Aan de lopende band worden nieuwe technologieën en producten gelanceerd. Meestal is er sprake van een hype, soms van een trend. Wat zijn de trends van het komende millennium? Twee consultants van een onderzoekbureau zetten ze op een rijtje, laverend tussen cbd, ‘knowledge discovery’, middleware en dunne clients.
Tegenwoordig moeten organisaties in staat zijn snel en wendbaar te reageren op continu wisselende marktsituaties. Mogelijkheden doen zich voor op het gebied van e-handel, call centers en producten en diensten op maat. Er is een verschuiving van product- naar klantgericht werken. Het motto ‘ken de klant’ wordt steeds belangrijker. Ook samenwerken op afstand, internationalisering en fusies van organisaties hebben grote gevolgen. Deze kansen moeten naar wens en op korte termijn benut kunnen worden.
Genoemde business-trends hebben veranderingen in informatietechnologie (IT) en van IT-systemen tot gevolg. Interessante en nieuwe ontwikkelingen doen zich voor. In dit artikel, gebaseerd op de cursus ‘Trends in IT’ van ID Research, komen IT-trends op verschillende terreinen aan bod: ontwikkelen met componenten (component based development), knowledge discovery, web- en documenttechnologie, werkstroombeheer en groupware, n-tier architecturen, middleware, databases, renovatie, beheer en outsourcing.
Ontwikkelen met componenten
De komende jaren zal een overgang naar ontwikkelen met (black-box) componenten (component based development, cbd) laten zien. Ontwikkelen met componenten belooft hergebruik en een kortere ontwikkeltijd. Een belangrijke voorwaarde is echter de standaardisatie van componenten. Er zal hierdoor ook meer interesse ontstaan voor het ontwerp van componenten. Ook zullen ze (beter) gaan aansluiten op ‘legacy’-systemen. De trend is dat het accent verschuift van alles zelf maken naar gericht zelf maken en de rest aanschaffen, conform de trendy slogan ‘Het netwerk wordt uw repository’.
De huidige generatie ontwikkeltechnologie biedt goede ondersteuning voor het gebruik van componenten, minder voor ontwikkeling en nog maar amper voor analyse en ontwerp. Methodische ondersteuning begint te ontstaan. De UML-technieken dreigen een ‘de facto’ standaard te worden. We schrijven bewust ‘dreigen’, omdat UML voor objectgeoriënteerde aanpakken bedoeld is en nu klakkeloos naar cbd-aanpakken gekopieerd wordt.
De meest uitgewerkte cbd-aanpak is die van Catalysis. Hierbij bestaat expliciete aandacht voor het modelleren van verschillende componentinterfaces. Catalysis biedt hiervoor een modelleerconstructie onder de naam ‘connector’. Ook is er een constructie om te componeren en te decomponeren (‘zooming in’ respectievelijk ‘zooming out’).
Goede vuistregels, heuristieken en ontwerppraktijken ontbreken in alle aanpakken die nu op de markt worden aangeboden. Interessante ontwerpvragen waarop methoden en technieken nog moeten worden ingericht zijn:
- hoe te komen tot de juiste afbakening van componenten?
- hoe te komen tot een passende indeling in lagen van de applicatie?
- mogen componenten laagoverstijgend zijn?
- zijn er verschillende technieken te gebruiken voor het modelleren van verschillende lagen?
- welke referentie-architecturen zijn beschikbaar voor veel voorkomende typen applicaties?
- welke compositievormen zijn er om nieuwe componenten te ontwerpen op basis van bestaande componenten?
Een belangrijke trend is dat methoden en technieken in de komende jaren meer formeel onderbouwd zullen gaan worden. Samen met het onderzoeken van bovenstaande ontwerpvragen zal dit ertoe leiden dat cbd meer en breder toegepast gaat worden.
