Ondanks stijgende investeringen in IT, de groei van elektronische handel en een voorsprong op de VS wat betreft mobiele telefonie en gratis Internetten, wil de Nieuwe Economie niet echt uit de startblokken komen in Europa. Vanuit Amerikaanse perspectief is de Oude Wereld nog niet rijp voor de Nieuwe Economie. Het ‘conservatieve’ Europa moet eerst een soort cultuuromslag beleven: slankere bedrijven, grotere openheid op financiële markten, meer risico’s, meer durfkapitaal, snellere deregulering van de telcoms, versoepeling van de arbeidsmarkt en een andere monetaire politiek. Ondertussen romen Amerikaanse bedrijven en universiteiten de toplaag van het Europese talent af. Europa moet zich tevreden stellen met de kralen en spiegeltjes van de Nieuwe Economie.
Netwerkeconomie US@ Ze noemen het in de Verenigde Staten soms internet-economie, soms netwerk-economie en ook wel ‘New Economy’. Met wat voor naam ook aangeduid, de veranderingen in de Amerikaanse economie zijn spectaculair en veelomvattend. En interessant genoeg om er in Computable in een serie artikelen ruime aandacht aan te besteden. Al was het maar omdat informatietechnologie een onmisbare voorwaarde wordt genoemd om met succes aan de netwerk-economie mee te kunnen doen. En omdat ons in Nederland en Europa binnenkort wellicht een vergelijkbare explosie staat te wachten. |
Zit de Amerikaanse economie op de piek van een economische cyclus? Nee, de meeste Amerikaanse economen zien het als een permanenter verschijnsel: de Nieuwe Economie. Volgens Lawrence Summers, de Amerikaanse minister van financiën, is deze Nieuwe Economie een gevolg van de grote investeringen die zijn gedaan in IT in een typisch Amerikaans klimaat waarin het nemen van risico’s, deregulering en vrije-markt-politiek de toon zetten. De rest van de wereld, Europa incluis, blijft achter. In de periode tussen 1992 en 1997 creëerde de Amerikaanse economie 13 miljoen nieuwe banen. In dezelfde periode gingen in de landen van de Eurozone 800.000 banen verloren.
Als Lawrence Summer gelijk heeft en investeringen in informatietechnologie inderdaad de basis zijn van de Nieuwe Economie, dan ligt hier een belangrijke oorzaak van Europa’s achterstand. Volgens schattingen van International Data Corp werd in de Amerikaanse economie in 1999 een bedrag ter grootte van 4,5 procent van het BNP uitgegeven aan investeringen in IT. In Europa komt alleen Zweden in de buurt met 4,4 procent. Maar in Duitsland – vaak beschouwd als de motor van de Europese economie – werd in 1999 niet meer dan 2,1 procent van het BNP besteed aan IT. Nederland is met 3,8 procent een goede middenmoter in de groep van geïndustrialiseerde landen
Niet alleen investeringen in IT
Toch zijn kennelijk investeringen in IT alleen niet zaligmakend. Ondanks het feit dat Groot-Brittanië in 1999 een bedrag dat gelijk is aan 4 procent van het BNP uitgaf aan informatietechnologie, wijzen de meest recente data er op dat de groei van productiviteit in de Britse economie vertraagt. Noch de cijfers van de Europese Gemeenschap, noch die van individuele landen in Europa wijzen er op dat de Oude Wereld weldra het walhalla van de nieuwe economie zal betreden. Een voorbeeld: ondanks stijgende investeringen in informatie technologie is de arbeidsproductiviteit in de landen van de Eurozone in 1999 slechts gestegen met een bescheiden 1,9 procent. Dat is minder dan in 1995 toen er nog sprake was van een stijging van 2 procent. En jawel, ook de inflatie begint in de Eurozone weer aan te trekken: in 1998 0,8 procent, in 1999 1,6 procent!
