Het Nederlands informatica-onderzoek loopt gevaar. Door een gebrek aan geld en mensen dreigt de kwaliteit van het fundamentele onderzoek af te nemen, waardoor Nederland op achterstand raakt. "De situatie is absoluut niet rooskleuring", zegt Mark Kas, beleidsmedewerker van het Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Vorige week luidde NWO, de organisatie die wetenschappelijk onderzoek financiert, de noodklok. Het budget van de instelling staat onder zware druk. In plaats van de verwachte verdubbeling van de bijdrage, voerde het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC&W) een bezuiniging in.
NWO moet daarom op de centjes letten. Dit heeft gevolgen voor het wetenschappelijk onderzoek op diverse gebieden, waaronder informatica. "Wij hadden gezien het belang van het vakgebied graag meer geld gestoken in het informatica-onderzoek, maar moeten het uiteindelijk met minder doen dan wij hadden gewild", aldus woordvoerder Hein Meijers.
Begroting
Mark Kas rekent voor dat NWO een begroting van 5,5 miljoen gulden voor het informatica-onderzoek heeft gereserveerd. "Dat is al betrekkelijk weinig en gaat nu ook nog eens achteruit." Juri Berkhoff, voormalig directeur van Stichting Informatica Onderzoek Nederland, dat nu deel uitmaakt van NWO, zegt dat het ministerie van Onderwijs veel meer geld moet steken in het informatica-onderzoek.
Berkhoff concludeerde in 1997 in de onderzoeksagenda dat het relevante onderzoek dertig miljoen gulden nodig had. Ook de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) pleitte ervoor meer geld in het informaticaonderzoek te pompen. De organisatie wees hierbij op het belang van het vakgebied en stelde zelfs voor om geld dat bestemd is voor fysica, astronomie en wiskunde over te hevelen naar informatica.
Hoewel er sindsdien een aantal onderzoeksprogramma’s met geld van de overheid is gestart, concludeert Berkhoff dat het benodigde geld nooit op tafel is gekomen. Er komt ook wel onderzoeksgeld terecht bij Telematica-instituut, Gigaport en het Centrum voor Wiskunde en Informatica (CWI), maar dat is onvoldoende, of wordt niet gebruikt voor fundamenteel onderzoek op het gebied van informatica.
Tekorten
Niet alleen geldgebrek vormt een gevaar voor het onderzoek. Ook een tekort aan mensen speelt een negatieve rol. "In het verleden was de instroom van studenten erg gering. Het gevolg hiervan is dat de universiteiten nu beschikken over een te klein aantal onderzoekers. De instroom is nu beter, maar vanwege de krapte op de arbeidsmarkt is er sprake van een grote zuigkracht van het bedrijfsleven", aldus Berkhoff. Ondernemingen jagen niet alleen op de jonge onderzoeker, maar ook op de staf. "Medewerkers aan de universiteit houden te weinig tijd over voor onderzoek", merkt Kas.
Volgens de beleidsmedewerker haken ook veel onderzoekers af door een gebrek aan perspectief op de universiteit. "Als zij twee jaar als onderzoeker in opleiding (oio) hebben gewerkt, kiezen ze meestal voor een carrière in het bedrijfsleven. De doorzetters vervolgen met een Postdoc, eerst in het buitenland en dan ook nog in Nederland. Aansluitend is het de bedoeling dat zij doorstromen naar de universiteiten. Maar deze stap is moeilijk te maken, omdat universiteiten moeten bezuinigen."
Desastreus
De gevolgen van deze ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied lijken desastreus. "Engeland en Amerika maken veel meer geld vrij voor onderzoek. Nederland concurreert met deze landen, maar biedt de onderzoekers onvoldoende mogelijkheden", aldus Meijers.
Volgens Berkhoff raakt Nederland in internationaal opzicht achterop. Kas sluit zich hierbij aan. "Op dit moment is de kwaliteit nog goed. Wij hebben onlangs een citaten-analyse gedaan, waarbij wij hebben gemeten hoe vaak Nederlandse onderzoekers worden geciteerd in internationale bladen. Op dit gebied scoren wij bovengemiddeld, maar dit vertaalt zich niet in klinkende munt. Daarom gaat deze positie op den duur teloor."
De oplossingen voor de problematiek liggen voor de hand. Allereerst pleiten de betrokkenen voor meer geld van het ministerie. Daarnaast dienen de jonge universitaire onderzoekers meer loopbaanmogelijkheden te krijgen. Tot slot kan ook het bedrijfsleven een steentje bijdragen. "De geldstroom van de Nederlandse ondernemingen neemt toe. Het probleem is echter wel dat wij weinig softwarebedrijven tellen. Zij willen hun geld best besteden aan onderzoek, mits het van praktische aard is. Voor fundamenteel onderzoek komt minder geld los, terwijl dat toch wel de basis op de lange termijn vormt", licht Berkhoff toe.