‘Knowledge discovery’
Knowledge discovery bestaat uit twee onderdelen: kennisontsluiting en kennisontdekking. Kennisontsluiting is het ter beschikking geven van expliciete kennis in bijvoorbeeld een informatiesysteem. Kennisontdekking is het achterhalen van kennis die niet expliciet is, maar die wel aanwezig is (bijvoorbeeld in hoofden van mensen of in potentie afleidbaar uit andere kennis zoals uit patronen in data of door het generaliseren van waarnemingen met data- of tekstdelving). De grote vraag is hoe dit laatste type kennis ter beschikking gesteld kan worden. Bij kennisontsluiting is de kennis wel expliciet en daardoor te formaliseren en ter beschikking van anderen te stellen. Hierdoor kan de concrete informatiebehoefte door zoeken, vragen en filteren vervuld worden.
Bij information retrieval probeert men, uitgaande van een bepaalde vraagstelling, de juiste informatiebronnen te vinden. Technieken zijn bijvoorbeeld zoekmachines en (op de resultaten) informatiefiltering. Een soortgelijk effect kan bereikt worden met intelligente agents: dit zijn programma’s die op de achtergrond informatie verzamelen en deze op periodieke basis aan de gebruiker presenteren. Agents werken met ‘push’-technologie, zoekmachines op verzoek van de gebruiker (dus met ‘pull’-technologie). Er zullen hybride zoekmachines ontstaan: traditionele zoekmachines worden gecombineerd met agents. Hierdoor wordt zoeken op het web eenduidiger. Ook wordt uitwisseling van gegevens eenvoudiger. In de toekomst kunnen standaarden voor ‘intelligente’ documenten ontstaan en koppelingen met werkstroomsystemen. Publiceren via het Web en dynamische webpagina’s zullen steeds meer gemeengoed worden.
Relevance feedback is een maat om aan kennis een waardeoordeel te geven. Dit is een nu al veel gebruikt mechanisme waarmee gebruikers van een ‘information retrieval’-systeem een oordeel kunnen gegeven over de geselecteerde informatie. Door combinatie met documentenbeheer (zie hieronder) kan gevonden kennis opgeslagen worden en toegankelijk gemaakt worden. Een trend is dat bestaande technologieën steeds meer toegepast gaan worden in ‘knowledge discovery’: Z39.50, een ‘information retrieval-taal uit de bibliotheekwereld; Zorba (een combinatie tussen Z39.50 en Corba); en bijvoorbeeld X.500 en LDAP, twee standaarden voor directory services.
Trends voor het ontdekken van impliciete kennis zijn datadelving (datamining), tekstdelving, het werken met gegevenspakhuizen (datawarehousing) en Olap (on line analytical processing, tools en technologie voor analyse van data). Olap is meer gericht op de verwerking van data terwijl datadelving meer gericht is op het ontdekken van data. Het gegevenspakhuis zorgt voor de opslag.
Rdf (resource description framework, een generieke taal voor metadata) en XML (zie onder) zullen in de toekomst sleutelcomponenten zijn voor een geïntegreerde kennisarchitectuur.
Web- en documenttechnologie
Webtechnologie houdt zich bezig met het maken en gebruiken van standaarden om webpagina’s te bouwen, met technologie rond de computersystemen die de webpagina’s opslaan, en met zoekmachines en webportalen.
De belangrijkste trend is de integratie van webtechnologie met documenttechnologie. Documenttechnologie ondersteunt allerlei vormen van documentbeheer: opslag van documenten in computersystemen, zoeken van documenten en informatie-extractie uit documenten. Door deze integratie en het toenemend gebruik van web-browsers wordt allerlei informatie die in computers is opgeslagen beter toegankelijk.
Bij de webtechnologie signaleren we de opvolging van de webpaginaprotocollen Html en Sgml door XML en andere nieuwe technologieën. Html en Sgml geven geen uniforme presentatie van dezelfde webpagina op verschillende merken browsers. Dit probleem wordt opgelost door standaarden zoals XML, XSL en PDF. Bovendien wordt met XML de integratie met documentbeheersystemen eenvoudiger.
Veel trends in webtechnologie komen voort uit ontwikkelingen in het vakgebied ‘knowledge discovery’: denk bijvoorbeeld aan zoekmachines, intelligente agents, enzovoort.
Werkstroombeheer en groupware
Software voor werkstroombeheer biedt automatische ondersteuning en coördinatie van processen en werkzaamheden die in een bedrijf worden uitgevoerd. Het coördineert afhankelijkheden tussen taken van mensen. Wil software voor werkstroombeheer toepasbaar zijn, dan moet er een expliciete beschrijving zijn van de taken waar een bepaald proces uit bestaat.
