Praten over Linux wordt er genoeg gedaan. Dat het besturingssysteem een Geweldig Alternatief is voor Windows. En dat Bill Gates van Microsoft op zijn tellen moet passen. Maar hoe draait het eigenlijk in de praktijk? "Je moet niet vertrouwen op Linux alleen, net zo min als op Windows alleen", aldus zeggen de deskundigen.
Natuurlijk is hij de Verlosser die ons zal bevrijden van de Boze. Het scheelde maar weinig of de Fin Linus Torvalds was de menselijke aard en staat ontstegen. Met zijn besturingssysteem Linux – dat overigens al sinds 1991 bestaat – deed hij een regelrechte aanval op de hegemonie van Bill Gates’ Windows.
Althans zo deed de enorme stroom verhalen over Linux vermoeden. Er werd gesuggereerd dat de dagen van Gates geteld waren: niet alleen die vermaledijde rechtszaken, ook Linus zelf zou de man uit Seattle laten struikelen. De meeste verhalen hadden een hoog theoretisch – om niet te zeggen evangelisch – gehalte. De hoogste tijd om eens een paar bedrijven te bezoeken die Linux draaien. Die kunnen vertellen wat er bevalt en wat niet. Ze kunnen ook duidelijk maken voor wie Linux eigenlijk geschikt is en voor wie niet.
Een duidelijk voordeel, zo klinkt het op de werkvloer, is de ‘maakbaarheid’ van Linux. "Je kunt alles instellen zoals je het zelf wilt. Je kunt volledige controle krijgen over je systemen. Alles is naar eigen wens te configureren."
Een tweede voordeel is de stabiliteit van het besturingssysteem. Anders dan bij Windows hoeft het systeem niet te rebooten wanneer de configuratie wordt veranderd of wanneer software wordt toegevoegd dan wel verwijderd. Veel Linux-gebruikers maken er een sport van hun machine zo lang mogelijk aan te laten staan. "Als we geen stroomstoring hadden gehad, dan was mijn computer nu al meer dan twee jaar niet down geweest."
Een derde voordeel wordt gevormd door de geringe eisen van het besturingssysteem: Linux draait heel goed op een oude 486-computer. "Ik gebruik een netwerk-PC met acht Mb Rom-geheugen, waarin Linux en Netscape zijn geladen. Feitelijk heb ik niet meer nodig. Ik kan in ieder geval zonder harde schijf en zonder floppy-drive." Toch zegt niemand louter en alleen op Linux te willen vertrouwen. "Dat zou net zo stom zijn als volledig te vertrouwen op Windows. Je gebruikt beide systemen gewoon door elkaar."
Thema-sites
Hij is naar eigen zeggen zo a-technisch als wat, maar adjunct-directeur Bert Kuijpers van de Telegraaf Elektronische Media (Tem) is sinds een paar jaar een heuse Linux-adept. Tem begon in het voorjaar van 1997 als aparte unit binnen de Telegraaf-holding met drie man. Inmiddels zijn er zeventien werkplekken.
De unit fungeert als Internet-centrum voor het moederbedrijf en ontwikkelt daarnaast thema-sites voor derden. Tem werd opgezet toen bleek dat het ontwikkelen van een site (de Telegraaf op Internet) iets meer was dan de stukken online brengen. "We waren één van de eerste kranten in Nederland met een eigen site. Maar na een jaar ontdekten we dat de buitenwereld zich sneller ontwikkelde en dat we meer kennis nodig hadden. Bovendien overstegen onze activiteiten de journalistieke grenzen van de redactie. Daarom werd Tem in het leven geroepen."
Bij het opzetten van het netwerk liet Kuijpers zich leiden door de kennis en kunde van het IT-bedrijf Cistron. De onderneming uit Alphen aan de Rijn had al eerder het Surf-Magazine op Internet voor hem gemaakt. Cistron is een echt Linux-bedrijf. "En dus kwam het idee op om ook hier bij de Telegraaf een Linux-omgeving te creëren. Gaandeweg werd me duidelijk hoeveel voordelen dat had. Om te beginnen dachten en denken software-ontwikkelaars via Internet wereldwijd mee met de ontwikkeling van Linux. Dat is natuurlijk intrigerend; daar kan geen bedrijf tegenop. Geen enkel bedrijf heeft een vergelijkbare R&D-afdeling."
