Hoewel de programmeertaal Java meer en meer wordt ingezet voor het bouwen van bedrijfsapplicaties, is nog geen enkele softwareleverancier echt succesvol met een Java applicatieserver. ‘Teleurstellend’, meent Dave Ireland, de operationeel directeur van Progress Software. ‘We boeken wisselende successen met ons Java-product.’ Maar gezien de ontwikkelingen op het gebied van e-handel en applicatiediensten, houdt Progress de moed erin.
In juni 1997 kocht Progress voor 13 miljoen dollar het destijds vijftien medewerkers tellende bedrijf Apptivity. Het jonge bedrijf uit Silicon Valley had in korte tijd furore gemaakt met een ontwikkeltool voor meerlagenapplicaties in Java. Gezien de ontwikkeling die Internet toen al doormaakte en de rol die Java daarin zou spelen, dichten vriend en vijand een belangrijke rol toe aan Java-gereedschappen als Apptivity. Tweeënhalf jaar later is er echter nog geen enkele softwareleverancier echt doorgebroken op deze markt, geeft Ireland van Progress toe. ‘Niemand is daar gelukkig mee. Waar het precies aan ligt weten we niet. Is Java nog wel ‘hot’? Of heeft het millenniumprobleem een negatief effect gehad?’
Markten veranderen
Apptivity kent volgens Ireland wisselende successen in verschillende regio’s en industrieën. ‘Bovendien veranderen de markten en de behoeften met de dag.’ Het is voor Progress dus van belang om aan de laatste industriestandaarden te voldoen. De huidige technologie bevat nog een eigen Object Request Broker (orb), terwijl de volgende versie van Apptivity, die onder de codenaam ‘Vader’ door het prenatale leven gaat, gebaseerd zal zijn op versie 2 van EJB (Enterprise Java Beans). Deze specificatie voor softwarecomponenten voor bedrijfstoepassingen, worden in de tweede helft van dit jaar definitief vastgesteld.
Nederland kent inmiddels vijftien projecten die met behulp van Apptivity worden uitgevoerd. Volgens Peter Jansen, directeur van Progress Benelux, gaat het om grote projecten. De Benelux is volgens hem in de tweede helft van 1999 warm gaan lopen voor bedrijfsapplicaties in Java.
Middleware
Naast Apptivity heeft Progress veel geïnvesteerd in middleware. Dat leidde in december 1999 tot de introductie van SonicMQ, middleware, gebaseerd op Java Message Service, waarmee verschillende softwarecomponenten met elkaar kunnen communiceren. MQ staat voor Message Queuing, wat inhoudt dat de softwarecomponenten berichten naar elkaar toesturen die in volgorde van aankomst worden afgehandeld. Het betreft dus geen realtime middleware, wat voor moderne gedistribueerde applicaties ongebruikelijk is.
Hoewel Apptivity en SonicMQ momenteel nog niet veel geld in het laatje brengen, zijn dit wat Ireland betreft wel de producten die de toekomstige omzet Progress moeten realiseren. ‘Ongeveer 80 procent van de nieuwe projecten die klanten in de Benelux opstarten worden gedreven door Internet’, concretiseert Jansen. Progress ziet de softwaremarkt in twee richtingen bewegen. ‘We gaan van ‘zelf bouwen’. via het ‘kopen van standaardsoftware’ naar het ‘huren van functionaliteit’. Daarnaast gaan we van stand-alone toepassingen naar business-tot-business applicaties.’ In die ontwikkelingen spelen Internet, gedistribueerde applicaties en applicatiediensten (ook wel aangeduid met asp-concept) een grote rol.
Terwijl Progress met zijn 4GL-gereedschap (met ingebedde database) zijn sporen heeft verdiend op het gebied van stand-alone applicaties, hoopt het zijn toekomstige omzetstroom met de nieuwe productset te halen uit de zich ontwikkelende marktgebieden: business-tot-business applicaties via Internet.