Internet is een machtig wapen in de strijd om het Amerikaanse presidentschap. De invloed ervan is te vergelijken met die van de televisie in de jaren zestig. Het inzamelen van geld, het werven van stemmen, en aantrekken van vrijwilligers: Internet blijkt de lamp van Aladin te zijn.
Wie president van Amerika wil worden moet een paar dingen doen. Geld inzamelen en de kiezers ervan overtuigen waarom hij de beste kandidaat is. Om dat te bereiken reizen de kandidaten in hun campagnebus en -vliegtuig onvermoeibaar het land rond. Ze houden toespraken, schudden handen, knuffelen baby’s, omhelzen bejaarden en laten zich breed lachend met hun gezin fotograferen.
Zo’n campagne kost veel geld. Vooral de politieke reclame op televisie is geldverslindend. Tijdens de huidige voorverkiezingen voor het Amerikaanse presidentschap speelt Internet ineens een belangrijke rol. Met Internet vermijd je de bezwaren van traditioneel campagne voeren (duur, tijdrovend). Met een simpele muisklik bereik je voor weinig geld snel veel kiezers en Internet blijkt een fantastisch medium om extra geld in te zamelen.
Onlangs verscheen in de VS al het eerste boek over Internet en politiek geschreven door Dick Morris, de vroegere PR-adviseur van Bill Clinton. Morris denkt dat Internet binnen een paar jaar het politieke landschap gaat beheersen.
Morris schijft in zijn boek Vote.com: "Begin 1999 gebruikten 75 miljoen Amerikanen van zestien jaar en ouder Internet; zestig procent daarvan gebruikt Internet dagelijks. Gebruik van Internet groeit jaarlijks met 25 procent. Omdat iedereen langzamerhand leert hoe je moet inloggen, zal stemmen via Internet vanzelfsprekend worden. Al die miljoenen mensen zullen hun politieke denkbeelden kenbaar maken via Internet. Ze dwingen onze politieke vertegenwoordigers daar aandacht aan te besteden."
Geldmachine
De verkiezingen van 1960 waren ongekend spannend. Pas in de loop van de verkiezingsavond werd duidelijk dat niet de republikein Richard Nixon had gewonnen maar de democraat John F. Kennedy. Het verschil was minimaal. Veel politieke analisten stelden vast dat Kennedy zijn succes te danken had aan de televisie. In de aanloop naar de verkiezingen had de frisse, bruinverbrande Kennedy een veel betere indruk gemaakt dan de zwetende, grauwe Nixon. Dat verschil had JFK net de overwinning bezorgd.
Vanaf dat moment speelde televisie een centrale rol in de Amerikaanse politiek. Televisie is een perfect medium voor kandidaten om snel veel mensen te bereiken. Maar een kandidaat heeft natuurlijk niet in de hand hoe tv-verslaggevers over hem berichten. En de peperdure politieke reclamespots houden de aandacht van de kiezer voor maximaal dertig seconden vast. Internet biedt hier uitkomst. Website-bezoekers blijven daar gemiddeld veel langer – tussen de acht en twaalf minuten – hangen.
Het is ondenkbaar dat televisie de prominente rol in politieke campagnes kwijt raakt. Televisie blijft onmisbaar. Al was het maar om de vele miljoenen Amerikanen te bereiken die (nog) geen gebruik maken van Internet. tv-reclame komt naar je toe of je het wilt of niet. Televisie is dus bij uitstek een geschikt middel om twijfelende kiezers over te halen. Internet is daarvoor veel minder geschikt. Gebruik van het web is iets wat je bewust moet kiezen. De meeste Internetgebruikers surfen gericht naar de bepaalde politieke sites. Internet is dus zeker geen vervanging van de televisie maar wel een goede runner-up als wapen in de race naar het Witte Huis. Internet is in de campagne van 1990 wat televisie in 1960 was. Het kan een kandidaat een -mogelijk beslissend- duwtje in de rug geven.
Internet is ook een fantastische geldmachine. Republikein John McCain zamelde online vijf miljoen dollar in nadat hij de voorverkiezing in New Hampshire had gewonnen. George Bush had meer dan twee miljoen hits op zijn site. En ook de democraten Al Gore en Bill Bradley maken slim gebruik van de ongekende mogelijkheden van e-politics. "Internet zal voor de politiek de betekenis hebben die het machinegeweer had voor de gangsters Bonnie & Clyde. Het zet alles op zijn kop’, zegt Philip Noble, directeur van de website Politics Online. "We hebben nog maar heel voorzichtig een kleine teen in het water gestoken. Internet veroorzaakt een revolutionaire verandering in de politiek zoals we die tot nu toe kennen."
