’n drie jaar geleden in de Jaarbeurs in Utrecht het multimedia-voorlichtingscentrum Mediaplaza werd gerealiseerd.
In eerste instantie zou Mediaplaza tot 1 januari 2000 geopend blijven. Doel was het Nederlandse bedrijfsleven bekend te maken met de zakelijke gebruiksmogelijkheden van Internet. Of dat doel nu bereikt is of niet, het bestuur van de stichting heeft in oktober vorig jaar besloten het futuristisch vormgegeven informatie- en educatiecentrum nog tenminste drie jaar langer open te houden. In 2003 wordt opnieuw geëvalueerd. "Eigenlijk is het zo slecht nog niet om iedere drie jaar te kijken of je nog bestaansrecht hebt", vindt Raymond Creemers, programmamanager van Mediaplaza.
Volgens Creemers blijft het demonstratiecentrum open omdat enerzijds de doelstelling nog niet helemaal is gerealiseerd – niet het gehele Nederlandse bedrijfsleven weet wat Internet voor hun onderneming kan betekenen – en anderzijds omdat in de voorbije jaren de ontwikkelingen niet stil hebben gestaan. Die ontwikkelingen hebben het technologische én het economische landschap dusdanig op hun kop gezet dat een organisatie als Mediaplaza, mits aangepast aan de veranderde omstandigheden, een belangrijke rol kan spelen als een soort ANWB voor bedrijven die rondrijden op de elektronische snelweg.
Voor de komende drie jaar is daarom een nieuwe missie geformuleerd: ‘Van Denken naar Doen’. Creemers: "In het kader van die nieuwe missie gaat er veel veranderen. Om in IT-terminologie te blijven: we gaan opwaarderen van versie 1.1 naar versie 2.0. Alle programma’s krijgen een soort ‘Van Denken naar Doen’-toets, om te zien of ze voldoen aan de praktijkeisen van de netwerkeconomie en de netwerksamenleving. Bovendien kijken we hoe we tussen de verschillende elementen zoveel mogelijk samenhang kunnen aanbrengen. En last but not least willen we toegroeien naar een web-based organisatie, ofwel ‘Mediaplaza-dot-NL’. Daarvoor gaan we onze back-office herstructureren en vormen we onze website om tot een elektronisch platform met een soort digitale gereedschapskist."
Om de nieuwe missie in de praktijk te kunnen brengen, is een grootscheepse verbouwing nodig. Op 1 oktober moet het nieuwe Mediaplaza de deuren openen. Daarin is dan plaats voor de nieuwste technieken, waaronder een draadloos netwerk, Virtual Reality en spraakherkenning. Als demonstratiecentrum is Mediaplaza natuurlijk min of meer verplicht alle technologische ontwikkelingen op de voet te volgen. In dat kader werd het in november vorig jaar ook uitgeroepen tot hét Gigaport-demonstratiecentrum in Nederland. Het Gigaport-netwerk, een nieuw project van overheid en bedrijfsleven om de ontwikkeling van hoogwaardige Internettoepassingen te stimuleren, wordt honderd keer sneller dan het huidige Internet. Dat betekent 155 Mb per seconde!
Bezoekers van Mediaplaza moeten kunnen ervaren hoe snel Internet in de toekomst wordt. De mogelijkheden van breedbandige Internettoepassingen worden er gedemonstreerd, door Mediaplaza-participanten en gespecialiseerde bedrijven en instellingen als het Telematica Instituut, Lucent Technologies, TU Delft, IBM, Ericsson, KPN Research, NOB Interactive en Cap Gemini. Volgens Mediaplaza kan Gigaport, als het aanslaat, de positie van Nederland in de nieuwe ICT-gedreven economie aanmerkelijk versterken. Het Gigaport-netwerk zou zich kunnen meten met de beste onderzoeksnetwerken in de wereld en biedt bedrijven en instellingen een state-of-the-art testomgeving voor nieuwe (netwerk)diensten. Deze volgende generatie Internet opent volgens de betrokken bedrijven en instanties nieuwe mogelijkheden voor de ondersteuning van samenwerking tussen mensen, bedrijven en organisaties. Er zijn toepassingen denkbaar als het gezamenlijk ontwerpen van producten, het gezamenlijk bewerken van documenten, leren op afstand, teleconferentie en teleconsulting. Kennisuitwisseling en menselijke interactie zouden hiermee onafhankelijk kunnen worden van afstand en tijd.
