Linux heeft zoveel losgemaakt (Red Hat heeft vorig jaar 400.000 kopieën verscheept!) dat het hele concept van ‘free software’ opnieuw moet worden bezien. Om een misverstand uit de weg te ruimen: free software is niet gratis. Het woord ‘free’ heeft in feite dezelfde betekenis als bij de Engelse ‘free houses’ die niet zo heten omdat ze gratis bier tappen, maar omdat ze niet aan een specifiek biermerk gebonden zijn. Toch is free software goedkoper dan de huidige commerciële equivalenten.
In de jaren tachtig was shareware de voorloper van freeware. Software werd gratis verspreid, met een beperkte gebruiksduur. Als die was verstreken moest de gebruiker ofwel een kleine bijdrage betalen, ofwel het product van zijn harde schijf verwijderen. Veel gebruikers bleven de shareware illegaal gebruiken, maar er waren genoeg betalende gebruikers om een redelijke inkomstenbron voor de makers te garanderen. Er waren verschillende distributiemodellen – bijvoorbeeld dealers en bibliotheken – maar op dit moment is Internet natuurlijk het ideale distributiemedium voor shareware.
Maar weinig shareware-producten werden ook geleverd met broncode; ze leken daarin op meer conventionele producten, met uitzondering van marketing en distributie – en natuurlijk support. Om deze laatste reden besteedde de zakelijke wereld weinig aandacht aan shareware, al werd een minimale ondersteuning bij veel commerciële producten voor lief genomen. Een aantal hulpmiddelen vond ondanks alles zijn weg in de grotere organisaties, en zo werd shareware vooral bij technische automatiseerders een bekend begrip.
De volgende ontwikkeling was de Free Software Foundation (FSF) en met name het GNU-project. Richard Stallman was al in 1984 een drijvende kracht. Veel Linux-functies zijn direct afgeleid van de GNU-software. Dit illustreert weer hoeveel je kunt bereiken als je de broncode openbaar maakt. De motivatie achter FSF was het beschikbaarstellen van bestaande software voor toekomstig gebruik. Dit is onmogelijk met conventionele producten.
Open Source Software (OSS) is de term die nu wordt gebruikt voor een uitbreiding van het FSF-concept, waarbij de nadruk ligt op wereldwijde beschikbaarheid via het Internet. In die hoedanigheid wordt OSS op grote schaal omarmd door academici en technici, maar nog niet door de zakelijke wereld. Het lijkt alsof deze houding aan het veranderen is; Apache is nu de meest voorkomende web-server ter wereld (tweemaal zoveel sites als Internet Information Server).
De belangrijkste reden waarom OSS in de zakelijke wereld nog niet aanslaat is de huidige kijk op software-ontwikkeling. Om onderhoudbare producten te creëren is een strikte beheersing van de broncode noodzakelijk, hetgeen inhoudt dat er één eigenaar moet zijn. Alleen op die manier kan de gebruiker invloed op zijn leverancier uitoefenen, bijvoorbeeld om ‘bug fixes’ te leveren. Dit was een paar jaar geleden inderdaad zo, en in veel gevallen waarschijnlijk nog steeds, maar toch begint dit uitgangspunt allengs wankeler te worden. Ondanks de eindeloze crashes en bugs van onze PC-software is geen enkele organisatie erin geslaagd zoveel druk op de leveranciers uit te oefenen dat deze problemen snel worden opgelost. Hoe snel reageren Oracle of Sybase op klachten? In de regel worden bug fixes pas uitgebracht bij een nieuwe release, waar de gebruiker dik voor betaalt.
Het OSS-ontwikkelmodel staat haaks op de huidige ideeën hieromtrent. Omdat de broncode beschikbaar is, kan iedereen wijzigingen aanbrengen, en volgens het huidige standpunt zal dit leiden tot grote chaos. Maar dat gebeurt niet. Het verschil zit hem in de bereidheid om samen te werken, een bereidheid die wordt gestimuleerd door het Internet. Ideeën en bug fixes komen sneller dan ooit uit en verschijnen in nieuwe releases, waar er veel van zijn. Omdat de nieuwe producten gemakkelijk van Internet gedownload kunnen worden, genereert de hoge frequentie van nieuwe releases niet dezelfde problemen als bij klassieke software.
Wat vereenvoudiging zou geen kwaad kunnen, en dit is precies hoe bedrijven geld aan OSS kunnen verdienen: verpakken, documenteren, ondersteunen. Er zijn al enkele softwarebedrijven, zoals Red Hat, die het product dat ze leveren niet zelf ontwikkelen.
Het is verbijsterend dat OSS geen onstabiele producten oplevert, maar juist resulteert in systemen die robuuster en veel goedkoper zijn dan systemen die volgens conventionele methoden ontwikkeld worden. Linux is hier een prachtig voorbeeld van. Onder leiding van Linus Torvalds (een belangrijk punt) is dit Unix-achtige multi-user besturingssysteem betrouwbaarder dan concurrerende commerciële producten. Het is niet alleen goedkoper, het is ook beter, waarmee alle oude argumenten tegen OSS onderuit gehaald worden. Server-producten als Apache en Fetchmail zijn ook gebaat bij OSS, en het Internet zou niet bestaan zonder OSS-producten als Bind of Sendmail.
Zowel gebruikersorganisaties als leveranciers moeten zich meer bewust worden van OSS. Netscape leverde Communicator als OSS (een beetje laat, maar zeer relevant nu ze deel uitmaken van AOL) en IBM, HP en Sun ondersteunen nu ook OSS-producten door hun databases en dergelijke naar Linux te poorten. HP levert zijn Netserver Lpr voorgeïnstalleerd met Linux! Ik ben benieuwd welke impact OSS en het component-model op transactiesystemen en erp-leveranciers zullen hebben.