Groupware is software die mensen in groepen helpt om beter te kunnen communiceren en om hun activiteiten beter te kunnen coördineren. Mensen hebben profijt van groupware als ze een gemeenschappelijke taak of een gemeenschappelijk doel hebben. De groupwaresoftware geeft dan een interface tot een gedeelde werkomgeving.
Werkstroombeheersystemen en groupwaresystemen worden steeds meer geïntegreerd. Voor gebruikers is het voordeel dat één interface aangeboden wordt om aan informatie te komen. Integratie met document- en webtechnologie maakt de informatie nog beter toegankelijk. De diverse tools die in een bedrijf worden gebruikt zullen waarschijnlijk afzonderlijke tools blijven en niet worden geïntegreerd in één systeem dat alles kan. Hierdoor kan elke toolleverancier zich toeleggen op dát gebied waar zijn expertise ligt. Werkstroombeheersystemen bieden de kracht om deze tools te integreren.
De invoering van werkstroombeheersystemen in organisaties ook leiden tot een goed gestroomlijnde samenwerking tussen de organisaties. Het is voor een organisatie niet nodig om zelf expertise op te bouwen: de gehele ‘workflow-engine’ kan samen met andere technische zaken uitbesteed worden.
Van een goede opzet is sprake indien een werkstroombeheersysteem wordt ingebed in de infrastructuur van de organisatie. Hiertoe worden de bedrijfsprocessen aan een nader onderzoek onderworpen, hetgeen tot bedrijfmatige verbeteringen kan leiden. Tevens zullen werkstroombeheertools steeds vaker als projectmanager in plaats van als procesmanager optreden.
N-tier architecturen
Onder n-tier architecturen verstaan we het in verschillende lagen, architecturen en over verschillende computers onderverdelen van applicaties en componenten. In de jaren zestig ontstond de mainframe-architectuur (alle functionaliteit op één centrale server). Daarna volgden diverse varianten van tweelaags- en drielaagsstructuren. Varianten van tweelaagsstructuren zijn een ‘gewone’ client/server-structuur of een transactieverwerking-monitor client/serverstructuur (gebruikersinterface op de werkplek en databasebeheer op de server).
Typische drielaagsstructuren zijn diverse onderverdelingen van: gebruikersinterface op de desktop; databasebeheer op de server en applicatielogica op één van beide of zelfs op beide. De nieuwste architecturen zijn: client/server met gedistribueerde objecten, dunne clients en web client/server met gedistribueerde objecten. Bijzonder is het inkapselen (wrappen) van het legacy-systeem door het definiëren van een interface, waardoor het legacy-systeem in feite een component wordt.
Belangrijke trend is het dunner worden van clients. Steeds meer functionaliteit wordt van de client weggehaald en op een server geplaatst. Er ontstaat een dunne client, een computer waarop alleen nog maar een webbrowser draait (veroorzaakt door de populariteit van het Web). Het beheer van clients wordt bij het dunner worden eenvoudiger, omdat steeds minder software op de client geïnstalleerd hoeft te worden.
Het gebruik van lagen biedt de mogelijkheid tot hergebruik: van bedrijfsregels, van transparante middelen zoals communicatieprotocollen en van gebruikersinterfaces. Ook staan gebruik door veel mensen toe. Dat is bijvoorbeeld belangrijk omdat er steeds meer transacties via Internet gaan verlopen. Een voorbeeld van een vierlaagsarchitectuur is een applicatie met een webserver, een applicatieserver, een databaseserver en een client. Door speciale servers per service in te richten wordt het aantal ‘lagen’ steeds groter. Vanwege deze specialisatie kan de hiërarchische laagstructuur op een gegeven moment verdwijnen. Dit is niet wenselijk omdat juist die hiërarchie structuur geeft.
Door deze toenemende onderverdeling in lagen van applicaties zijn speciale technologieën ontstaan voor het ontwikkelen van de front-end applicaties (ook wel ‘front office’ of kantoorapplicaties genoemd). Een typisch kenmerk van deze applicaties is de sterke focus op objectgeoriënteerde- en gui-aspecten en op databaseontsluiting.