Noble zegt dat Internet op alle terreinen een deel van het dure en tijdrovende campagnewerk kan overnemen: het aanschrijven van (potentiële) kiezers en vrijwilligers, het werven van geld en het verspreiden van informatie. In een interview zei Noble dat Internet niet almachtig is maar wel steeds meer invloed krijgt. "Je kunt van een belabberde kandidaat met Internet geen superster maken. Maar je kunt iemand met de potentie om een ster te worden met Internet wel flink op weg helpen."
Ansichtkaarten
Internet is snel, goedkoop en grenzeloos. Wat wil een kandidaat nog meer? Neem Gary Hart, presidentskandidaat in 1984 (hij verdween later uit de politiek vanwege kleurrijke buitenechtelijke affaires). Hij deed het destijds -net als John McCain dit jaar- onverwacht goed bij de voorverkiezing in New Hampshire. Maar het ontbrak Gary Hart aan een goede follow-up. Ook latere winnaars in New Hampshire zoals de republikein Pat Buchanan (1992) en de democraat Paul Tsongas (1996) verdwenen even snel als ze gekomen waren mede omdat de noodzakelijke organisatorische en financiële ondersteuning ontbrak.
John Emerson, toen een topmedewerker van Hart: "Ik kan me herinneren dat ik in de week na New Hampshire tientallen enveloppen zat open te scheuren. Het waren giften voor een bedrag van totaal 20.000 tot 25.000 dollar. Maar ga eens na wat mensen daar allemaal voor moesten doen: ze moesten het adres en een postzegel opzoeken, een cheque uitschrijven en naar de brievenbus gaan." Hoe veel makkelijker was dat allemaal gegaan, als er toen een http://www.HartForPresident.com was geweest.
John McCain maakt nu dus volop gebruik van Internet. Zijn overwinning op rivaal George W. Bush was onverwacht groot. Maar McCain had niet genoeg geld om in de aanloop naar de volgende voorverkiezingen (in Arizona, Michigan, South Carolina, Virginia en Washington) een grootscheepse campagne op poten te zetten. De website http://www.McCain2000.com bracht uitkomst. Nog tijdens het verkiezingsfeestje in New Hampshire stroomden de dollars met tienduizenden tegelijk binnen.
In de dagen daarna liep het op tot een paar miljoen dollar. De McCain-campagne zette de verkiezingswinst om in klinkende munt. Ineens was George Bush zijn belangrijkste troef (hij heeft veel meer geld dan McCain) even kwijt. McCain kon doorgaan waar in het verleden zijn voorgangers Hart, Buchanan en Tsongas faalden en moesten afhaken. De gedenkwaardige avond in New Hampshire betekende een doorbraak voor McCain en voor Internet.
In de Amerikaanse politiek groeit het gebruik van Internet explosief. Bij de presidentsverkiezingen van 1996 waren er ook al politieke websites. Maar het leken een soort digitale ansichtkaarten. De kandidaten zelf waren er nog niet aan gewend. Republikeins kandidaat Bob Dole kon zijn eigen webadres amper zonder stotteren uitspreken. En de campagnemedewerkers hadden nog niet in de gaten hoe groot de mogelijkheden van e-politics zijn. Dat is nu dus radicaal veranderd.
Het snelle geld
Een treurige ontwikkeling in de Amerikaanse politiek is de gestaag afnemende belangstelling van de kiezers. In 1996 daalde de opkomst bij de presidentiële verkiezingen voor het eerst in de geschiedenis onder de vijftig procent. Kan Internet helpen het tij te keren? Zeker is dat het voor veel kiezers de drempel om kennis te nemen van politieke informatie aanzienlijk kan verlagen. Traditioneel krijgen republikeinse kandidaten vooral geld van kiezers boven de zestig jaar. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat zestig procent van de kiezers die online geld geven aan de McCain-campagne onder de 45 jaar is en -nog belangrijker- veertig procent van hen heeft nooit eerder geld gegeven aan een campagne. Internet brengt hele nieuwe groepen kiezers in contact met de politiek.
Internet zorgt er niet alleen voor dat kandidaten meer geld krijgen van grotere groepen kiezers. Ze krijgen al dat geld ook veel sneller. Het Amerikaanse systeem met bankcheques is omslachtig en tijdrovend. Online fundraising met creditkaarten zorgt er voor dat vijf minuten nadat iemand de Yes, I Contribute-button heeft aangeklikt dat geld ook daadwerkelijk in de kas van de campagne is gestroomd en onmiddellijk gebruikt kan worden om tv-commercials te betalen in een staat waar de eerstvolgende voorverkiezing is.
