Wie is nu eigenlijk de vader van de Nederlandse informatica? Is het Edsger Wybe Dijkstra: de man van het gestructureerd programmeren? Of gaat deze eretitel naar Aad van Wijngaarden, de leermeester van Dijkstra die de rekenafdeling van het befaamde Mathematisch Centrum van de grond af aan opbouwde?
Van Wijngaarden (1916-1987) was werktuigkundig ingenieur. Na zijn afstuderen in 1939 werkte hij in de oorlogsjaren als assistent aan de Technische Hoogeschool Delft. Hij promoveerde in 1945 op elasticiteitsproblemen, waarna hij emplooi vond bij het Nationaal Luchtvaartlaboratorium. Zijn doorbraak vond in 1947 plaats, toen werd Van Wijngaarden gevraagd om hoofd te worden van de Rekenafdeling van het Mathematisch Centrum in Amsterdam. Deze afdeling, naar buitenlands gebruik ook wel computing department genoemd, had twee taken: het uitvoeren van opdrachten in geavanceerd rekenwerk en het ontwikkelen van grote rekenmachines.
Van Wijngaarden bezocht belangrijke rekeninstituten in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Hij wist daarna zijn afdeling uit te bouwen tot een toonaangevende rekengroep die traditionele technieken combineerde met nieuwe rekenschema’s en rekenmachines. Het in eigen huis bouwen van automatische rekenmachines bereikte, na het bouwen van de Arra I en II, zijn hoogtepunt met de introductie in 1956 van de Armac, een werkelijk werkende computer.
Samen met zijn leerling Edsger Dijkstra (in 1952 aangesteld als de eerste programmeur) dacht Van Wijngaarden na over het programmeren (het bedienen) van rekenmachines en – in een later stadium – over programmeertalen. Zij speelden een cruciale rol in de ontwikkeling van Algol, een van de eerste programmeertalen. Van Wijngaarden bleef telkens voor de kudde uithollen en was bijvoorbeeld al in de weer met programmeertalen, toen het woord programmeur nog nauwelijks bestond. Door de diepgang van zijn onderzoek, de continue reflectie op zijn werk en de behaalde vooruitgang op het rekencentrum staat hij aan de basis van de informatica in Nederland.