In deze bijlage bij Computable en Intermediair vier portretten van mensen die zowel thuis als op hun werk actief met computers in de weer zijn.
Thuis
Geen leven zonder netwerk
Het begon allemaal met een MSX-computer – het apparaat waarmee Philips begin jaren tachtig de wereldstandaard dacht te zetten. Dat mislukte nogal, maar de belangstelling van Jaap Bol voor de computer was wel gewekt. Helemaal toen hij het bestaan van de spreadsheet ontdekte. Dat je zomaar een compleet sporttoernooi met uitslagen en standen in de computer kon zetten! Sindsdien is er een grote stroom computers in huize Bol – in het Gelderse Duiven – binnengemarcheerd. Op dit moment staat er in de werkhoek van Bol een Pentium II 350 van ongeveer een jaar oud. Een harde schijf van 5,4 Gigabyte, 64 Mb intern geheugen, een 17 inch kleurenscherm, een scanner, een printer, een draadloze scroll-muis, een modem, een videokaart en luidsprekers. En een netwerkkaart. Want ook die geneugten van de pc zijn aan Bol niet voorbijgegaan. In dezelfde werkruimte – waarvoor het huis speciaal verbouwd is – staat ook de pc van zijn vrouw. "Omdat we veel dingen samen doen, heb ik een netwerk aangelegd. Dat bevalt ons uitstekend." De pc’s van de kinderen kunnen ook op het netwerk worden aangesloten. Ze hebben alle vier een modem.
Aan software heeft Bol Windows 98, Microsoft Office, Internet Explorer, Outlook, de NS-reisplanner en het muziekprogramma Capella. De pc gebruikt hij voornamelijk voor tekstverwerken. Bol is vrijwilliger bij een aantal clubs en instanties en verzorgt daarvoor bijvoorbeeld de clubbladen of de mededelingen. De Duivenaar zit, schat hij, elke dag wel een paar uur achter zijn Pentium. En daar komt het voordeel van het netwerk om de hoek kijken. Zijn vrouw is ook actief in het vrijwilligerswerk, maar minder goed in het illustreren van haar werkzaamheden. Bol zoekt dan op zijn eigen pc even een geschikt plaatje en stuurt dat per omgaande naar zijn vrouw. Het netwerk wordt ook gebruikt voor de scanner. "We kunnen beiden plaatjes scannen en op beide pc’s bewaren of bewerken." En soms gebeurt het dat hij weet dat er een tekst op de pc van zijn vrouw staat, die hij even nodig heeft. "Dan zoek ik even op de harde schijf van mijn vrouw." Voor Jaap Bol geen stand alone meer.
Hij heeft het netwerk zelf aangelegd. Een kwestie van ‘plug and pray’, zegt hij ironisch. "We hebben het nu vier jaar, maar in het begin heeft het me heel wat tijd en moeite gekost om het aan de praat te krijgen. Zo konden we eerst niet naar elkaar mailen. Maar nu werkt het goed – we kunnen niet meer zonder." De eerstvolgende aanschaf wordt waarschijnlijk een 19 inch scherm. "Aan de andere kant: ik ben op het moment eigenlijk wel tevreden."
Werk
200 pc’s en 1000 studenten
De pc staat gewoon op zijn bureau. Een Pentium 200, met een harde schijf van drie Gigabyte, 32 Mb intern geheugen en een 17 inch kleurenscherm. Niet dat Jaap Bol er tijdens zijn lessen echt veel gebruik van maakt. Hij is docent informatica aan de Pabo, de lerarenopleiding in Arnhem – en dan moet hij meer oog hebben voor de pakweg 25 studenten die hebben plaatsgenomen achter de pc’s in het klaslokaal. "Mijn pc is aangesloten op een beamer. Dat is gemakkelijk: als je iets wilt wat laten zien , kun je het zo op het scherm tonen."
Het informatica-onderwijs aan de Pabo is, zo zegt hij, heel basaal. "Het woord ‘basic’ gebruik ik liever niet, dat doet me teveel denken aan die oude programmeertaal." Want wat moeten de dames en heren studenten kunnen? Ze moeten een brief kunnen tikken, een tekstverslag kunnen illustreren en de basisprincipes van het pc-beheer onder de knie hebben. Dat betekent: bestanden opbergen, bewerken, verplaatsen. De cursus van Bol eindigt met een werkopdracht: de studenten moeten een educatieve website maken. Daarna volgt het tentamen. "In die werkopdracht komt alles samen: teksten schrijven, illustreren, beheren." Op de pc’s, zowel van hemzelf als van zijn studenten, staan de standaard softwarepakketten: Windows 95, Microsoft Office, Pegasus als e-mailpakket, Frontpage Express (voor het maken van de websites) en Paintshop Pro voor de illustraties. "We hadden eerst Coreldraw, maar dat was te moeilijk in gebruik. Dus toen zijn we overgestapt."
Het is, beaamt Bol, niet echt een cursus die heel veel IT-inzicht van de studenten vergt. En er zijn er dan ook genoeg die op voorhand al meer weten dan er gevraagd wordt. De studenten die dat kunnen aantonen, mogen wegblijven en aan het einde gewoon tentamen doen. "Die hebben hier natuurlijk niets te zoeken. Ik kan me voorstellen dat ze hun tijd beter kunnen gebruiken…" Maar toch: ook in dit computertijdperk zijn er studenten die volgens Bol nauwelijks iets van computers weten. "Het niveau is wat dat betreft heel erg wisselend. Sommigen kunnen echt amper met een pc uit de voeten." Bol laat zich er verder niet over uit, maar tussen de regels door blijkt wel dat hij dat merkwaardig vindt.
Behalve een pc in het klaslokaal, heeft hij ook nog een paar pc’s in zijn werkvertrek op school. Dat wil zeggen: er staan er drie, die hij moet delen met vijf collega’s. Daar is hij er vaker mee aan de slag: lessen voorbereiden en surfen op Internet op zoek naar informatie. In totaal staan er op school zo’n tweehonderd pc’s. De Pabo heeft duizend leerlingen. "We hebben hier een netwerk. Als ze in de klas niet achter de computer kunnen, dan zoeken ze elders in het gebouw wel een pc. De computer op het werk is, zegt Bol, heel belangrijk. "Wat denk je? Zonder zou ik mijn werk gewoon niet kunnen doen. Dat is toch wel het minste dat een informaticadocent kan zeggen."