Onze IBM 4361 is een zeldzaam museumstuk. Niet alleen bestaan er nog maar weinig exemplaren van; deze machine uit rond 1968 is zelfs nog in bedrijf. Al tijden wordt er hard gewerkt om deze machine compleet aan de kant te zetten, maar de Universiteit van Zambia heeft te veel andere prioriteiten en problemen.
Ons museumstuk kan nog maar door één reparateur worden gemaakt. Deze man komt zo’n tweemaal per maand langs, maar verdient daarmee voldoende om van te leven.
De reserve-onderdelen zijn nauwelijks te krijgen. Meestal moeten we rondkijken bij de twee andere Zambiaanse bedrijven die in het verleden een vergelijkbare machine hadden, en smeken om bijvoorbeeld tapedrive-onderdelen te lenen.
De reparatiekosten van de machine bedragen maandelijks vijfduizend gulden. Operationele kosten zoals printerlinten en arbeidskosten zijn hierbij niet inbegrepen. Op een maandelijks budget van zo’n dertigduizend gulden (exclusief arbeidskosten) is dit natuurlijk een enorm bedrag.
Maar in december gaat het gebeuren. Met geen mogelijkheid krijgt iemand deze machine draaiend het komende millennium in. Alle activiteiten zijn er daarom op gericht om alles van de machine af te halen. Er is nog veel data – ik weet niet of ik het informatie moet noemen – die naar een ander platform gedownload moet worden. Bijvoorbeeld de historische eindexamenresultaten van studenten, die nodig zijn voor statistieken en onderzoeken. Of alle financiële gegevens voor de jaren 1996 en 1997. Beide jaren zijn nog steeds niet goedgekeurd door de externe accountants en zijn dus nog nodig.
Maar wat gebeurt er in januari van dit jaar? Naast alle problemen om de machine draaiend te houden, blijkt de emulatiekaart niet meer te werken. Het downloaden van informatie is niet meer mogelijk. Het onderdeel dat het noodzakelijkst is om zo snel mogelijk van deze machine af te kunnen zijn, weigert. In het verleden werden Ascii-files onder het IBM-besturingssysteem VSE naar een PC met emulatorkaart gekopieerd. Daarna werden de files naar de Unix-server onder FTP verstuurd. Een moeizaam proces, want files groter dan 300 kb kunnen niet overgezonden worden.
Chris, onze systeembeheerder, onderzoekt wat het probleem met de emulatorkaart is. De kaart blijkt vervangen te moeten worden. De voormalige leverancier wordt gevraagd of hij deze kaart nog kan leveren. Na een maand is er nog steeds geen antwoord.
Ik benader Hein, die bij IBM Nederland werkt. Zijn commentaar levert mij een schaterlach: ‘Jullie hebben echt antiek!’ Zelfs de mannen van de 25-jaar-club beginnen te fronsen als ik de situatie probeer uit te leggen. De emulatorkaart wil nog wel eens een blik van herkenning opwekken, maar oplossingen en daadwerkelijk hulp heb ik nog niet gekregen.
In de tussentijd proberen wij bij het Zambiaanse ministerie van Financiën een emulatorkaart te lenen. Ze zijn bereid te helpen. De kaart blijkt niet te werken; de bestelling van een nieuwe kaart wordt geannuleerd.
Het probleem blijkt in de configuratie van de IBM-machine te zitten. Die is ook niet simpel; Chris – de enige IBM-systeembeheerder – is net bij het Computer Centrum weggegaan. De systeembeheerder van het ministerie, Nicky, wordt om hulp gevraagd. Hij komt verschillende middagen langs met steeds groter wordende tussenpozen, maar boekt geen resultaten. Na een tijdje komt hij helemaal niet meer. Dan blijkt dat ze bij het ministerie hetzelfde probleem hebben. Nicky vergat ons dat te vertellen. Inmiddels zijn we drie maanden verder.
De allerlaatste optie is een soortgelijke IBM-machine bij de kopermijnen op een afstand van vijf uur rijden: op pad met al onze tapes, daar de tapes downloaden naar een Unix-systeem en maar hopen dat alles compatibel is. Ik zie er erg tegenop.
Maar gelukkig komt Felix, eigenlijk een Cobol-programmeur, met een creatieve ingeving. Indertijd is voor research-doeleinden het besturingssysteem VM ook in gebruik geweest. Files kunnen overgehaald worden van VSE naar VM, dan naar PC en weer terug naar de Unix-server. Een hele omweg, maar beter dan vijf uur rijden naar de kopermijnen.
Inmiddels is de grootste bulk met informatie naar de Unix gehaald. Gelukkig.
Nu de laatste opgave. Het in ontwikkeling zijnde salarissysteem implementeren op de nieuwe server. Dan kan de IBM ook bij ons naar het museum.