Novell is een vreemd bedrijf, waar ik nooit echt dol op geweest ben. Het afbeelden van lokale PC-files op een centrale fileserver is een heel normale basisfunctie. Hetzelfde geldt voor het koppelen van lokale printers aan een gemeenschappelijke printspooler. De grondvesten hiervan liggen echter niet in de PC-wereld, maar in die van de Unix-werkstations.
NFS, een algemeen geaccepteerde standaard, was onderdeel van Suns omgeving met werkstations en servers. Hierna verschenen de Novell-protocollen en daarna SMB van IBM en Microsoft, de basis voor de file- en printserver van Windows NT. Het enige verschil tussen deze drie fileservers zit hem in de gebruikte protocollen, de beheertools en de ‘directory services’. Hierdoor zijn ze onderling natuurlijk volledig incompatibel.
Tussen Novell Netware en de andere twee bestaat echter ook een groot technisch verschil. SMB en NFS draaien als server-applicatie op een normaal besturingssysteem, terwijl Novell Netware zelf een besturingssysteem is. Het heeft hierdoor ook een betere performance dan de combinatie van een besturingssysteem en een server; dit verklaart de aanvankelijke populariteit. Het concept van een file/printserver heeft zichzelf alleen op de korte termijn bewezen. Het was alleen geschikt voor de eerste generatie kantoorapplicaties. Voor ‘dikke client’-architecturen is een database nodig, voor moderne ‘dunne client’-omgevingen moet de server applicatiecode en transactiediensten kunnen ondersteunen. Deze diensten kunnen eenvoudig aan NT of Unix worden toegevoegd, maar niet aan Netware. Toen Microsoft Lan Manager met NT op de markt bracht en daarmee direct ging concurreren met Netware en dus met Novell, voorspelden velen (niet alleen ik) dat Novell zich op een hellend vlak bevond. De algemene toepasbaarheid van NT zou zeker een eind maken aan het beperkte Netware-systeem. Maar toen kreeg Novell een gouden kans. Organisaties implementeerden afdelingsnetwerken, met verschillende servers en daarmee de nodige directory-problemen. Met Netware Directory Services (NDS) introduceerde Novell een service voor het registreren en opzoeken van namen en adressen waarmee automatisch en onzichtbaar een groot aantal Netware-servers kon worden gedekt.
NDS gaf Novell weer wat lucht. En toen speelde Microsoft Novell in de kaart door de vertraagde oplevering van NT versie 5. Elk uitstel gaf Novell meer tijd, en Novell slaagde erin NDS op NT en een aantal Unix-platforms te implementeren. Netware kreeg hiermee een nieuwe rol: het was niet langer uitsluitend een lokale fileserver, maar ook een directory server voor de hele organisatie. De directory services van NT 2000, als dat systeem uiteindelijk op de markt komt, zijn niet geschikt voor andere platforms dan NT. Nog een goede reden om bij Novell en NDS te blijven.
De vertraging van NT versie 5 viel samen met een andere grote ontwikkeling, Java. De eerste Java-applets waren gebaseerd op de client en daarom voor Novell van geen belang, behalve dat de server HTTP en een filesysteem moest ondersteunen. Novell had zich al gecommitteerd aan TCP/IP (waarschijnlijk te laat; dit is nog steeds een zwakke plek), zodat HTTP eenvoudig aan de Netware file-server kon worden toegevoegd. Hierdoor kon Novell browser-applicaties ondersteunen, maar nog steeds geen databases. Op dat moment kwam Java voor de server op markt, en hoewel het niet triviaal was, bleek het toch mogelijk een Java Virtual Machine aan Netware toe te voegen. Er is nog steeds weinig emplooi voor transactie-applicaties omdat Netware geen databases ondersteunt, maar applicatieservers winnen steeds meer terrein. Vooral Enterprise Java Beans (EJB) en Java-ontwikkelomgevingen zoals Apptivity of Silverstream hebben alleen maar een JVM nodig; de rest wordt run-time geregeld door de applicatieserver-software. Hierdoor kunnen nieuwe producten naar Netware worden gepoort, dit in tegenstelling tot de weinig bevredigende pogingen om ook databases over te dragen. Applicatieservers hebben feitelijk niets met de database van doen, maar kunnen wel worden aangesloten op een bestaande legacy-applicatie op een ander platform. In theorie is Netware dus net zo geschikt voor de middenlaag als NT of Unix. Netware heeft zeker voordelen: het heeft NDS en is een efficiënte fileserver. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan NT of Unix voor de applicatieserver, maar Netware is voor software-leveranciers een aantrekkelijke applicatieserver omdat ze hiermee de grote en zeer trouwe Netware-markt aanboren.
IBM is een van de bedrijven die al zeer ver zijn met applicatieserver-software. IBM’s Websphere draait op AIX, OS/390, OS/400 en NT. Een poort naar Netware was daardoor eenvoudig. Het is verrassend dat IBM hiervoor te porren was, behalve als ze hiermee anderen buiten de deur wilden houden. IBM en Novell leveren de basisversie van Websphere met Netware zonder kosten! Maar let op, voor de volledige enterprise-versie moet wel betaald worden.
Betekent dit dat IBM Novell avances maakt? Novells grote en loyale klantenkring is inderdaad zeer aantrekkelijk.