Door de opkomst van cyber-misdaad lijkt de privacy op Internet in het geding. Nu is het met die privacy toch al niet best gesteld. De techniek stelt onbekenden in staat om iemands elektronische gedrag in verregaande mate te volgen zonder dat de bewuste persoon daarvan op de hoogte is. Onduidelijkheid over privacy is ook een van de zaken die Nederlanders ervan weerhoudt meer in Internetwinkels te kopen.
De cyber-misdaadbestrijders willen nu in hun niet aflatende ijver om de zware criminaliteit op Internet aan te pakken, dat niemand meer anoniem het net op mag. Een overgang dus van schijnbare anonimiteit naar een bewuste identificatieplicht, zodra je cyberspace betreedt. De roep komt niet uit de lucht vallen. Jarenlang ging het alleen over kinderporno en racisme, wanneer criminaliteit op Internet ter sprake kwam. Sinds kort is er echter ook aandacht voor cyber-terrorisme en aanverwante zaken. De Amerikaanse president Clinton heeft onlangs nog opgeroepen om de strijd daartegen aan te spannen. Als je de spannende boeken leest van Tom Clancy’s netforce, waarin deze gevaren levendig uit de doeken worden gedaan, wordt het ook begrijpelijk dat opsporingsdiensten meer werk zullen moeten gaan steken in de bestijding van terrorisme en zware criminaliteit op het net. Immers, een cyber-bombardement waarmee vitale diensten van een land worden lamgelegd, lijkt inmiddels effectiever te werken dan een doorsnee B-52.
Privacy opheffen om cyber-misdaad tegen te gaan, is wel een heel gemakkelijke oplossing. In ieder geval niet de meest effectieve. Om te beginnen zullen opsporingsdiensten meer expertise moeten ontwikkelen om computercriminaliteit te herkennen en op te sporen. Daarvoor zijn zeer deskundige mensen nodig die in de computerindustrie zelf vaak veel meer kunnen verdienen dan als dienaar van het algemeen belang. Samenwerking met de computerindustrie is dus een vereiste om expertise te kunnen ontwikkelen. Internationale samenwerking is ook een voorwaarde. Internet is geen nationaal medium, waar enige nationale staat meer rechten of plichten heeft dan een andere. Dergelijke maatregelen zijn effectiever dan een identificatieplicht voor iedere Internetgebruiker.
Bij de bespreking van de Nota Wetgeving Elektronische Snelweg in de Tweede Kamer is afgesproken dat Nederland in zijn wetgeving het principe hanteert dat alles wat offline geldt, ook online moet gelden. Op privacy moet dat principe ook van toepassing blijven. Internet biedt een waanzinnige schat aan informatie, die voor meer mensen toegankelijk is dan ooit. Dat biedt vreselijk veel mogelijkheden voor de verruiming van ieders kennis en daarmee voor ontplooiing, ook van ‘kwetsbare’ groepen mensen. Kinderen wier ouders thuis geen boeken hebben of geen abonnement op een krant, kunnen zo toch op hun eigen manier hun informatiebehoefte bevredigen. Aids-patiënten kunnen met lotgenoten over de hele wereld anoniem informatie uitwisselen over nieuwe geneesmiddelen.
Zeker als je het verkeer op Internet vergelijkt met het verkeer op de openbare weg is het onzin om van iedereen een identificatie te eisen. Iemand die een wandeling in de buurt, de stad of het bos maakt, hoeft ook geen identificatiebewijs te tonen voordat hij deze openbare ruimtes betreedt. Voor fietsers geldt dat evenmin. Natuurlijk zou het handig zijn om – als er in de Kalverstraat een straatroof plaatsvindt – gelijk te kunnen opzoeken wie er allemaal op een bepaalde tijd door die straat hebben gelopen Maar de inzet van dergelijke drastische middelen wordt in Nederland gelukkig veel erger gevonden dan de bestrijding van de kwaal.
Toch is het niet zo dat je je altijd maar anoniem op de openbare weg kunt begeven. Naarmate het vervoermiddel gevaarlijker of de risico’s van gevaarlijk gedrag groter worden, wordt identificatie belangrijker. Op de autosnelweg kennen we die identificatie in passieve vorm. Kentekenbewijs en rijbewijs moet je verplicht bij je dragen. Als je een vliegtuig instapt, moet je je identificeren en word je bagage gescand. Ook in het juridisch verkeer geldt: hoe hoger het risico, des te eerder wordt identificatie gevraagd. Bij de bakker kun je anoniem een brood kopen, maar bij het kopen van een huis wil de notaris een paspoort zien.
Binnenkort wordt het wetsontwerp Computercriminaliteit II in de Tweede Kamer besproken. Een identificatieplicht voor iedereen ter bestrijding van cyber-misdaad te bestrijden – zou de privacy van veel te veel mensen aantasten die dagelijks vrijelijk en met veel plezier over het net surfen. Lastiger maar effectiever is het om middelen te ontwikkelen om (de mogelijkheden van) crimineel en terroristisch gedrag in cyberspace te ontdekken en te bestrijden. Daarvoor is expertise, inzet en samenwerking nodig op fronten waar dat nog niet altijd even gebruikelijk is. Een nieuw medium als Internet vereist echter een nieuwe manier van werken. Daarbij is het niet toereikend om eenvoudigweg een oud middel van stal te halen, zoals een algemene identificatieplicht die nog nooit zijn dienst heeft bewezen.