Bij het vergelijken van cijfers van de VS en Europa moet men wel bedenken dat de Amerikanen de laatste jaren de manier waarop ze productiviteit en groei in de economie meten, hebben aangepast. Zo worden sinds kort in de VS investeringen van bedrijven in software beschouwd als investeringen in diensten. Dat heeft een dramatisch positief effect gehad op de hoogte van de Amerikaanse cijfers voor productiviteit en economische groei. In Europa heeft men deze verandering niet gemaakt en kan het daarom langer duren voordat de Nieuwe Economie zichtbaar wordt in de statistieken. Ook vertellen de statistieken zoals gewoonlijk niet een eenduidig verhaal. Volgens gegevens van het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics stijgt de productiviteit in de US sneller dan die in Europa. Maar volgens de in Parijs gevestigde Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling groeit de productiviteit in Europa sneller.
Zal Europa de kloof dichten? Volgens een medio 1999 verschenen rapport van Forrester Research, een Amerikaans consultancy bedrijf, belandden verschillende sectoren van de Amerikaanse economie door de komst van Internet en de grote investeringen in IT in 1998 op de drempel van een fase van hyper-groei. Sectoren van de Engelse en Duitse economie zullen in 2000 aan deze fase beginnen. Japan, Frankrijk en Italië komen nog eens twee jaar verder achterop. Misschien moeten we deze ‘voorspellingen’ met een flinke korrel zout nemen, omdat ze vooral zijn gebaseerd op de idee dat wat in de VS is gebeurd vroeger of later ook in Europa zal gebeuren. "Het voelt alsof Europa de kritische massa heeft bereikt voor een economische explosie," roept Yahoo’s ceo Tim Koogle in december 1999. Let wel op het woord ‘voelt’. Bewijzen dat de Nieuwe Economie zich in Europa aandient zijn op zijn best anekdotisch.
Ander klimaat
In een recent artikel in Business Week doceert Michael Mandel vanuit Amerikaans perspectief waarom Europa tekort schiet in haar poging het beloofde land van de Nieuwe Economie binnen te gaan. Om een economie met een hoge productiviteit en lage inflatie te creëren vormen meer investeringen in IT een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde beweert Mandel. Het is net zo belangrijk dat afgeslankte bedrijven flexibeler worden en met lagere kosten gaan opereren. Financiële markten moeten toegankelijker worden zodat kapitaal gemakkelijker naar die bedrijven wordt gesluisd, waar het het meeste rendement oplevert. Er is meer durfkapitaal nodig om vernieuwende bedrijven op gang te helpen. Het moet gemakkelijker worden om een nieuw bedrijf te beginnen. Deregulering moet sneller gaan, met name op het gebied van de telecommunicatie en de arbeidsmarkt. Tenslotte – en hier krijgt Duisenberg een veeg uit de pan – moet de monetaire politiek worden aangepast aan de Nieuwe Economie: pas de rente verhogen als er echt sprake is van inflatie.
Het gebrek aan durfkapitaal en de geringe bereidheid om risico’s te nemen worden in de VS vaak aangehaald als verklaring van de traagheid waarmee de Nieuwe Economie in Europa uit de startblokken komt. In de VS groeien momenteel de bomen tot in de hemel – wat betreft durfkapitaal. In 1999 werd voor niet minder dan 40 miljard dollar geïnvesteerd in startende hightech bedrijfjes. In Europa zou volgens gegevens van Business Week in 1999 iets meer dan 20 miljard dollar aan durfkapitaal zijn geïnvesteerd in deze sector. Aardig, maar niet goed genoeg om een achterstand in te halen. Toch schieten recentelijk – al dan niet met behulp van Amerikaanse durfinvesteerders – ook in Europa de venture funds, de ‘incubators’ en de ‘accelerators’ als paddestoelen uit de grond. Dat is in ieder geval een aanwijzing dat er sprake is van een mentaliteitsverandering.
Een bijkomend probleem is dat Europa, in tegenstelling tot de VS, niet één grote homogene markt is, maar een verzameling kleinere markten. Het is gemakkelijker om rendement te halen uit een zeer gewaagde investering wanneer de betreffende technologie geïntroduceerd kan worden op een grote markt als de Amerikaanse. Volgens Gartner Group bedragen de gemiddelde kosten voor het starten van een e-handelbedrijf met een website ongeveer 1 miljoen dollar. Het maakt daarbij vrijwel niet uit of de markt groot is, zoals de Amerikaanse, of klein, zoals de Nederlandse. Het is uiteraard het best wanneer een technologie wereldwijd geïntroduceerd kan worden op de ‘global marketplace’. Daarvoor is het noodzakelijk dat lokale markten open worden gelegd voor internationale handel.
