Niet iedereen raakt in vervoering wanneer onderwerpen als datawarehousing en datamining worden aangesneden. Bob Metcalfe – uitvinder van Ethernet en columnist van het IT-tijdschrift InfoWorld – schrijft dat William Shakespeare maar geluk heeft gehad dat datawarehousing in zijn tijd nog niet was uitgevonden. Je kunt er immers onmogelijk met enige passie over schrijven.
Hij voegt er onmiddellijk aan toe dat hij één persoon kent die wel opgewonden raakt wanneer hij spreekt over datawarehousing en datamining. Die persoon is James Goodnight; oprichter, eigenaar, ceo en geestelijk leider van het SAS Institute. Goodnight staat in kringen bekend als de goeroe van datawarehousing en datamining. Hijzelf haalt zijn brede schouders op wanneer hij dergelijke lof krijgt toegedicht, maar zijn bedrijf vaart wel bij Goodnights imago.
Goodnight is een beetje een buitenbeentje in de wereld van de software bovenbazen. Gates (Microsoft), Ellison (Oracle), McNealy (Sun), Cowpland (Corel); het zijn stuk voor stuk extroverte en rijke ondernemers die graag in het middelpunt van de belangstelling staan en continu werken aan de eigen cultus. James Goodnight zit eveneens goed in de slappe was – hij wordt beschouwd als de rijkste man van North Carolina – maar daarmee houdt de vergelijking op. De ceo van het SAS Institute is een zwijgzame, introverte persoon die bij voorkeur de media en alles wat daarmee samenhangt zoveel mogelijk mijdt.
Verwacht van Goodnight geen visie op de toekomst van de softwaresector, geen persoonlijke filosofie over het leiden van een bedrijf en geen rondleiding door zijn nieuwe hightech huis. Wanneer hij in 1997 de noodlijdende vliegtuigmaatschappij Midway Airlines overneemt, vertikt hij het om te verschijnen op de persconferentie waar de overname bekend wordt gemaakt. Zowel Goodnight als zijn bedrijf zijn in de Verenigde Staten nauwelijks bekend bij het grote publiek.
Niet beursgenoteerd
James Goodnight onderscheidt zich op nog een manier van de meeste ceo’s in de software sector. Hij heeft het SAS Institute – waarvan de virtuele marktwaarde op zo’n 3,5 miljard dollar geschat wordt – nooit de gang naar Wall Street laten maken en is daardoor nog steeds voor 2/3 eigenaar van het bedrijf. De resterende aandelen zijn in handen van mede-oprichter John Sall die zich weinig meer met het bedrijf bemoeit.
Het SAS Institute is met een jaarlijkse omzet van 750 miljoen dollar het grootste softwarehuis ter wereld waarvan men geen aandelen kan kopen. Goodnight sluit niet uit dat zijn bedrijf nog eens naar de beurs zal gaan, maar hij voelt er weinig voor. "Ik heb geen zin om de rest van mijn leven met analisten en journalisten te praten", zegt de man die zichzelf omschrijft als een programmeur in hart en nieren. In één van de zeventien gebouwen op de 90 hectare grote campus van SAS in Cary, North Carolina, heeft Goodnight een tweede kantoor waar hij graag ‘onderduikt’ om code te schrijven.
IJzerwaren
Goodnight komt al in zijn tienerjaren terecht op een pad dat leidt in de richting van datapakhuizen. Hij leert de problematiek van het inventariseren van producten kennen in het magazijn van zijn vader die een winkel in ijzerwaren heeft. Tijdens zijn eerste jaren op de North Carolina State University maakt hij kennis met een IBM 1620 computer. "Ik begreep er niets van, maar ik was er totaal door gefascineerd", zegt Goodnight in een interview met het blad Business North Carolina. Na zijn studie krijgt Goodnight een baan als programmeur bij het Apollo-project. Het werk aan reizen naar de maan is intellectueel bevredigend maar de werkomstandigheden zijn vanwege de veiligheidsmaatregelen bij Nasa belabberd. Wanneer Goodnight na een jaar vertrekt, neemt hij zich voor dat als hij zelf ooit een bedrijf begint, hij betere werkomstandigheden voor zijn werknemers zal scheppen.