Studentenstad
Onafhankelijk van afstand en tijd. Dat betekent dat het wat betreft het bereiken van de markt weinig meer uitmaakt waar een bedrijf is gevestigd. Waar ondernemers voorheen bij het zoeken van een goede vestigingsplaats vooral letten op de nabijheid van een afzetmarkt of de aanwezigheid van gekwalificeerd personeel, wordt dat straks in de netwerkeconomie voor een aantal van hen een stuk minder belangrijk. Dat opent perspectieven voor regio’s en gemeenten die tot op heden minder in trek waren dan het economische zwaargewicht ‘De Randstad’. Bijvoorbeeld voor de kop van Noord-Holland, maar zeer zeker ook voor Nederlands jongste provincie, Flevoland.
De gemeente Almere heeft die uitdaging inmiddels allang aangenomen. Medio dit jaar openen de deuren van een gloednieuw ICT Business & Science Centre, het Alnovum. In dat gebouw wordt de HBO-opleiding ‘Instituut voor Information Engineering’ (IIE) gevestigd. Het instituut ging in september vorig jaar van start. In totaal zullen rond de honderd studenten de lessen gaan volgen. Het Alnovum biedt echter ook ruimte aan elf IT-bedrijven die de opleiding ondersteunen. Het instituut werkt nauw samen met deze ondernemingen. Ze leveren stageplaatsen en docenten, maar het belangrijkst is waarschijnlijk dat ze praktijkcasus geven. Op het instituut zullen de studenten meer dan de helft van hun tijd besteden aan praktijkopdrachten. De kans is zeer groot dat de studenten na de opleiding aan de slag gaan bij één van de ondersteunende bedrijven.
Almere verwacht dat de werkgelegenheid in de gemeente als gevolg van de vestiging van ICT-bedrijven flink zal toenemen. De stad telt momenteel ongeveer 150 ondernemingen in de automatiseringsbranche.
In zijn nieuwjaarstoespraak sprak de voorzitter van de Vereniging Bedrijfskring Almere (VBA), Cees van Bemmel, zijn enthousiasme uit over dit initiatief om ICT-bedrijvigheid naar de snelgroeiende stad te halen. Hij kijkt bovendien al een paar jaar verder en ziet in afgestudeerde IIE’ers de ICT-ondernemers van de toekomst. "Dit zijn positieve ontwikkelingen op het gebied van het hoger- en universitair onderwijs", zegt Van Bemmel. "Zo wordt Almere toch nog een studie- en studentenstad! Naar mijn mening kan juist Almere Haven daarvan profiteren. Met name liggen daar kansen voor studentenhuisvesting en voor startende ICT-bedrijven."
Toch plaatste Van Bemmel in zijn nieuwjaarsrede ook een paar nadrukkelijke kanttekeningen: "We hebben een ongebreideld vertrouwen in de economie. Dat blijkt onder andere uit de sterk in waarde toegenomen technologiefondsen. Naar mijn mening is er thans sprake van een nieuwe economische revolutie, namelijk de opkomst van de informatiemaatschappij. Maar de vraag is of Nederland op deze – nu nog sterk door de Verenigde Staten gedomineerde – rijdende trein kan springen. Op dit moment draait de ‘oude economie’ nog op volle toeren. Daarin schuilt direct het gevaar van de wet van de remmende voorsprong. In goede economische tijden blokkeert het vliegwiel van de vernieuwing nogal eens. In de jaren zeventig heb ik nog iets mee kunnen pikken van het gegeven dat de samenleving het niet zo op had met bedrijvigheid en ondernemen. Voor mijn gevoel is deze attitude helaas aan het herleven. Het bedrijfsleven zal zijn maatschappelijke positie steeds meer moeten bevechten."
Van Bemmel ziet echter ook in de Nieuwe Economie nog een cruciale rol weggelegd voor ‘oude’ vaardigheden: "Naar mijn mening lopen kooplieden, zeelui, piloten, vrachtwagenchauffeurs, dus handel en transport, als een rode draad door de economische geschiedenis van Nederland. Dat wordt bij tal van discussies door de rijksoverheid onvoldoende onderkend. De generaties na ons zullen ons dat niet in dank afnemen. We missen daardoor de rijdende trein. Dat zal ook gevolgen hebben voor Flevoland en Almere. Door een goede bereikbaarheid zou Flevoland zich tot een ideaal knooppunt kunnen ontwikkelen." Waarmee de Almeerse ondernemersvoorman aangeeft dat hij momenteel nog weinig vertrouwen heeft in de ‘Onafhankelijkheid van afstand en tijd’. De Internet-evangelisten hebben in de cyberpolder blijkbaar nog heel wat twijfelaars te bekeren.
