Op 21 juli is eindelijk de Databankenwet in werking getreden. Deze wet kent aan de producent van een databank het uitsluitende recht toe om toestemming te verlenen tot gebruik van de inhoud van die databank.
Hoewel ook niet-geautomatiseerde databanken onder de wettelijke definitie van ‘databank’ vallen, is de Databankenwet een mooi voorbeeld van technologieregelgeving. Daaronder versta ik dan regelgeving die tot stand is gebracht onder invloed van technologische ontwikkelingen. Enerzijds om die ontwikkelingen te stimuleren, maar anderzijds om consumenten te beschermen tegen de minder plezierige gevolgen ervan. Die laatste doelstelling ligt mede ten grondslag aan de toekomstige Wet bescherming persoonsgegevens (WBP), die naar verwachting begin 2000 in werking zal treden. Ook de WBP is te beschouwen als technologieregelgeving. De wetgever vond het namelijk nodig om de huidige Wet persoonsregistraties (die aangrijpt bij het tamelijk analoge begrip ‘registratie’) te vervangen door een regeling die meer ruimte laat voor technische ontwikkelingen als het Internet.
Er zijn meer overeenkomsten tussen de Databankenwet en de WBP. Beide zijn namelijk tot stand gekomen als gevolg van een Europese richtlijn. Zo’n richtlijn verplicht de lidstaten om de nationale wetgeving hieraan aan te passen en zij is één van de belangrijkste instrumenten tot harmonisatie van regelgeving in de Europese Unie. Het is niet toevallig dat de twee genoemde technologiewetten ook wetten ter implementatie van een richtlijn zijn. Europa is namelijk zeer actief waar het gaat om technologiewetgeving. Naast de richtlijnen die aan de genoemde wetten ten grondslag liggen, zijn er richtlijnen (of voorstellen daarvoor) voor onder meer e-handel, elektronische handtekeningen, aankoop op afstand (ook kopen via een website valt daaronder), financiële dienstverlening op afstand, en auteursrecht in de informatiemaatschappij.
Een richtlijn verplicht tot aanpassing van de nationale wetgeving. Uiteindelijk vinden dus de bepalingen van een richtlijn hun weg naar onze Nederlandse wetboeken. De parlementaire behandeling van de Databankenwet en de WBP beschouwend, vallen enkele zaken op.
In de eerste plaats is Nederland steevast te laat met de implementatie van richtlijnen. Iedere richtlijn bepaalt vóór welke datum de bepalingen ervan moeten zijn omgezet in nationaal recht. De WBP had vóór 24 oktober 1998 in werking moeten treden, maar dat zal vermoedelijk 2000 worden. De Databankenwet is zoals gezegd in juli 1999 in werking getreden, maar dat had vóór 1 januari 1998 moeten gebeuren. De Europese Commissie heeft Nederland op dit punt op de vingers getikt. Het is wrang dat Nederland zo traag is, waar Europa probeert snel en adequaat in te spelen op technologische ontwikkelingen.
Niet alleen met het tempo waarin de regelgeving moet worden omgezet, heeft Nederland problemen. We kunnen er ook maar moeilijk aan wennen dat waar de Europese regelgever gesproken heeft, de nationale wetgever nog maar beperkte mogelijkheden heeft om zaken anders te regelen. Zo hebben kamerleden in de discussie tussen regering en Tweede Kamer over het wetsvoorstel voor de WBP een paar keer aangedrongen op wijzigingen. De verantwoordelijke minister kon hierover slechts opmerken dat het Nederland niet vrijstond om op de door de Kamer gewenste manier af te wijken van wat in Brussel reeds was bepaald.
Verder ontbreekt bij Europese regelgeving steeds vrijwel geheel een officiële toelichting. Meestal bestaat die alleen uit een aantal overwegingen. Met name bij technisch complexe onderwerpen wreekt zich dat: niet altijd is duidelijk of welbewust voor een bepaalde aanpak is gekozen, of dat die aanpak de uitkomst is van zware lobby-activiteiten van betrokken partijen. Het ontbreken van een toelichting is ook zeer inefficiënt. Iedere lidstaat is daardoor immers gedwongen om de voorstellen tot implementatiewetgeving van een eigen toelichting te voorzien, waar anders volstaan had kunnen worden met verwijzing naar een Europese toelichting. Een voorbeeld: de toelichting bij de richtlijn die ten grondslag ligt aan de WBP bestaat slechts uit de overwegingen, de toelichting bij het wetsvoorstel voor de WBP beslaat bijna tweehonderd bladzijden!
Al met al moet worden vastgesteld dat het omzetten van Europese regelgeving in Nederland moeizaam verloopt. Nu vrijwel alle technologieregelgeving ook Europese regelgeving is, is dat vanuit IT-perspectief bezien een wrange conclusie.