Europa heeft geen Microsoft
Wanneer Amerikaanse tijdschriften schrijven over Europa, wordt steevast het Finse Nokia aangehaald als voorbeeld van een succesvol, doortastend Europees hightech bedrijf. Het is wel jammer, dat het altijd Nokia moet zijn. Dat bewijst immers dat echt succesvolle grote hightech bedrijven in Europa dun gezaaid zijn. Het is onmogelijk de Europese equivalenten van hard- en software bedrijven als Microsoft, Apple, Cisco, IBM, Intel, Dell Sun Microsystems en AOL te vinden. Ze bestaan immers niet. En volgens het eerder genoemde rapport van Forrester is juist de Amerikaanse hightech in Amerika de motor van de Nieuwe Economie. In zijn State of the Union toespraak op 27 januari j.l. hield president Clinton de Amerikaanse volksvertegenwoordigers voor dat de hightech-sector verantwoordelijk is voor een derde deel van de stijging van de productiviteit en voor een groot deel van de nieuw gecreëerde banen.
Het is duidelijk dat ook in de elektronische handel Amerikaanse bedrijven een belangrijke rol kunnen gaan spelen in Europa, maar niet andersom. De wet van de first mover is hier belangrijk. Juist omdat het Internet een globaal fenomeen is, hebben de bedrijven die als eerste een stuk ervan claimen de beste papieren. Amerikaanse Internetbedrijven vertegenwoordigen 95 procent van de totale marktwaarde van alle Internetbedrijven bij elkaar. Amerikaanse bedrijven hebben anno 2000 zo’n 75 procent van de elektronische handel in handen. Dat betekent onder andere dat Amerikaanse e-tailers als Amazon en eBay, en portalen als Yahoo! en AOL wel meedingen in Europa, maar dat Europese business-to-consumers-operaties in de VS niet bestaan. Bovendien zijn Amerikaanse e-handelbedrijven geneigd – al dan niet met succes – zich te gaan richten op de hele Europese markt, terwijl Europese bedrijven zich vaak richten op lokale markten. De enige echte pan-Europese Internet-providers zijn eigendom van Yahoo!, Microsoft en America Online.
De kloof tussen Amerika en Europa zal nog schrijnender worden in het business-to-business-segment van de elektronische handel. Het zijn hier ook in meerderheid Amerikaanse bedrijven die enorme globale virtuele markten en veilingen opzetten voor alle mogelijke grondstoffen, halffabrikaten en onderdelen. De Amerikaanse sites Metalsite.com en E-Steel zuigen een steeds groter deel van de wereldhandel in staal naar zich toe. De oliemaatschappij Enron heeft een virtuele markt geopend waarop aardgas, elektriciteit kolen, plastic, papier en olie verhandeld kan worden. Enrons ceo Kenneth Lay zegt hierover: "Het is een sector waarin de winnaar de hele markt voor zich kan opeisen. De bedrijven die het eerst op een dergelijke markt opereren, zullen in belangrijke mate bepalen hoe die markt eruit gaat zien."
Dat betekent dat tegen de tijd dat Europese bedrijven op dit toneel verschijnen, het grootste deel van de markt al verdeeld is. En dit is de sector waarbij het business-to-customer-deel van het Internet totaal zal verbleken. Forrester verwacht dat de business-to-business handel tussen Amerikaanse bedrijven in de komende vijf jaar ieder jaar zal verdubbelen. In 2003 zal deze markt 1.3 biljard dollar groot zijn. De hoge koers van de Amerikaanse b2b-bedrijven op Wall Street is volgens insiders ook alleen gerechtvaardigd als men er vanuit gaat dat deze bedrijven hun diensten zullen exporteren over de hele wereld.
Waar is Linus?