Binnen het concern hoorde Kuijpers in eerste instantie veel negatieve geluiden: Linux zou voor amateurs zijn, het product zou ook onveilig zijn. Kuijpers wist de directie echter om te praten: het werd Linux. "We hebben even een NT-server gehad, maar dat was niets, veel te instabiel. En we hadden de know-how ervoor niet." Al snel draaide een groot deel van het bedrijf – zes van de zeventien machines – in een Linux-netwerk. De rest is Windows 95; er is een Apple voor de grafische vormgeving. Via de lokale Linux-server heeft het bedrijf contact met Internet-provider Sara, het rekencentrum van de Universiteit van Amsterdam.
Kuijpers ziet grote voordelen. Linux is superstabiel, zo zegt hij. "Er zijn mensen die hun machines niet uit willen zetten. Met Linux hoeft dat ook niet. Je hoeft in principe nooit te rebooten." Maar de uitgever ziet ook nadelen: zo is Linux technisch een moeilijk product. Dat maakt het lastig om mensen te vinden die ermee overweg kunnen. "We kunnen zo tien mensen gebruiken." Aan de andere kant: zodra je als bedrijf geschikte mensen gevonden hebt, kunnen ze ook meer dan de gemiddelde Windows 95-programmeur. "Niet dat we terug willen, want het bevalt ons goed, maar het is toch keihard watertrappelen. Er is één medewerker die constant op Internet zoekt naar geschikte aspirant-medewerkers en direct emailt en aan de telefoon hangt wanneer zo iemand in beeld komt."
Een jaar geleden had hij wel eens twijfel of de keuze voor Linux de juiste was. "Er was weinig ondersteuning. En het was veel meer werk. Wat je bij Microsoft zo uit de doos kon halen, kostte bij Linux een maand programmeren." De ommekeer kwam precies op tijd: de film Titanic werd op Linux-computers gemaakt en bedrijven als IBM, Oracle gingen het besturingssysteem ondersteunen. "Dat was geluk."
Bij Tem werken ze met de distributie Debian, die – naar verluidt – moeilijker is dan Red Hat of Suse. "Het is nòg bedrijfszekerder", zegt één van de programmeurs. Als ontwikkeltaal wordt Perl gebruikt. De programmeurs zijn, meer nog dan Kuijpers, ware Linux-volgelingen. "Het gaat gewoon nooit down, je krijgt nooit zo’n blauw Windows-scherm. En alles is aan te passen aan je eigen voorkeur. Je hebt nooit interne conflicten, dat geeft het systeem gewoon aan. Het is perfect."
Afhankelijk
Op zijn bureau staan twee platte beeldschermen van Panasonic. Het ene is gekoppeld aan een oude Pentium 60, het andere aan een Siemens-machine zonder harde schijf en zonder floppy-drive. Toch is technisch-directeur Harry de Jong jr. van elektronicazaak Correct in Rotterdam een gelukkig man. Voor hem geen supersnelle Pentium III.
"Als het netwerk op mijn Pentium 60 niet werkt, dan is er iets niet goed ontwikkeld", zo zegt hij. Vanuit diezelfde no nonsense-gedachte heeft De Jong met vijf medewerkers de afgelopen jaren een systeem aangelegd voor de dikke driehonderd gebruikers van het interne Correct-netwerk. In dat netwerk draait Linux fris en vrolijk naast Windows NT. De directeur behoort tot de groep mensen die wil dat een netwerk gewoon zijn werk doet, en wil daarbij niet afhankelijk zijn van wat voor platform dan ook.
In het verleden werd De Jong wel eens door een vertegenwoordiger van een erp-speler gebeld. Of Correct geen mooi erp-pakket wilde? Nou, dat wilde De Jong niet, en dat wil hij nog steeds niet. Onder andere omdat geen enkele speler een online koppeling met het kassaregistratie-systeem heeft. En dat hebben de medewerkers van Correct nu net nodig. "Overal staan PC’s en op bijna elke machine zit een kassafunctie, gekoppeld met de centrale database. Niemand kon dat, en dus hebben we dat zelf maar gedaan."