Middleware
Middleware dient de distributie van applicaties en biedt toegang tot en communicatie tussen processen. Transacties via Internet zijn een belangrijke drijfveer voor ontwikkelingen op het gebied van middleware. Middleware kan een aantal taken verrichten: transport (SQL, Object Request Broker (ORB), berichtenwachtrijen), vertaling (van API-calls naar andere API-calls of in gateways) en transacties. Een aantal verschillende soorten middleware zijn Transaction Processing Monitors (TPM), Remote Procedure Call (RPC) Monitors, Message-Oriented Middleware (MOM) en Object-Transaction Monitors (OTM).
De verwachting is dat de komende paar jaar een scheiding ontstaat tussen de componenttechnologieën van OMG en SUN (Corba en Java) aan de ene kant en van Microsoft (COM) aan de andere kant. Alle ORB’s worden OTM’s (OTM = ORB + TPM). Internet kan een deel van de huidige rol van client-server-applicaties overnemen.
Databases
Gegevenspahkuizen (datawarehouses) worden steeds belangrijker als basis voor diverse toepassingen, bijvoorbeeld om de gebruiker te kunnen laten browsen, voor het doen van opvraagverzoeken (‘querying’) en rapportering, als onderdeel van een systeem voor beslissingsondersteuning of voor datadelving. In een gegevenspakhuis kunnen informatieve en analytische toepassingen gebruikt worden terwijl onafhankelijk daarvan de operationele database beschikbaar is.
Een database heet gedistribueerd als de gegevens fysiek verspreid zijn. Constructie van een gedistribueerde database kan zinvol zijn bij een groot volume, bij geografische verspreiding van de organisatie of bij incrementele groei. Naarmate organisaties meer decentraal gaan opereren, zullen de databases ook meer gedistribueerd gaan worden.
Ook komen federated databases steeds meer in de belangstelling te staan. Dit zijn databases die onafhankelijk van elkaar bestaan en in tegenstelling tot gedistribueerde databases elk een andere structuur kunnen hebben. ‘Federated databases’ kunnen zodanig met elkaar ‘samenwerken’ dat de gebruiker niet merkt dat het resultaat van zijn query uit verschillende databases komt. Een goed voorbeeld van dit soort databases vormen de bibliotheekcatalogi: bij een zoekopdracht worden verschillende databases benaderd maar de gebruiker krijgt één lijst met treffers.
Steeds meer niet-administratieve toepassingen van databases worden gesignaleerd. Denk bijvoorbeeld aan gis- of cad/cam-toepassingen, documentopslag en multimediale opslag. Dit type databases geeft aanleiding tot nieuwe technieken en standaardisatie. Door de komst van Jdbc (de Java-variant van Odbc) wordt het eenvoudiger om gegevens uit databases aan Java-programma’s te koppelen. Hierdoor kunnen databases vanaf het Web toegankelijk worden.
Renovatie
Het doorvoeren van (grootschalige) vernieuwingen in bestaande IT-systemen heet renovatie. Soms is dit nodig omdat IT-systemen organisaties kunnen belemmeren in hun flexibiliteit om te reageren op een veranderende omgeving.
Componentisering van (delen van) legacy-systemen is een belangrijke trend. Hierdoor worden koppelingen mogelijk tussen legacy-systemen en andere systemen, zoals de ‘front office’-systemen. Uiteindelijk kan dit resulteren in de integratie van applicaties, zelfs in de integratie van alle applicaties binnen een organisatie.
Herdocumentatie en analyse van de bestaande legacy-systemen is belangrijk. Hierdoor wordt het mogelijk om structuren in systemen te (her)ontdekken. Ook worden veel migraties naar andere systemen, platformen of talen uitgevoerd, bijvoorbeeld naar erp, Java of Oracle.
De euro zal de komende tijd een grote invloed hebben. De invoering hiervan zal, in tegenstelling tot het millenniumprobleem, niet slechts IT-inspanning vereisen maar juist ook strategische beslissingen.