Digikring Noord-West-Holland
Om de concurrentie met de grote ICT-ondernemingen in het zuiden van de provincie en elders in het land aan te kunnen, is vorig jaar april in het gebied van de Kamer van Koophandel Alkmaar de ‘Digikring Noord-West-Holland’ opgericht. Een soort praatgroep voor ICT-bedrijven in de regio, gericht op het uitwisselen van kennis en ervaringen, maar tevens op samenwerking. Volgens de initiatiefnemers, de Kamer van Koophandel in Alkmaar en Syntens Alkmaar, is die samenwerking essentieel vanwege de eerder genoemde concurrentie met grote IT-bedrijven, maar ook om per opdracht de juiste kennis te vergaren. Bovendien gebruikt Syntens de bijeenkomsten van de Digikring om ICT-bedrijven in de regio te leren kennen, zodat zij mkb-ondernemers vervolgens naar de juiste ICT-leveranciers kan doorverwijzen.
De Digikring komt vier keer per jaar bijeen. Op zo’n bijeenkomst wordt op een interactieve, workshop-achtige manier een thema in de bedrijfsvoering behandeld. De meeste deelnemers hechten echter vooral veel waarde aan de informele bespreking achteraf, waar inmiddels intensief wordt genetwerkt. Daaruit zijn al verschillende samenwerkingsverbanden ontstaan en opdrachten voortgekomen.
Gemiddeld komen er zo’n veertig bedrijven op een bijeenkomst en tot nu toe hebben de organisatoren ongeveer 130 verschillende bedrijven over de vloer gehad. In het kamergebied Alkmaar staan 850 ICT-bedrijven ingeschreven. Een groot deel daarvan bestaat uit eenmanszaakjes, zolderkamer- of garagebedrijfjes. Dat is de ICT-sector nu eenmaal eigen. Een bedrijf met 25 à dertig mensen in dienst geldt overigens in deze regio al als een grote ICT-onderneming.
Zwaartepunt IT-industrie
De regio Noord-West huisvest meer dan de helft van de Nederlandse IT-bedrijven. Dat kan worden afgeleid uit cijfers van marktonderzoekbureau Heliview en de Federatie van Nederlandse ondernemingen in de Informatietechnologie (Fenit), de brancheorganisatie van de IT-sector. Van de 213 Fenit-leden (telling per 1 februari 2000) zijn er 115 gevestigd in Noord-Holland (51), Utrecht (54) en Flevoland (10). Het ledenbestand van de branchevereniging mag representatief worden genoemd, want het marktaandeel van Fenit-leden in de totale IT-eindgebruikersmarkt bedroeg in 1999 tachtig procent.
Gezien het feit dat met name de provincies Utrecht en Noord-Holland vooral veel ‘grote IT-namen’ naar zich toe trekken, ligt het voor de hand dat als niet gekeken wordt naar het aantal bedrijven maar bijvoorbeeld naar het aantal werknemers of de behaalde omzet, de balans nog veel meer naar deze regio zal uitslaan. Om een paar van die ‘grote namen’ te noemen: Cap Gemini, CMG, Canon, Getronics, Hewlett-Packard, IBM, ICL, Oracle, PricewaterhouseCoopers en Sun. Al die ondernemingen hebben hun hoofdvestiging in de regio Noord-West.
Meer cijfers
Marktonderzoekbureau Heliview heeft enkele kengetallen voor de binnenlandse IT-markt op een rijtje gezet. Een onderscheid per regio is daarbij niet gemaakt, maar de cijfers geven wel een beeld van de markt waarin de Nederlandse IT-bedrijven opereren.
90% van alle zakelijke vestigingen vanaf 5 werknemers is geautomatiseerd.
Gemiddeld hebben vestigingen in de zakelijke markt vanaf 5 werknemers 14,1 geautomatiseerde werkplekken.
31% van de geautomatiseerde vestigingen heeft eigen automatiseringspersoneel in dienst.
Gemiddeld hebben geautomatiseerde vestigingen met eigen automatiseringspersoneel 1 automatiseerder in dienst.
3% van alle medewerkers in de zakelijke markt is automatiseringsmedewerker.
Automatiseringsbestedingen in de zakelijke markt vanaf 5 werknemers in de afgelopen 3 jaar: 1997 16,2 miljard gulden, 1998 18,1 miljard gulden en vorig jaar 20,2 miljard gulden.