De Jong, van huis uit mathematisch bioloog, legde vijf jaar geleden een netwerk aan met een Unix-server en een client-laag, die uit verschillende platforms bestaat: zowel Motorola- als Intel-processoren. Maar wel allemaal gebaseerd op het TCP/IP-protocol. Met de ontwikkelsoftware van Westmount werd een database gedefinieerd. Westmount draaide Xwindows als Unix-programma. In het netwerk fungeerden verder een Xserver en Xclients, allemaal Windows-achtige applicaties gebruikt door Unix. "Op zeker moment bleek de Xserver te traag te werken op de bestaande PC’s. We zochten naar een sneller alternatief. Dat bleek te bestaan uit een Sun Workstation of PC’s die onder Linux draaiden. Die keuze was niet zo moeilijk: Sun was duur, Linux was gratis. En minstens zo stabiel."
Op zijn PC laat De Jong zien hoe het er uit ziet: in een handomdraai zet hij een Windows-applicatie aan of start hij Linux op. "Dat is de Windows-manager. Die bepaalt hoe het scherm er uit ziet. De Windows-manager is van Xwindows, dus Linux." Met opzet, zegt hij, gebruikt hij zelf nog een oude Pentium 60. "De toepassingen moeten ook op mijn PC werken. Ook op mijn PC moet de performance goed zijn."
Afgedwongen geluk
Correct heeft – vooralsnog – alleen een intranet, waar alle gebruikers op aanloggen. Elke gebruiker met zijn eigen functionaliteit. "Anders dan onder Windows", zegt De Jong, "is onder Linux exact te configureren welke bevoegdheden mensen kunnen krijgen. In Windows kun je bepaalde mogelijkheden aan of uit zetten; de mogelijkheden blijven in het systeem aanwezig. Wanneer je onder Linux iemand bepaalde bevoegdheden geeft, worden die op zijn PC opgeslagen. Iets anders kan hij of zij niet."
Al het ontwikkelwerk wordt op een Linux-PC gedaan. In de afgelopen jaren heeft hij het geluk min of meer afgedwongen, vindt De Jong zelf. De keuze voor het TCP/IP-protocol bijvoorbeeld. Dat was vijf jaar geleden nog niet zo wijd verbreid als tegenwoordig. "Ik vond het toen voor de hand liggend dat het protocol de toekomst had. Daarin heb ik gelijk gekregen." De keuze voor Linux was minder een kwestie van geluk. De directeur kent het al sinds 1992 en werkte zelf nog met de 0.x-versie. "De stabiliteit was direct duidelijk. En daar hebben we hier grote behoefte aan. Onze kassa’s moeten gewoon altijd werken. Zelfs 99 procent is niet goed genoeg. Linux, of Unix eigenlijk, kan gewoon niet crashen. Dat is goed ontwikkeld."
De Jong is, zoveel wordt wel duidelijk, zeer te spreken over Linux. Hij kan zo snel geen nadelen noemen. Of het zou moeten zijn dat je er geen spelletjes mee kunt doen. "Maar daarvoor heb ik het ook niet. Alles is aanwezig. Je hebt met Stafoffice een complete suite. Wordperfect heeft inmiddels een Linux-variant. Alles wat je nodig hebt voor de kantooromgeving is aanwezig."
Belangrijk voordeel is volgens De Jong de volledige controle over het systeem. "Windows NT is ook niet slecht, hoor, dat zeg ik niet. Maar je hebt geen echte controle over wat je aan het doen bent." Hij kan het iedereen aanraden die – om wat voor reden dan ook – controle of stabiliteit nodig heeft. De directeur vindt zichzelf een Linux-fanaat, maar wil niet geheel afhankelijk zijn van Linux. Dat zou stom zijn, vindt hij. "Dat zou je alleen maar kwetsbaar maken."
Verkocht
Begin jaren negentig kwam Henk Klöpping, als voorzitter van de stichting Internet Access, in aanraking met Linux. Klöpping, fervent voorstander van de zogeheten Open Source, was direct verkocht: "Het was kwalitatief goed en het was een betaalbaar alternatief." Daarom lag het voor de hand dat Klöpping bij zijn werkgever, het IT-bedrijf Vertis in Veendam, met Linux op de proppen kwam, toen één van de klanten op een veilige manier en op basis van Open Source-software Internet op wilde. Helemaal zonder slag of stoot ging dat niet: er waren (en zijn) bij Vertis ook nogal wat NT-experts, en die moesten ook overtuigd worden. Uiteindelijk lukte dat.