Ontwikkeling en onderhoud
Het paradigma ontwikkeling en onderhoud is achterhaald en wordt vervangen door een evolutionair perspectief. Dat richt zich op het bestaande systeem en zorgt dat dit geleidelijk meeontwikkelt met veranderingen in de organisatie en de veranderende gebruikersbehoeften. Hierbij dient te worden geanticipeerd op te verwachten ontwikkelingen zoals migraties naar een ander besturingssysteem of ontwikkeling van gui’s.
Beheer
Informatiesystemen en infrastructuren worden steeds complexer. Hierdoor wordt het beheer ook steeds ingewikkelder. Beheer betekent onder andere exploitatie en onderhoud van informatiesystemen in een organisatie. Hieronder vallen apparatuur, programmatuur, gegevensverzamelingen, procedures en mensen.
Beheer kan vastgelegd worden in een service level agreement (sla). Dit is een contract tussen een beheersorganisatie en een gebruikersorganisatie waarin rechten en plichten voor het onderhoud van een informatiesysteem of infrastructuur wordt vastgelegd. Doel is natuurlijk om het geheel werkend te houden.
Kwaliteit en kwaliteitsbeheersing zijn belangrijke trends binnen organisaties. Voor kwaliteit bestaan bijvoorbeeld de standaarden uit de ISO-9000-reeks (ISO 9001 is specifiek gericht op software) en het Capability Maturity Model (CMM). Beide methoden zijn gericht op het documenteren en het vervolgens uitvoeren van processen, zoals ze gedocumenteerd zijn. CMM houdt zich meer bezig met continue kwaliteitsverbetering, terwijl de ISO-9000-reeks zich meer richt op minimale criteria om een bepaalde kwaliteit te behalen en te behouden. Ook richt CMM zich meer op software, terwijl de ISO-9000-reeks zich daarnaast ook op hardware, materialen en services richt.
Een andere kwaliteitsstandaard is Software Process Improvement Capability Determination (Spice). Deze standaard wordt ook door de ISO ontwikkeld, maar door een andere groep dan welke de ISO-9000-standaarden ontwikkelt. Naast processen rond software zal Spice zich ook richten op onder meer mensen, technologie, managementpraktijk en klantenondersteuning.
Outsourcing
Outsourcing van IT-diensten is een trend. Voor het met succes laten verlopen van een outsourcingtraject kan bijvoorbeeld de Information Services Procurement Library (Ispl) een grote rol gaan spelen. Ispl is een bibliotheek met ‘best practices’ voor de uitbesteding van services in de IT-sector. Het biedt een reeks boeken, tools en diensten om klanten en leveranciers te helpen de acquisitie en de oplevering van diensten en systemen in vele verschillende situaties te managen. Steeds meer bedrijven krijgen in de praktijk te maken met een complexe en risicovolle aanschaf en met outsourcing van IT-diensten en IT-projecten. Met behulp van Ispl kan hiermee effectief en gestructureerd worden omgesprongen.
Ispl is een nieuwe bibliotheek die vanuit eenzelfde filosofie als Itil (IT Infrastructure Library) is opgezet en die voortkomt uit talrijke ervaringen met procurement in de afgelopen jaren. De verschillende onderdelen behandelen het managen van het acquisitieproces en het managen en beheersen van projectrisico’s. Hierbij hoort ook het specificeren en plannen van af te leveren producten. Daarnaast zijn er onderdelen die zich specifiek op één gebied toeleggen: op IT-servicemanagement, op web-technologie en op grootschalige migraties. Het is de bedoeling dat in de toekomst meer van deze specifieke onderdelen ontwikkeld worden. Ispl wordt ondersteund door een gebruikersgroep. Daarnaast is er een trainingsprogramma met bijbehorende examens. In opdracht van de Europese Commissie hebben vijf partijen (waaronder ID Research) deze bibliotheek in 1998 en 1999 ontwikkeld.
Doelstellingen
De vraag of een organisatie kan of wil meegaan in relevante trends (of zelfs voorop wil lopen) is uiteraard niet los te zien van de bedrijfsdoelstellingen, de organisatiestructuur en de flexibiliteit van systemen en van mensen in de organisatie. Daarom is een aanpak aan te bevelen die afhankelijk is van de situatie, en waarbij een lange-termijnvisie wordt neergezet.
Dr. Rik D.T. Janssen en dr. Chantal Wentink, research consultants bij ID Research, Gouda