Met een website kan een kandidaat ook bliksemsnel en efficiënt vrijwilligers werven. Al Gore doet dat bijvoorbeeld heel handig. Na New Hampshire moest hij zijn activiteiten bliksemsnel naar andere staten verleggen. In de staat Minnesota was er bijvoorbeeld amper een campagne-organisatie. Via Internet werden in korte tijd duizend vrijwilligers geronseld. En om er voor te zorgen dat de vice-president niet voor lege zalen stond stuurden de campagnemedewerkers op postcode geselecteerde Gore-fans een e-mail wanneer de kandidaat bij hen in de buurt kwam spreken.
Een aanvullende methode is de telefoonring. Bijna tweeduizend kiezers die online geld hadden gegeven aan McCain kregen een e-mail met tien telefoonnummers van McCain-aanhangers zonder e-mail. De trouwe McCain-fans kregen het verzoek die tien mogelijke donoren te bellen met het dringende advies om alsnog met geld over de brug te komen. McCain haalde via zijn website in korte tijd miljoenen dollars binnen. "Internet biedt ons de mogelijkheid om onmiddellijk op nieuwe ontwikkelingen in te spelen", zegt McCain- campagnemananger Max Fose.
De website van George Bush (hij heeft gemiddeld oudere aanhangers) maakt veel minder gebruik van de mogelijkheid om geld te werven. Maar die site heeft wel weer als digitale snack een soort rekenmachientje waar kiezers zelf kunnen uitrekenen hoeveel geld het belastingplan van Bush hen kan besparen.
Vroeger was het voor outsiders moeilijk om in een verkiezingsrace een voet aan de grond te krijgen tegen kandidaten met meer geld en betere adressenlijsten. John McCain heeft dat aan den lijve ondervonden in zijn gevecht met George Bush. Internet heeft die ongelijkheid voor een flink deel weggenomen.
En voor de kandidaten is er ook nog het plezierige gegeven dat de gemiddelde e-donor veel meer geeft dan de ouderwetse contribuanten die hun cheque naar het campagnekantoor opstuurden. Jonah Sieger, oprichter van Mindshare Internet Campaigns zegt: "De campagnemedewerkers beginnen langzaam in de gaten te krijgen hoe belangrijk Internet is. Je zult zien dat hun succes niet bepaald wordt door een leuk uitziende website. Van groter belang is hoe Internet is ingebed in de totale politieke strategie."
Webconsultant Jonah Sieger: "De kracht van Internet is dat elke afzonderlijke gebruiker een soort uitgever wordt en iedereen op Internet kan bereiken. Het is het meest democratische middel uit de geschiedenis. Maar de keerzijde is dat je heel voorzichtig moet zijn en niet alles kunt geloven wat je leest."
Alternatief stemhokje
Op één terrein is Internet nog niet doorgebroken: als alternatief voor het stemhokje. Is e-voting ook onderweg? De verwachting is dat die mogelijkheid bij volgende verkiezingen wel geboden wordt. Althans in sommige staten. Maar er zijn ook sceptici die zeggen dat stemmen via Internet de deur open zet voor fraudeurs die stiekem gebruik maken van andermans identiteit. En er is natuurlijk het gevaar dat hackers op een verkiezingsdag het computerverkeer verstoren waardoor een uitslag ongeldig wordt.
Daarnaast is er het bezwaar dat bij e-voting de kiezers die geen computer met Internet hebben (de mensen dus met gemiddeld lage inkomens) niet de mogelijkheid hebben om elektronisch hun stem uit te brengen. Politicoloog Steve Schier ziet daarom nog niet zo snel een kolossale cyber-democratie ontstaan. Schier: "Het maakt het de campagnes gemakkelijk om het electoraat keurig op te delen. Maar er ontstaat tegelijk een ongewenst onderscheid tussen elektronische haves en have-nots."
Internetkenner Phil Noble vindt dat argument onzin. Noble: "Op de korte termijn is dat onderscheid er nog wel. Maar op langere termijn -denk dan aan drie tot vijf jaar- bestaat dat probleem niet meer. Kijk maar eens hoe wijd verbreid televisie is. Dat zal over een paar jaar voor computers ook gelden."
Dit jaar wordt overigens al een heel bescheiden begin gemaakt met e-voting. Bij de democratische voorverkiezingen in Arizona (de thuisstaat van John McCain) konden kiezers bij de partij een persoonlijke code aanvragen (a digital certificate) die ze gebruikten bij het uitbrengen van hun online stem. Naar verwachting zal ook Californië in de komende jaren de Internet-stembus invoeren. Phil Noble denkt dat in 2004 Internet al een onmisbaar deel zal uitmaken van de verkiezingen.
