De projectgroep-Kortmann presenteert in haar rapport over de kosten die het bedrijfsleven moet maken door de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) ‘suggestieve berekeningen’ die op ‘onjuiste uitgangspunten’ zijn gebaseerd.
Dat schrijft de Registratiekamer in een brief aan minister Korthals van Justitie; zij roept hem op de voortgang van de WBP te waarborgen en verdere vertraging te vermijden.
De Registratiekamer heeft ‘met verbazing en ergernis’ kennis genomen van het rapportLasten van de WBP, schrijft plaatsvervangend voorzitter mr. U. van de Pol aan de minister. Informatie die de Registratiekamer verstrekt heeft over een lastenverlichting als gevolg van de WBP is niet in het rapport verwerkt.
‘Het meest vergaand’ vindt de Registratiekamer dat het rapport 450 miljoen gulden aan kosten voorspelt in verband met de invoering van de ‘privacyfunctionaris’ bij grotere bedrijven. Niet alleen lopen sommige bedrijven daarop vooruit omdat ze het belang ervan inzien, ook stelt de WBP zo’n privacyfunctionaris helemaal niet verplicht. "De meeste andere kostenposten in het rapport zijn op even aanvechtbare grondslagen gebouwd, terwijl de baten geheel buiten beschouwing blijven."
Uitstel van de WBP, die de implementatie is van een EU-richtlijn, zou ‘een miskenning van Europeesrechtelijke verplichtingen’ inhouden. Verder zou uitstel het succes van andere ontwikkelingen bedreigen, waarbij de Registratiekamer elektronische handel en de kabinetsplannen voor de sociale zekerheid noemt. Voor beide is een goede bescherming van persoonsgegevens cruciaal.