Nieuwe media
In februari 1999 startte de Amsterdam New Media Association (Anma), een samenwerkings- en kennisuitwisselingsplatform van bedrijven in de nieuwe-mediasector binnen de regio Amsterdam. Het initiatief voor oprichting van de Anma kwam van de gemeente Amsterdam, Rabobank Amsterdam, de Kamer van Koophandel Amsterdam, de provincie Noord-Holland en de Kenniskring Amsterdam. Na drie maanden bestond het bestuur van de Anma echter volledig uit personen uit de sector zelf, hetgeen ook de bedoeling was.
Ook vanuit Syntens, in 1998 ontstaan uit een fusie tussen de Innovatiecentra en het IMK (Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf), is er in de regio Amsterdam veel aandacht voor nieuwe media. Syntens biedt ondernemers in het midden- en kleinbedrijf onafhankelijke advisering op uiteenlopende gebieden, waaronder ICT. De adviseurs van Syntens kijken naar mogelijkheden en bepalen samen met de ondernemer wat de beste aanpak is. Dankzij een uitgebreid kennisnetwerk van bedrijven en instellingen kan Syntens de ondernemer aan de juiste (markt-)partijen koppelen. Gezien het grote aantal nieuwe-mediabedrijven in de regio Amsterdam, heeft Syntens Amsterdam een ‘Marktgroep Nieuwe Media’ in het leven geroepen. Volgens Syntens hebben de nieuwe-mediabedrijven veel behoefte aan bedrijfskundige advisering en netwerkvorming, omdat er sprake is van een piepjonge bedrijfstak. Een groep adviseurs van Syntens Amsterdam legt zich daarom specifiek toe op de advisering van nieuwe-mediabedrijven. Deze adviseurs bieden de ondernemers begeleiding op het gebied van financiering, professionalisering, samenwerken en het vormgeven van strategie. Ze organiseren regelmatig informatiebijeenkomsten over de nieuwste media, technische trends en ontwikkelingen.
Media Plaza
Media Plaza gaat de komende tijd aan de slag met vier zogenaamde ‘laboratoria’, elk met een eigen karakter, vertelt Raymond Creemers, programmamanager van Mediaplaza. "In het Medialab draait alles om de infrastructuur. In feite is dat lab een soort ‘Mediaplaza Classic’; het bevat veel elementen van het Mediaplaza van de voorbije drie jaar. Dan is er het Strategielab, dat macro-economisch van opzet is. Daar wordt gekeken naar de invloed van e-business op de verschillende bedrijfssectoren. Deze twee labs zijn inmiddels in werking. Het derde lab is het E-businesslab, dat eigenlijk een soort ‘demistificerende’ taak heeft. Het E-businesslab is vrijwel klaar en kan nu elk moment gaan functioneren. Het richt zich op de primaire en secundaire processen binnen een bedrijf, gezien tegen het licht van de metamorfose van verticaal geïntegreerde onderneming naar netwerkbedrijf."
"Het vierde lab", vervolgt Creemers, "staat nog in de steigers. Het krijgt de naam Veranderlab, waarmee duidelijk is dat het hierbij vooral zal draaien om veranderingsprocessen." Het Leitmotiv bij de ontwikkeling van dit lab is volgens Creemers een citaat van Hans Wijers, voormalig minister van Economische Zaken en nu Senior Vice President van The Boston Consulting Group: "Wie zegt dat hij weet waar het heen gaat, liegt of is dom. Slechts één ding is zeker. De grote bedrijven zullen niet overleven als ze niet in staat zijn om te herdefiniëren waar ze mee bezig zijn. Daarbij staan ze voor grote dilemma’s. Over vijf jaar is er geen onderscheid meer tussen economy en new economy, maar alleen het onderscheid tussen succesvolle en niet-succesvolle bedrijven. Ondernemerschap en slagkracht bepalen de scheidslijn. In de tussentijd zullen we moeten leren leven met anarchistische, chaotische vernieuwingsprocessen."
Links
Provincie Noord-Holland
http://www.noord-holland.nl (Provinciale overheid)
http://www.elduende.net (El Duende)
http://www.technosite-nh.nl (Technosite)
http://www.anma.nl (Amsterdam New Media Association)
http://www.interactive.nob.nl (NOB Interactive)
Provincie Utrecht
http://www.prvutr.nl (Provinciale overheid)
http://www.mediaplaza.nl (Mediaplaza)
Provincie Flevoland
http://www.flevoland.nl (Provinciale overheid)
http://www.dial.nl (Digitaal Almere)
http://www.iie.nl (Institute for Information Engineering)
Algemeen
http://www.kvk.nl (Kamers van Koophandel)
http://www.syntens.nl (Syntens)
http://www.fenit.nl (Brancheorganisatie Fenit)