Linux, aldus Klöpping, is een fris tegengeluid. Hij heeft niets tegen Microsoft. Laat dat iedereen duidelijk zijn. "Werken met Microsoft biedt ook allerlei voordelen. Je hoeft je niet druk te maken over de techniek, bijvoorbeeld. Een hoop zaken zijn binnen Windows NT al voor je geregeld. Maar als je meer wil, dan kun je je hart ophalen aan Linux. Een techneut vindt het heerlijk om juist in detail te werken. Het viel me gelijk al op dat Linux standaard voorzien is van een rijke toolset. En dat het stofvrij is: er zitten geen fouten in."
Bij Vertis (onder andere systeembeheer, kantoorautomatisering, netwerkbeheer) werken driehonderd man, voor een groot deel vanuit huis. Linux wordt er gebruikt om de – belangrijke – telefooncentrale te laten draaien en op de interne mail- en news-server. Bovendien heeft het bedrijf een zogeheten Vertis Internet Connector ontwikkeld op basis van Linux, waarmee klanten op een veilige manier Internet op kunnen. "De cost of ownership ervan is heel laag. Je zet de machine neer en hoeft er niet meer naar om te kijken." Het besturingssysteem excelleert, zegt Klöpping, in de integratie van software van verschillende platforms. "Het is ideaal als lijmlaag tussen bijvoorbeeld Novell-applicaties en NT. In het algemeen zou je kunnen zeggen dat er weinig redenen zijn om er niet mee aan het werk te gaan. Het is, zoals gezegd, stabiel. Het is breed inzetbaar en niet moeilijk om te leren. In de nazorg is Linux beter dan Windows NT. Bovendien, en dat vind ik zelf een prettige bijkomstigheid, komt het uit een gemeenschap die van mening is dat je voor elkaar moet zorgen. De Linux-gemeenschap is een geef-gemeenschap. Men wil elkaar helpen. En dat is altijd prettig wanneer je vragen hebt."
De opkomst van een besturingssysteem
Linux wordt zo langzamerhand door het bedrijfsleven als één van de standaarden aanvaard. IBM, Dell, SAP, Compaq, HP; tal van IT-bedrijven komen met Linux-applicaties. Aan de aanbodzijde wordt het ook dringen: er zijn distributies van onder andere Red Hat, Suse, Caldera en Debian. Mensen die het kunnen weten, hebben becijferd dat er inmiddels meer dan 425 verschillende software-pakketten op de markt zijn. Daarmee is gelijk duidelijk gemaakt dat ‘de’ Linux niet bestaat: het is geen grote verzameling Open Source-pakketten. Wie er gebruik van wil maken, moet een kernel (de basis van de applicatie) ophalen of kopen, evenals de software die op die kernel draait. Deskundigen vergelijken de aanschaf van Linux wel met het in elkaar zetten van een auto: je koopt een motor, banden, koppeling, stoelen en de rest om zo je eigen automobiel te bouwen.
Wie het zich in eerste instantie niet al te moeilijk wil maken, gaat naar de winkel en koopt een commercieel Linux-pakket. Bijvoorbeeld van Red Hat of Suse. Dergelijke pakketten worden standaard geleverd met een dik boekwerk en de nodige software. De commerciële Linux-aanbieders bieden de klant ondersteuning. Een pakket kost tussen de 80 en 120 gulden. Suse is de enige die een ‘live-cd’ meelevert, waarvan Linux rechtstreeks kan worden gedraaid; zonder installatie dus. Daarmee wordt het wat eenvoudiger om Linux eens uit te proberen. Wie de versie van de kernel in de gaten houdt, kan overigens zonder problemen switchen tussen de producten van de verschillende distributeurs. De keuze voor de kernel is wel belangrijk: een oudere is vaak wat meer getest en stabieler, terwijl een nieuwere mogelijk meer hard- en software ondersteunt. Daarna is het ‘gewoon’ een kwestie van installeren en ermee aan de slag gaan, zeggen de deskundigen. Binnen een paar uur zou iedereen er min of meer mee moeten kunnen werken. Dat wil zeggen: bijzondere problemen daar gelaten.