De loop van de geschiedenis van de automatisering is voor een groot deel bepaald door IBM. Begin jaren negentig leek het einde van Big Blue nabij, maar de grootste IT-dinosauriër herpakte zich net op tijd.
Hoe staat het met het historisch besef bij ’s werelds grootse automatiseringsbedrijf? Volgens Amandus Lundqvist, directeur IBM Nederland dat volgend jaar maart 60 jaar bestaat, is dat vooral aanwezig bij de groep mensen die langer dan 15 jaar bij het bedrijf in dienst zijn, ongeveer een derde van de IBM-populatie in Nederland. "Dat zijn de oudgedienden. Die heb je ook nodig. In een leger kun je ook niet zonder een sergeant-majoor of een kolonel: zij zorgen voor de verankering van het normen- en waardenstelstel in een bedrijf."
Tellen
Deze groep zal ongetwijfeld weten dat de oorsprong van hun bedrijf in 1890 ligt. Het Amerikaanse census-bureau wil dat jaar een volkstelling houden, maar ziet zich geconfronteerd met een hausse aan immigranten. Traditionele telmethoden schieten hiervoor tekort. Het uitschrijven van een wedstrijd biedt uitkomst. Winnaar wordt een eigen medewerker: de statisticus Herman Hollerith, een Duitse immigrant die een tabuleermachine met gegevensinvoer via ponskaarten ontwerpt. Het blijkt een succes waarna Hollerith het bedrijf Tabulating Machine Company opricht.
In 1911 fuseert de Tabulating Machine Company met twee andere fabrikanten van bedrijfsmachines: Computing Scale Co. of America en International Time Recording. Onder de nieuwe naam Computing-Tabulating-Recording Co. (C-T-R) maakt het bedrijf de meest uiteenlopende apparaten: van vlees- en kaassnijmachines tot aan calculatoren. De vaart komt er pas goed in wanneer in 1914 de van NCR afkomstige Thomas Watson wordt binnengehaald. Onder zijn leiding richt C-T-R zich volledig op de markt van grote rekenmachines (waar in de jaren dertig typemachines bijkomen) en begint het ook op andere continenten te opereren. Om de internationale aanwezigheid kracht bij te zetten verandert het bedrijf in 1924 zijn naam in International Business Machines Corporation, oftewel IBM.
IBM zet de eerste schreden op het pad van de automatisering in de jaren veertig en vijftig met gedenkwaardige rekenaars als de Mark 1 (met elektromechanische schakelaars, 1944), IBM 701 (met vacuümbuizen, 1952) en IBM 7090 (met transistors, 1959). Het bedrijf groeit daarna uit tot de belangrijkste computerleverancier, te beginnen met de in 1964 uitgekomen mainframe-lijn System 360.
Monopolie
Lundqvist heeft weinig op met het woord dinosauriër. Hij vindt het woord een negatieve connotatie (‘uitsterven’) hebben. Met andere oudgedienden als Bull, ICL, NCR of Unisys (het fusiebedrijf van Sperry en Burroughs) afficheert IBM zich al helemaal niet, zegt hij een tikkeltje beledigd. "Die bedrijven komen wij niet vaak meer tegen."
Dat ligt eind jaren zestig genuanceerder. Deze bedrijven behoorden tot de wild bunch: fabrikanten van mainframes met eigen, niet IBM-gebaseerde besturingssystemen. Desondanks overheerste IBM de toenmalige computermarkt volledig. Managers van rekencentra dienden wel erg sterk in de schoenen te staan om een niet IBM-architectuur aan te schaffen.
In 1969 dient de Amerikaanse regering op grond van de antitrustwet een klacht in tegen IBM omdat het bedrijf de computerindustrie dreigt te monopoliseren. Topman Tom Watson jr besluit dan alvast de hardware, software en dienstverlening niet meer als één pakket te verkopen, maar ook los aan te bieden. Volgens Lundqvist heeft dit besluit het begin van de IT-industrie tot gevolg gehad, omdat ook andere bedrijven zich op software en dienstverlening stortten.
Onzekerheid
Het proces tegen IBM groeit uit tot een van de langste en kostbaarste antitrustzaken in de geschiedenis. Pas in 1982 wordt onder het bewind van president Ronald Reagan de zaak geseponeerd. Lundqvist volgt de huidige antitrustzaak tegen Microsoft op de voet; zijn mening erover houdt hij echter liever voor zich. "Maar vanuit onze ervaring uit het verleden weten we dat het een moeilijke tijd is voor Microsoft. De onzekerheid over de afloop haalde veel aandacht weg van onze handel. We hebben er toen behoorlijk mee geworsteld."
De scherpte lijkt er een beetje af na alle vermoeienissen van de ellenlange rechtsprocedure. Weliswaar introduceert het bedrijf in 1981 de IBM Personal Computer (PC), maar het geeft het Disk Operating System (DOS) in licentie aan Microsoft die daarmee de meest dominerende speler op de PC-markt wordt. Wanneer IBM ook nog te laat op de groei van open systemen inhaakt en de invoering van OS/2 voor de onderkant van de client/server-markt mislukt, zakt Big Blue in het begin van de jaren negentig diep weg. De nieuwe topman Louis Gerstner, met McKinsey-ervaring, haalt in 1993 de bezem door het concern. Hij kiest er evenwel niet voor IBM op te splitsen in aparte, zelfstandige bedrijven, maar ziet in dat het aanbieden van geïntegreerde oplossingen altijd de kracht is geweest. Gerstner legt de nadruk op klantgerichtheid en wereldwijde dienstverlening, gericht op industrietakken, en met als specialismes uitbesteding en systeemintegratie. Nieuwe ontwikkelingen, zoals Internet en elektronische handel, ontsnappen ditmaal niet aan de aandacht van de IT-gigant.
Imago
Gerstners beleid is zeer succesvol. De reus krabbelt weer overeind en mag zich net als aan het eind van de jaren zestig de grootste IT-dienstverlener noemen. "Maar", verzucht Lundqvist, "wij worden nog regelmatig afgeschilderd als een hardwarefabrikant. Veel mensen vergeten dat wij ook een technologiebedrijf zijn: veruit de meeste IT-patenten komen jaarlijks bij ons vandaan en wij zijn als softwaremaker groter dan Microsoft."
Dinosauriërs: zo worden de oudgedienden onder de IT-bedrijven ook wel aangeduid. Computable belicht in een serie artikelen de opmerkelijke overlevingsdrang van deze nestors in de computerwereld. Deze week: IBM (wereldwijde omzet 1998 81,67 miljard dollar; Nederland zette met 4800 medewerkers vorig jaar 2,5 miljard gulden om). Volgende keer: Slot.
De hele serie: