Wat gaat er na de millenniumwisseling gebeuren? Vooruitkijken begint met kijken in de achteruitkijkspiegel. Wat gebeurde er in 1990? Van mobiele telefonie was nog nauwelijks sprake. Mijn zwaarste computer was een 486/25 MHz met een fax-modem. Momenteel hebben wij, in een gezin van vijf mensen, vijf computers, een 100 Mbps Ethernet huis-netwerk, drie gsm-telefoons, een 1 Mbps kabelmodem en een Linux-firewall.
Als dit tempo zich doorzet, schat ik in dat wij in 2010 geen vaste telefoon hebben, een bundel mobiele telefonie-abonnementen, enkele auto’s met mobiele data, meerdere 2000+ MHz-computers, een collectie intelligente apparaten van 500+ MHz, en een 400 Mbps plastic vezel naar buiten. Telefoneren gaat synchroon met beeldoverdracht, computers werken met spraak- en gezichtsherkenning en in mijn kleding zit een heel ‘Bluetooth’ ban (‘body area netwerk’). In 2010 kost de dure bandbreedte van vandaag bijna niets meer. Zo zal de ‘Bluetooth’ ban-headset via het net werken, en alleen buiten of in de auto met iets duurdere radiofrequenties. Tenslotte impliceert de wet van Moore dat elektronica wederom honderd maal goedkoper en krachtiger is geworden. Hopelijk zijn er dan niet honderd maal meer of krachtiger apparaten, maar apparaten die eenvoudiger zijn te bedienen.
Toch blijft er iets wringen. Een overvloed aan bandbreedte en apparatuur zal de prijs fors drukken. Hoe kun je over tien jaar dan nog toegevoegde waarde creëren? Mijn voorspelling is dat in de kennismaatschappij van 2010 waardecreatie niet meer aan fysieke apparaten en transport gekoppeld is, maar aan applicaties en diensten: de zogenaamde infonomie. Applicaties en diensten worden dan leidend, je krijgt de fysieke middelen er (bijna) gratis bij. Hoe diensten een succes kunnen bepalen, is vandaag de dag ook al te zien bij mobiele telefonie. Omdat de gsm draadloos is, moet het systeem bijhouden in welke radiocel een gsm-telefoon zich bevindt. Als je iemand mobiel belt, weet het systeem waar de telefoon is en krijg je de gezochte persoon direct aan de lijn. In plaats van te vragen of Jan er ook is, kun je direct vragen ‘Kun je praten?’. Deze ‘mobiliteitsdienst’ is het succes van gsm. Net als het succes van e-mail voldoet die dienst aan een behoefte om sneller en efficiënter te communiceren. Maar als een systeem weet waar je je bevindt, is het ook als positioneringsdienst te gebruiken. Het kan op je telefoon een kaart presenteren van je directe omgeving. Mensen zullen op hun 2010-versie van de mobiele telefoon zelfs een 3-D beeld (foto) krijgen waarop zij gelijk kunnen zien waar hun vrienden zich in een grote menigte bevinden.
Dat is het technische deel van het verhaal. Er is ook een economisch beeld te schetsen van onze wereld rond 2010. Kondratieff-golven zijn de lange-termijngolven in onze economie (40-50 jaar). Volgens Kondratieff begint een nieuwe golf met een combinatie van nieuwe technologie en een veranderende maatschappij. Rond 1990 werd duidelijk dat onze maatschappij en ons bedrijfsleven te complex waren om hiërarchisch vanuit een centraal punt aan te sturen. Er gebeurt te veel te snel om alle informatie langs een centrale leiding te laten lopen. Maar tegelijkertijd bleek de 486-PC snel genoeg te zijn om fax-modems en ethernetkaarten aan te sturen. In plaats van calculator was de computer als communicator te gebruiken, terwijl mobiele telefoontoestellen zelf spraak konden digitaliseren en verzenden. In 1991 kwamen gsm en het WWW; de rest is nu al geschiedenis. De maatschappij heeft de middelen gekregen om te voldoen aan haar behoefte aan sneller en directer communiceren.
Kondratieff concludeerde rond 1930 dat als een technologie goedkoop genoeg was geworden om maatschappijbreed toegepast te worden, er in de ‘upswing’ in twintig jaar veel verandert. Voor mij geldt de val van het IJzeren Gordijn (1990) als het begin van de vijfde golf. Kondratieff zei ook dat het na de ‘upswing’ van de golf weer rustiger wordt. Simpel gezegd: onze bevolking vergrijst tussen 2010 en 2030. Diezelfde vergrijsde bevolking krijgt dan de tijd om na te kletsen over een hectische periode. Als zij dan in hun achteruitkijkspiegel kijken, zien ze geen computers en bandbreedte meer, maar een stortvloed aan nieuwe diensten die rond 2000 mogelijk werden, toen Internet mobiel gemaakt werd. Surfend over de huidige digitale snel- en luchtwegen resteert wel de vraag waar de blinde vlekken in die achteruitkijkspiegel zitten.
Egbert-jan.sol@ericsson.com