Naast kapitaal, technologie en knowhow is er nog een belangrijke factor die de kloof tussen Amerika en de Europa in stand houdt: talent. De Europeaan Tim Berners-Lee bedacht ooit in Zwitserland het World Wide Web. Linus Torvalds ontwikkelde het Linux-besturingssysteem tijdens zijn studententijd in Helsinki. Waar zijn ze nu, de twee grootste Europese helden van het informatie tijdperk? Uiteraard in de VS. Berners-Lee is verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology. Torvalds helpt bij het uitbreiden van Amerika’s dominantie op de markt van microprocessors door zijn werk bij Transmeta. Tim en Linus zijn slechts twee representanten van het leger van Europese en Aziatische techneuten en ondernemers dat langzaam naar de VS verkast. Als er in de jaren tachtig al een Europese Marc Andreessen of een Aziatische Bill Gates is geboren, dan studeert deze naar alle waarschijnlijkheid nu aan een Amerikaanse universiteit. De economische kloof tussen de VS en Europa groeit niet alleen door een verschil in de beschikbaarheid van (durf)kapitaal en technologie, maar ook door de gestage mondiale stroom van talent richting Silicon Valley.
De scherpe concurrentie tussen de Amerikaanse onderwijsinstellingen, de nauwe banden tussen universiteiten en bedrijfsleven en de snelle manier waarop onderwijsinstituten in de VS inspelen op nieuwe ontwikkelingen in de economie bewegen veel jongeren om in de VS te gaan studeren. De Amerikaanse business schools spelen razendsnel in op de vraag van managers in spe en bedrijven naar knowhow op het gebied van elektronische handel en management. Op Universiteiten als Stanford, Harvard, Carnegie-Mellon en MIT zijn de grenzen tussen onderwijs en het elektronisch bedrijfsleven aan het vervagen. Studenten die hun eigen dot.com willen beginnen hoeven niet te wachten tot ze zijn afgestudeerd. Europa loopt ook op dit gebied duidelijk achter. Luc Soete, als econoom verbonden aan de Universiteit van Maastricht, beaamt in Business Week dat Europese universiteiten moeite hebben zich aan te passen aan snelle veranderingen. "Het is hier complete verstarring," zegt de Soete.
Tien verklaringen voor de kloof tussen Europa en de VS
Een bedrijf als AOL/TimeWarner – een Internetpijp met inhoud – krijgt via Amerikaanse films, muziek en informatie een voet tussen de deur bij Europese consumenten.
Internet is voor een groot deel een globale markt. Amerikaanse bedrijven hebben als ‘first movers’ een belangrijk deel van die markt voor zich opgeëist Amerikaanse e-tailers zijn actief in Europa. En andersom? Geen sprake van.
Amerikaanse e-bedrijven hebben het voordeel groot te kunnen worden op een grote uniforme Amerikaanse markt. Kleinere Europese e-bedrijven groeien op kleinere deelmarkten met lagere return on investments.
In de VS bestaat een grotere bereidheid dan in Europa om durfkapitaal te investeren in riskante nieuwe ondernemingen.
De bedrijven die de knowhow, de software en de schroeven en bouten voor Internet leveren zijn in grote meerderheid Amerikaans. De Amerikaanse economie profiteert daardoor ook meer dan Europa van de explosieve groei van Internet buiten Amerika.
IBM, Microsoft, Sun, Oracle, Cisco vormen met andere hightech-bedrijven de aanjagers van Amerika’s Nieuwe Economie. Deze bedrijven hebben geen Europese equivalenten. Europa moet het zonder zo’n zware motor doen.
De Internetgemeenschap spreekt, denkt en voelt voor een belangrijk deel in het Engels, een taal die nauw verbonden is met de Amerikaanse manier van denken en zakendoen.
Antwoord: in Amerika. Amerikaanse bedrijven en universiteiten trekken een groot deel van het IT-talent uit de hele wereld naar zich toe.
Amerikaanse universiteiten en business-schools spelen razendsnel in op eisen die vanuit de elektronische handel worden gesteld. Europese onderwijsinstellingen volgen traag. Als er al een Europese Bill Gates is geboren, dan studeert die nu aan een Amerikaanse universiteit.
Amerikaanse bedrijven nemen nu al een zeer dominante positie in op de ontluikende mondiale b2b-markten en zullen als first movers ook in de toekomst een belangrijk deel van de onderlinge handel tussen bedrijven controleren.