Dick Morris, de schijver van het boek Vote.com denkt al veel verder vooruit. Hij voorziet een spectaculair grotere politieke deelname dankzij Internet. Maar hij wijst ook op de gevaren van deze vorm van directe democratie waarbij opiniepeilingen, stemmen via Internet en voortdurende openbare discussie de mening van politici zal bepalen. Als opiniepeilingen alleen-zaligmakend waren geweest was in de vorige eeuw de slavernij niet afgeschaft, had de VS na Pearl Harbor nooit de oorlog aan Japan en Duitsland verklaard en zou er in de VS amper naar de Burgerrechtenbeweging van dominee Martin Luther King zijn geluisterd, schrijft Morris.
Hij schetst een gewaagd toekomstperspectief. Ooit zal de directe Internet-democratie (voor Morris staat vast dat die er komt) ook weer ten einde komen. "Stemmen via Internet brengt ons op den duur tot de conclusie dat het volk te veel macht heeft. Maar we zullen zo ver pas komen nadat de Internet-democratie eerst tot volle bloei is gekomen."
Charles Groenhuijsen, freelance medewerker
Rare en ware websites
Uiteraard zijn er olijke grappenmakers, handige zakenmensen en regelrechte oplichters die misbruik maken van de populariteit van Internet in de politiek.
Zo is er een levendige handel in nep-sitenamen die op de officiële sites lijken: http://www.gwbush.com (Hypocrisy with Bravado) drijft bijvoorbeeld de spot met de ontkenning van Bush over zijn druggebruik.
Wie http://www.BushSucks.com aanklikt komt automatisch bij de officiële Bush-site terecht. Je ziet steeds vaker dat campagnes voor de hand liggende sitenamen als voorzorg opkopen.
Bij de Gore-campagne hebben ze minder goed opgelet want op http://www.AlBore.com staan nog steeds spotternijen over de stijfheid van Gore (The Wooden Soldier).
En op http://www.HillaryNo.com leven Bill&Hillary-haters zich uit.
Soms is het lastig de officiële sitenamen te pakken te krijgen. http://Www.mccain.com leidt bijvoorbeeld tot niks. De site http://www.algore.com brengt je bij een politieke souvenirwinkel, http://www.gore.com bij een fabrikant van rubber handschoenen en http://www.WhiteHouse.com in een harde pornosite.
Om vergissingen te voorkomen hierbij de goede namen van enkele politieke sites:
Democraten: http://www.algore2000.com, http://www.billbradley.com
Republikeinen: http://www.georgewbush.com, http://www.keyes2000.com, http://www.mccain2000.com.
Ook nuttig en leerzaam voor wie de verkiezingen digitaal wil volgen: http://www.politics.com, http://www.amerika.nl, http://www.publicintegrity.org, http://www.uselections.com, http://www.politics1.com en http://www.washingtonpost.com.
Rapportcijfers
Ondanks de spectaculaire groei in het gebruik van Internet voor politieke doeleinden zijn de websites nog amateuristisch opgezet. Dat staat althans in een recent verschenen rapport van Forrester Research. De onderzoekers gaven de websites van de vier presidentiele kandidaten rapportcijfers. En het merkwaardige is dat de John McCain daarbij -ondanks zijn spectaculaire online fundraising– als slechtste uit de bus komt.
George Bush heeft volgens Forrester de beste site, gevolgd door Al Gore, Bill Bradley en als hekkensluiter dus John McCain. Zijn website wil ’te leuk’ zijn, zegt het Forrester rapport. Maar het laatste waar politieke websurfers naar op zoek zijn is entertainment. Ze willen informatie, geen lolligheden. "McCain zou waarschijnlijk nog meer geld binnen krijgen en meer vrijwilligers werven als hij zijn website wat zou vereenvoudigen", zegt John McCarthy van Forrester
"Dit is de eerste verkiezing in de geschiedenis waarbij kandidaten en kiezers volledig toegang hebben tot de schat aan informatie van het web. Internet is een goedkoop en landelijk te gebruiken middel dat heel effectief fondsenwerving ondersteunt en kandidaten helpt om hun standpunten helder naar buiten te brengen en onmiddellijk te reageren om de uitlatingen van hun tegenstanders. Maar de websites van de kandidaten hebben tot nu toe niet volledig gebruik gemaakt van die mogelijkheden", aldus John McCarthy van Forrester.
Voorspellingen
Een paar voorspellingen van Dick Morris, schrijver van het boek Vote.com:
Geld wordt steeds minder belangrijk in campagnes. Internet is voor dure communicatie en tv-reclame een goed en goedkoop alternatief.
De rol van de media verandert. Kiezers hebben nu altijd overal toegang toe. Dat leidt tot verdieping van de informatie. Niet langer journalisten maar de kiezers zelf controleren wat zij wel/niet lezen, zien of horen.
E-mail vervangt de stencilmachine en politieke folder. Het is een ideaal middel voor snelle, massale campagne-acties.
Net als bij talkradio worden Internet-campagnes interactief.
Door Internet zal de rol van politieke partijen veel kleiner worden.