De FNV riep vorige week dat werkgevers de Internet- en e-mail-activiteiten van hun werknemers op kantoor niet mogen controleren. Op e-mailen, zelfs in de baas zijn tijd, is het briefgeheim van toepassing.
Op het eerste gezicht vond ik dit een raar standpunt; je komt immers naar je werk om werk te verrichten en niet om te fun-surfen over het Internet of om sollicitatiebrieven te e-mailen.
Hoe langer ik er echter over nadenk, hoe meer ik van mening ben dat vertrouwelijkheid van Internet en e-mail op de werkplek inderdaad centraal moet staan. En dat het helemaal niet te rechtvaardigen is om e-mailberichten van werknemers stelselmatig en zonder aanleiding te monitoren.
Het uitgangspunt moet inderdaad zijn dat je werknemers kunt vertrouwen. Pas wanneer overduidelijk blijkt dat dit niet mogelijk is, heeft een direct leidinggevende een reden om eens een pittig gesprek aan te gaan over wat een medewerker nu eigenlijk doet in de baas zijn tijd.
Vermoedt een bedrijf bijvoorbeeld dat vertrouwelijke informatie via het netwerk het kantoorpand verlaat, dan is al snel een rechtvaardiging gevonden om de elektronische post van medewerkers te controleren.
De FNV kan wel roepen dat bedrijven niet mogen controleren, maar het staat een werkgever in dit soort gevallen vrij zijn belangen te beschermen.
E-mail en Internet veranderen de vertrouwensrelatie tussen werkgevers en werknemers niet. Dat het technisch makkelijker is om te controleren, betekent echter niet dat dit daarom ook stelselmatig dient te gebeuren.