De advocaten van Microsoft hebben gisteren ruim vijf uur getwist met overheidsgetuige professor Edward Felten over de definitie van een browser. Felten stelt namelijk dat een webbrowser slechts een set functies is die eenvoudig gescheiden kunnen worden van een besturingssysteem.
De aangeklaagde softwareleverancier houdt echter vol dat zijn Internet Explorer een stuk softwarecode is die nog steeds aanwezig is in Windows wanneer de betrokken functies zijn uitgeschakeld. De discussie van gisteren raakt dus de kern van de antitrust-zaak tegen Microsoft; het al dan niet illegaal bundelen van de Explorer-browser met het marktdominerende Windows om zo een monopolie in de ene markt te gebruiken om ook een andere markt te overheersen.
Microsoft heeft dit vanaf het begin van de zaak ten stelligste ontkend. Felten heeft echter, reeds voor het recent beëindigde reces van drie maanden, een programma ontwikkeld waarmee de Explorer uit Windows verwijderd kan worden. De softwarefirma stelt dat dit niet mogelijk is aangezien de browser een geïntegreerd en onafscheidelijk onderdeel is van het besturingssysteem.
Advocaat Steven Holley van Microsoft onderwierp professor Felten dan ook aan een eerste-graads verhoor. De jurist wilde van de expert weten welke regels code in Windows 98 toebehoren aan de Explorer-software. Felten erkende dat hij niet kon aanwijzen welke bestanden en stukken code gewist dienen te worden om de browser te verwijderen. Hij voegde daar aan toe dat dit niet uitmaakt, aangezien een softwareproduct wordt gedefinieerd door de mogelijkheden die het aan gebruikers biedt.