Minister Loek Hermans van Onderwijs heeft de Onderwijsraad een advies gevraagd over ICT in het onderwijs. Hij wil zich met name laten adviseren over het nut en de noodzaak van het landelijke onderwijsnetwerk Kennisnet. Dit blijkt uit zijn vorige week gepresenteerde plan van aanpak. De minister wil zelf vasthouden aan het huidige concept.
De Tweede Kamer plaatste in maart vraagtekens bij de noodzaak van Kennisnet. De parlementariërs reageerden hiermee op de beleidsbrief van minister Hermans. In zijn definitieve plan van aanpak ‘Onderwijs on line‘ doet de minister kond van zijn verzoek aan de Onderwijsraad. Op korte termijn wil hij met de Tweede Kamer spreken over de wenselijkheid van het netwerk voor scholen.
"De Kamer heeft Kennisnet ter discussie gesteld", zegt Hermans. Hij sluit niet uit dat het parlement een punt wil zetten achter het huidige concept. "In de politiek kunnen we alle kanten op." Hij waarschuwt wel dat het afblazen van Kennisnet vertraging oplevert voor zijn ICT-plannen.
Marktplein
In de dependance van zijn ministerie aan de Lange Voorhout in Den Haag legt Loek Hermans uit dat hij Kennisnet ziet als een digitaal marktplein met allerlei kraampjes voor het Nederlands onderwijs. Deze virtuele markt heeft het karakter van een webportaal. Gebruikers krijgen via geordende vindplaatsen toegang tot allerlei informatiebronnen en educatief materiaal. Verder kunnen ze ook Internet op. "Dit concept levert scholen veel voordelen op. Ze hoeven immers geen eigen website op te zetten, die ze vervolgens ook nog moeten beheren."
Hermans merkt echter dat dit concept, dat een groot deel van het incidentele budget opslokt, ter discussie staat. "Ik heb in de informatiemaatschappij hierover nooit een eensluidende mening gehoord", verzucht hij. "Het is bijna altijd 50 procent voor en 50 procent tegen. De minister moet dan uiteindelijk een keuze maken."
"Bij de vraag of Kennisnet er moet komen, dient de functionaliteit hiervan voorop te staan", vervolgt hij. "Sommigen vinden dat de informatie ook rechtstreeks via Internet naar de scholen kan."
Hermans is echter met handen en voeten gebonden aan het contract dat zijn voorganger Jo Ritzen sloot met aanbieder Enertel. Als de Kamer besluit het project niet door te zetten en hieraan geen technisch falen van Enertel ten grondslag ligt, dan moet de staat een schadevergoeding van 17 miljoen gulden betalen aan het bedrijf. "Ik weet best dat er alternatieven zijn, maar dit concept is echt de beste weg. Als ik toch alternatieven moet ontwikkelen, dan wil ik wel de voordelen van een intranet-achtige aanpak zoals bij Kennisnet, terugzien. Anders komen scholen voor een extra groot probleem te staan."
Ander tempo
De ontwikkeling van het plan heeft enige maanden op zich laten wachten. Het proces is door ex-minister Jo Ritzen in gang gezet en bij de formatie van het tweede kabinet Kok, nam Hermans het stokje over. "Toen ik het plan van Ritzen voor het eerst las, vond ik het erg mooi. Doordat dit concept geen financiële dekking kende, konden we het niet in hetzelfde tempo uitvoeren. Aanvankelijk gaven de berekeningen aan dat het plan van Ritzen ongeveer achthonderd miljoen zou kosten. Uiteindelijk kwam het uit op circa 1,7 miljard, ongeveer het dubbele." Het regeerakkoord biedt tot 2002 670 miljoen incidenteel en een jaarlijks bedrag dat oploopt tot 250 miljoen aan structurele middelen. Hermans wil niet spreken van een lijk in de kast. "In iedere begroting zit een aantal punten dat financieel moeilijk is."
De VVD-minister koos vervolgens voor een decentrale aanpak, waarbij hij de scholen grote verantwoordelijkheid geeft. Een centrale aanpak, waarbij de overheid de touwtjes strak in handen houdt, levert in zijn ogen onvoldoende betrokkenheid van de scholen op. "Deze omslag betekende nogal wat. Vooral het bepalen waar je welke verantwoordelijkheden legt. Dit heeft meer tijd gekost dan ik had verwacht."
Hermans erkent dat deze aanpak kan leiden tot verschillen tussen scholen. "De ene school haalt een zes, de andere een negen. Uiteindelijk moeten ze allemaal voldoen aan de gestelde doelen."
Bijdrage
Zoals Computable twee weken geleden meldde, krijgen de scholen in het voortgezet onderwijs een structurele bijdrage van honderd gulden per leerling per jaar voor de invoering van ict. In het primair onderwijs is dit bedrag in de periode 1999-2002 vastgesteld op respectievelijk 40, 60, 65 en 100 gulden per leerling.
De voorhoedescholen ontvangen de komende vier jaar echter maar dertig gulden per leerling per jaar. Vanaf 2003 is alles gelijkgetrokken. Dan krijgt iedere school een bijdrage van honderd gulden per leerling per jaar. De voorhoedescholen maken grote bezwaren tegen deze tijdelijke achterstelling. Ze betwijfelen of ze hun infrastructuur voor dit bedrag wel in de lucht kunnen houden.
Hermans vindt de kritiek van de voorhoedescholen niet terecht. "Alle scholen kennen het budget waarmee we moeten werken. Dit is in augustus vorig jaar in het regeerakkoord vastgesteld. De voorhoedescholen hebben extra geld gehad en ontvangen per saldo meer dan anderen. De afgelopen jaren ontvingen zij 270 miljoen. Andere scholen kregen dit niet. Ik ben nu bezig met een inhaalslag. De komende vier jaar geef ik de voorhoedescholen een lager bedrag. Uiteindelijk komen ze weer op hetzelfde bedrag uit. Dat lijkt mij redelijk."
Voorhoedescholen
Minister Loek Hermans presenteerde vorige week zijn plan van aanpak over de invoering van ICT in het onderwijs. Dit wijkt niet af van de plannen zoals Computable die twee weken geleden weergaf. Hermans stelt de voorhoedescholen de komende jaren dertig gulden per leerling per jaar in het vooruitzicht. Andere scholen krijgen een hogere bijdrage. Vertegenwoordigers van de voorhoedescholen reageerden verontwaardigd op dit plan. Zij noemden het bedrag te laag om de infrastructuur in de lucht te houden. Hermans geeft aan dat hij bezig is met een gelijkstelling. "De voorhoedescholen hebben de laatste jaren extra geld gekregen. Hiermee hebben ze dingen kunnen doen waaraan andere scholen nog moeten beginnen."