Het is alweer zes jaar geleden dat een hoge IT’er van Akzo contact met me zocht. Hij belde naar aan aanleiding van een artikel over de functie van informatiemanager. Daarover wilde hij zijn hart wel even luchten. "Een mission impossible," noemde hij zijn vak. "Automatiseerders zien je niet staan en algemeen managers weten niet wat ze willen. Als informatiemanager zit je altijd tussen hamer en aambeeld. Het is nooit goed, wat je ook doet."
De herinnering aan dit gesprek drong zich aan mij op bij lezing van het juist verschenen boek Digitaal Leiderschap. Hierin wordt, in navolging van de Amerikaanse trend, een vurig pleidooi gevoerd voor de introductie van de chief information officer (cio) in de top van ondernemingen.
Deze functionaris moet er voor zorgen dat het goed komt tussen de IT-behoefte van een onderneming en dat wat de IT-afdeling aanbiedt. De cio wordt opgevoerd als de nieuwe consensus-bouwer. Hij is het die een eind moet maken aan het eeuwige geklaag over torenhoge IT-investeringen en het geringe rendement ervan. Hij is degene die de toegevoegde waarde van IT tastbaar moet maken.
Ik moet u zeggen dat ik vermoed dat de cio hetzelfde lot beschoren is als de informatiemanager van welleer. Immers het boek laat zien, net als een aantal jaren geleden, dat de IT-kennis bij algemene managers nog steeds niet iets is om over naar huis te schrijven. Ademloos zullen bestuurders tijdens de directievergadering luisteren naar de vergezichten van de cio. Een eenduidig antwoord op de vraag ‘en wat levert het op’ kan ook hij echter nog steeds niet geven. Wel is iedereen het er overeens dat het strategisch is. Dat scheelt bij het toekennen van de budgetten. Al weet niemand precies wat ‘strategisch’ betekent.
Zolang het inzicht in de potentie van informatietechnologie in grote delen van organisaties afwezig is, blijft de cio een roepende in de woestijn. Een weinig benijdenswaardige rol, hoe hoog hij ook in de organisatie moge zitten.