Alles lijkt in cirkels rond te draaien. Jaren geleden was ik betrokken bij het gebruik van een ’time-sharing’ servicebureau. Zulke bureaus waren in die dagen gemeengoed, maar dan vooral voor batchverwerking van facturen, salarisadministratie en dergelijke.
Toentertijd waren computers voor de meeste bedrijven te duur, zodat het voor de hand lag om gemeenschappelijke faciliteiten via een servicebureau te gebruiken. Het was ook praktisch, omdat voor de batchgewijze verwerking van simpele gegevens maar weinig rekencapaciteit nodig was. Door de verwerking over de week te spreiden, kon een relatief dure machine toch efficiënt worden benut. Wel waren er problemen met piekbelasting tijdens het einde van de week en de maand. De gegevens werden off-line voorbewerkt – één van de eerste toepassingen van interactieve minicomputers. Kan iemand zich de Z80-microprocessor nog herinneren? Die was speciaal ontworpen voor gegevensinvoer.
Het ’time sharing’-bureau was een belangrijke stap vooruit, omdat de terminal hierbij op de eigen locatie stond, al was de computer nog steeds centraal. De eerste terminals waren eenvoudige toetsenborden, die op printers waren aangesloten. Al snel kwamen de karaktergeoriënteerde beeldschermen op. Time-sharing is nooit zo populair geweest als batchverwerking, onder meer vanwege de communicatieproblemen. Op mijn universiteit konden we gratis gebruik maken van centrale faciliteiten (met Basic) maar we konden het niet betalen, omdat de telefoonkosten te hoog waren! De lijnen waren traag en er was veel storing.
De minicomputer van de jaren tachtig – met name de PDP-11 en VAX van Digital, met het Rsts/E besturingssysteem – betekende het einde van time-sharing, omdat een minicomputer vaak goedkoper was dan de communicatieverbinding. Het doek viel definitief toen IBM en de andere leveranciers met interactieve ‘multi-user’ machines voor de zakelijke markt kwamen. Je staat verbaasd over de enorme aantallen Systems 34 en 36 die IBM moet hebben verkocht, al waren die nog niet half zo goed als de Rsts/E-systemen.
Tegenwoordig zijn de communicatiediensten veel sneller en betrouwbaarder. Het is gemakkelijk om te voorspellen dat er in de nabije toekomst hogere lijnsnelheden zullen komen, gekoppeld aan lagere prijzen. De vraag naar Internet is de onstuitbare drijvende kracht achter deze verandering.
De eerste gedistribueerde applicaties waren ontworpen voor lokale netwerken, helaas met dikke clients. Internet is nu een aanleiding om applicaties opnieuw te ontwerpen, en wel op basis van een dun client-model. Het gaat langzamer dan we zouden willen, omdat er nog zeer veel dikke clients in omloop zijn. De trend is zich echter aan het keren: verwerking wordt weer gecentraliseerd, waarbij gebruikers toegang hebben tot diensten via terminals. De oude terminals zijn vervangen door moderne, gebruiksvriendelijke grafische apparaten, maar verder is er niet veel veranderd.
Internet-applicaties zijn meer gericht op informatieverstrekking dan op gegevensverwerking, maar er zijn al genoeg serieuze e-handelapplicaties. In deze gevallen is de centrale server het eigendom van de organisatie die de applicatie aanbiedt; het is echter is geen gemeenschappelijk hulpmiddel. Maar als Internet-servers wel gemeenschappelijk worden gebruikt, waarom applicatieservers dan niet?
We zijn nog maar in het beginstadium. Er zijn al specialistische sites, ‘farms’, die een groot aantal onafhankelijke webservers exploiteren. De servers zijn het eigendom van bedrijven die niet opgezadeld willen worden met operationele zaken. De ‘web hosting’- bedrijven bieden diskruimte, stroomvoorziening, communicatieverbindingen, back-ups, een help desk en dergelijke. Ze hebben echter niets van doen met de inhoud, de ‘content’ van de servers.
Deze diensten worden vaak gebruikt voor servers die interactieve informatiediensten aanbieden, maar er is geen enkele reden waarom er geen vaste communicatieverbinding tussen de webserver en het rekencentrum van het bedrijf zelf zou kunnen bestaan. Op deze manier zijn de ondersteuning van de applicatieserver en de Internetverbindingen uitbesteed, terwijl de e-handel ‘back-end’ in eigen beheer blijft.
Uit het bovenstaande blijkt dat er een nieuwe trend lijkt te ontstaan, mede veroorzaakt door ontwikkelingen op communicatiegebied: het uitbesteden van belangrijke onderdelen van nieuwe IT-faciliteiten. Tegenwoordig zijn dit nog fysiek onafhankelijke systemen, maar er is niet veel fantasie voor nodig om te zien dat het met goede serversoftware mogelijk moet zijn om dezelfde klus te laten klaren door zware servers die logisch gepartitioneerd zijn.
In eerste instantie is de applicatieserver-architectuur daarom zeer geschikt voor een mix van uitbesteding en eigen beheer, bijvoorbeeld van erp-systemen. Maar als de kosten verschuiven, dan kunnen ook de erp-systemen worden uitbesteed, waarbij ze gemeenschappelijk worden gebruikt in combinatie met partitionering. De computer als nutsvoorziening, net als elektriciteit en water. Het is in veel opzichten de wedergeboorte van het rekencentrum – en het is onvermijdelijk!