De Stoa-adviescommissie (scientific and technological options assessment) voor het Europese Parlement (EP) wil een gedetailleerd onderzoek naar de serienummer-functionaliteit in Intels Pentium III-processoren. Voordat die chips uitkwamen, was er al een storm opgestoken rondom deze mogelijke schending van de privacy.
In de Verenigde Staten (VS) is dat protest redelijk snel in kracht afgenomen. De voordelen van een elektronisch identificatienummer voor elektronische handel en systeembeheer zijn namelijk vrij duidelijk. De status van consumentengegevens is echter een twistpunt tussen de ‘commerciële’ VS en de ‘conservatieve’ Europese Unie.
De adviescommissie van het EP bereidt nu een rapport voor over deze kwestie. Daarin roept ze op tot de vorming van een groep onafhankelijke experts die een inschatting moet maken van de risico’s van het elektronische serienummer.
De voornaamste angst is dat deze functionaliteit te misbruiken valt voor elektronische surveillance. Daarnaast bestaat er de vrees dat de nummers gekopieerd kunnen worden, om dan ‘in naam’ van de oorspronkelijke machine online-aankopen te doen.
Het aanstaande rapport bevat ook een dringend verzoek aan het Euro-parlement om de Amerikaanse beveiligings- en politiediensten NSA en FBI aan de tand te voelen over hun rol in de schepping van Intels elektronische serienummer. Privacy-voorstanders zien namelijk mogelijke koppelingen met het wereldwijde elektronische spionage-netwerk Echelon dat de NSA heeft opgezet.