Vorig jaar ontmoette ik in Silicon Valley Greg Papadopolous, ‘chief technology officer’ van Sun Microsystems. Greg had een raar plastic kastje aan zijn broekriem. Dat bleek een ’two-way pager’ te zijn. Zijn secretaresse scande zijn mail. Belangrijke mails zond zij door naar zijn ’two-way pager’. Het kastje was een klein computertje met een beeldscherm en piepkleine toetsen. Hij kon ook een kort antwoord terug sturen.
‘Rare jongens die Amerikanen. Ze liggen twee jaar voor met (classic) Internet, maar lopen twee jaar achter met mobiele telefonie’, dacht ik. Op Europese vliegvelden en congressen haal ik mijn mail op via mijn gsm. Via mijn mobiele telefoon met infrarood verzend en ontvang ik mijn mail op een A5-formaat laptop (alsmede op vakanties als ik bijvoorbeeld vast zit in de sneeuw). En als iets echt belangrijk is, belt mijn secretaresse en geef ik direct antwoord. Ik heb mijn mobiel altijd aan. Greg, net als vele andere Amerikanen niet. In Europa betaalt de beller het gesprek, in Amerika de ontvanger. Die zet zijn telefoon meestal uit, behalve als hij zelf moet bellen. Het gevolg is dat Amerika twee jaar achterloopt op het echte gebruik van mobiele telefonie. Maar op het gebied van Internet lopen de Amerikanen twee jaar voorop. Lokaal bellen is daar gratis en het drukste moment in het telefonie-netwerk is verschoven van tien uur ’s ochtends naar vier uur ’s middags, wanneer scholieren thuis inloggen en kantoren nog volop bezig zijn. In Amerika zal het lokale mechanisme van ‘de ontvanger betaalt’ omgezet worden naar het gsm-mechanisme van ‘de beller betaalt’.
Maar in Nederland wordt Internet gratis. Nou ja, niet echt gratis, want je betaalt indirect via je telefoonrekening middels de lokale tikken, waarvan een deel conform de interconnectie-afspraken naar de Internet Service Providers (ISP’s) gaat. Die moeten wel een kleine eigen telefooncentrale neerzetten en formeel de ‘operator status’ hebben. Maar ja, dat is ingewikkelde techniek en gratis Internet klinkt veel eenvoudiger.
De boodschap is dat de overheid een markt kan maken of breken. Met alle gevolgen van dien voor de industrie en daarmee de werkgelegenheid. Wat gaat er de komende jaren gebeuren en hoe kan de BV Nederland daar op inspelen? Classic IP (Internet Protocol) versie 4 met mail en webbrowser ontwikkelt zich tot de tweede generatie Internet (internet-2). In Internet-2 komen naast de grote 1500 bytes-pakketten van mail en web, heel veel kleine 20 msec spraakpakketjes van 64 bytes die razendsnel langs de dikke pakketten binnen 100 msec aan moeten komen. Daarmee realiseren wij spraak-over-IP, of beter IP-telefonie, ‘streaming video’, enzovoort. Hoewel Internet daardoor fors complexer wordt, is iedereen begonnen om telefonienetwerken te migreren naar op IP gebaseerde backbones. Naast de grote Amerikaanse spelers blijken ook enkele Europese spelers succesvol mee te doen. Zo draait momenteel een derde van het publieke IP-telefonieverkeer op apparatuur van een Zweedse leverancier. De tweede generatie Internet met real-time verkeer voor beeld en spraak zal lopen van 1999 tot 2002. De speelruimte voor overheden en regulatoren is gezien de korte tijd praktisch beperkt.
Interessanter is daarom Internet van de derde generatie (3g). Internet wordt dan draadloos. Hier liggen de kansen voor Europa. In die generatie worden de Internetterminals mobieltjes. Telefoontjes waarmee ook video en webinformatie bekeken en beantwoord kan worden. Deze 3g-telefoontjes werken met datasnelheden van 100 kpbs tot 2 Mbps, genoeg voor individueel gebruik. De standaard voor de derde generatie mobiele telefonie, de opvolger van gsm, is in het voordeel van de Europeanen uitgevallen. Maar de Europese belastingbetaler had dan ook al 15 jaar, via investeringen door de EG, geld in Europees onderzoek gestoken (onder andere Esprit en Acts). De uitdaging voor alle spelers in Europa (en de BV Nederland) is die voorsprong om te zetten in klinkende munt. De geschiedenis heeft geleerd dat dan een snelle ontwikkeling van de eigen markt van doorslaggevend belang is. De winnaar wordt diegene die het eerst start en een competitieve thuismarkt heeft. Vandaar de oproep in mijn vorige column om de veilinggelden voor de 3g-frequentieband (Umts) voor een deel in de branche zelf terug te stoppen door studenten, in navolging van de OV-jaarkaart, een Umts ‘prepaid card’ te geven. Studenten zijn bij uitstek mobiel en gezien hun sociale ontwikkeling op die leefdtijd volop met communicatie bezig. Bovendien kent het onderwijsproces, dankzij Surfnet, al een Internetpenetratie van 90 procent en wordt ook het ‘back office’-proces nu snel op Internet gebaseerd. Kijk bijvoorbeeld naar de TU Eindhoven waar duizenden studenten al notebooks hebben. Dat onderwijs is klaar voor draadloos Internet en is zodoende één van de eerste markten waar 3g-internet in Europa een leidende rol kan gaan spelen. Maar lang kunnen wij niet wachten. De Amerikaanse spelers zitten niet stil. Greg heeft ondertussen al een betere mobiele mail-oplossing.
Egbert-Jan.Sol@ericsson.com