Statistische software
In 1971 na het Apollo project komt Goodnight als docent terecht op de North Carolina State University. Daar begint hij met een andere programmeur – Tony Barr – software te ontwikkelen die gebruikt kan worden bij het analyseren van grote hoeveelheden landbouwgegevens. Via mond-tot-mond reclame raken verzekeringsbedrijven geïnteresseerd in de statistische hulpmiddelen voor mainframes van Goodnight en Barr. Vier jaar nadat ze begonnen met de ontwikkeling, hebben 120 bedrijven een licentie om de software te gebruiken. Goodnight en Barr verlaten de universiteit met 300.000 regels aan code en beginnen aan de andere kant van de straat een eigen bedrijf, het SAS Institute. De universiteit – men heeft nog geen weet van de waarde van software – ziet af van alle rechten in ruil voor gratis upgrades van het product.
Nog eens drieëntwintig jaar later is het complete SAS System uitgedijd tot 6,5 miljoen coderegels. Het Amerikaanse Census bureau gebruikt het voor het tellen van de Amerikaanse bevolking; telefoonmaatschappijen gebruiken SAS voor het vaststellen van de rekeningen en de beurs van Shanghai gebruikt software van SAS om de aandelenhandel in de gaten te houden. SAS heeft in Cary, North Carolina, een campus van negentig hectare met zeventien gebouwen en 2500 werknemers. In 1998 heeft het bedrijf vestigingen in veertig verschillende landen.
Loyaliteit
Een strategie blijft door de jaren heen onveranderd: het SAS Institute verkoopt zijn software niet maar geeft het op jaarbasis in licentie aan bedrijven. Dat betekent dat SAS bij zijn klanten de producten begeleidt van de wieg tot het graf. Zoiets vraagt om grote investeringen in klantenservice maar resulteert in een zeer hechte band tussen leverancier en klant. Rond 95 procent van de klanten vernieuwt de contracten op het eind van ieder jaar. Sommige klanten op de jaarlijkse SAS bijeenkomsten dragen twintig verschillende badges – van twintig jaar SAS bijeenkomsten – als bewijs van hun loyaliteit. Howard Dresner van de Gartner Group vergelijkt de bijeenkomsten van SAS met love-ins: "Ik ben bang dat ik door de gebruikers gelyncht wordt als ik iets negatiefs zeg over SAS."
Faciliteiten
Er wordt veel geld verdiend in de softwaresector en er is een harde strijd om het aantrekken van het beschikbare talent. In dit klimaat steken de softwarehuizen elkaar naar de kroon als het gaat om het aanbieden van perks, leukigheidjes die het personeel aan het bedrijf kunnen binden. Uiteraard kan Goodnight zijn werknemers geen aantrekkelijke aandelenopties bieden. Dit gemis wordt gecompenseerd met aantrekkelijke voorzieningen op de campus in Cary: gratis kinderopvang volgens de Montessori principes, gratis wasautomaten, gratis sportfaciliteiten en massage, gratis gezondheidszorg, levende pianomuziek in de kantine, een 35-urige werkweek en iedere woensdag gratis M&M’s. "Ik wil graag omringd zijn met tevreden mensen," zegt Goodnight. En kennelijk lukt dat. Het personeelsverloop bij SAS Institute is niet hoger dan 5 procent. Dat is een uitschieter in een sector waarin gemiddeld per jaar zo’n 17 procent van de werknemers naar een concurrent overloopt.
Sinds kort is Goodnight ook eigenaar van het bedrijf South Peak Interactive dat bezig is nieuwe wegen te vinden in video-realisme voor het interactieve spel "20.000 Leagues; The Adventure Continues". Voor dit spel – gebaseerd op Jules Vernes boek 20.000 mijl onder de zee – is op de campus van SAS in Cary het interieur van kapitein Nemo’s Nautilus minitieus nagebouwd. Misschien heeft Goodnight er toch behoefte aan om in iets avontuurlijkers te duiken dan datamining.