Privacy staat bij velen onder ons niet erg in de belangstelling. En dat is jammer, want ik denk dat de discussie over het beschermen van persoonsgegevens een belangrijke impuls krijgt als burgers zien hoeveel en hoe gedetailleerd zij ‘zijn vastgelegd’ in talloze gegevenspakhuizen.
Gelukkig zetten hooggeleerde adviescolleges van onze regering bij tijd en wijlen de tanden in IT en alles wat daarmee samenhangt. Dat deed ook de Raad voor het Openbaar Bestuur. Onder de titel ICT, het recht om anoniem te zijn onderwierp deze Raad automatisering en privacy aan een kritische studie. De studie moest antwoord geven op de vraag hoever de overheid dient te gaan in het beschermen van de privacy van de burgers. De conclusie van de Raad is opvallend: privacybescherming is een zaak van de burgers zelf en de wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) biedt hiervoor voldoende waarborgen.
Bijzonder helder is het voorstel van de Raad om burgers eenmaal per jaar een overzicht te geven van hun dataprofiel. Dit geeft inzicht in wat de overheid waar over mensen heeft geregistreerd en in welke databank deze gegevens zich bevinden. Zo’n jaarlijks profiel moet er snel komen en eigenlijk niet alleen voor de gegevens waarover de overheid beschikt. Ook persoonsgegevens die liggen opgeslagen in de voor commerciële doeleinden aangelegde bestanden, zouden eenmaal per jaar aan de betrokkenen moeten worden voorgelegd.
Wanneer het tot een jaarlijks dataprofiel komt, is daarmee een van de doelstellingen van de WBP gerealiseerd. Die luidt: zorg dat voor burgers duidelijk is wat waar wordt bijgehouden in de digitale overheidsmappen.