Het lukt maar niet om van de PC een vriendelijke huisgenoot te maken. Weliswaar komt daarvoor langzaam maar zeker hardware beschikbaar – vooral omdat Intel de fabrikanten de nieuwe standaarden botweg door de strot duwt. Maar de software en leveranciers van randapparaten vormen een grote vertragende factor voor technologie als ‘plug and play’. Microsoft heeft nu ‘Universal Plug and Play’ aangekondigd, maar hoelang moeten we daarop wachten?
Tijdens het pers-vragenuurtje op de Windows Hardware Engineering Conference ontstonden er dit jaar emotionele taferelen. Een voor een kwamen IT-journalisten in het Convention Center in Los Angeles met persoonlijke bekentenissen, irritaties en frustratie over het werken met de PC. Elk verhaal had dezelfde strekking: waarom lukt het maar niet om de computer gebruiksvriendelijker te maken?
Microsoft had het kunnen weten. Gebruiksvriendelijkheid was de rode draad op het evenement WinHEC dat de softwarereus jaarlijks organiseert om de neuzen in de PC-industrie gelijk te richten. De roep om een vriendelijke computer behoort al jaren tot de babbelroutine van de software-jongens uit Redmond. Het is echter nieuw dat de ‘Microsofties’ drie dagen lang op hun eigen hardwareconferentie om mensvriendelijkere rekenmachines schreeuwen.
De onderbuik van Gates
Deze nieuwe actie is dan ook terug te voeren op de onderbuik van Bill Gates: de onverzadigbare honger naar een grotere markt, meer omzet en meer winst. Het bastion in Redmond krijgt langzaam maar zeker in de gaten dat gebruiksvriendelijkheid een voorwaarde is om mensen die nog geen computer in huis hebben naar de winkel te lokken.
Maar een gebruiksvriendelijke besturing is ook nodig om de huidige computeraars tevreden te houden. Want als de computerindustrie niet voor aaibare apparaten zorgt, dan doen anderen dat wel. De chipindustrie en consumentenelektronica staan te popelen om met nieuwe technologie de honger naar leuke elektronische speeltjes te stillen. Ze werken aan een stroom van handzame, krachtige apparaten – van digitale tv’s, videorecorders, handcomputers tot derde-generatie mobiele telefoons. Deze nieuwe digitale snufjes leveren op eigen terrein (zoals entertainment of communicatie) veel meer kwaliteit en zijn veel eenvoudiger te bedienen dan de huidige bureaucomputers. Daarnaast krijgen al die speeltjes steeds meer PC-achtige taken en mogelijkheden voor Internet-connectie.
Zelfs de grootste techies in de computerindustrie zijn het erover eens: de personal computer is helemaal niet zo personal. Dit legt in de eerste plaats de onmacht en traagheid van de software-industrie bloot. We mogen rustig aannemen dat Microsoft serieus werk wil maken van gebruiksvriendelijkheid. Maar door de versnippering van de PC-wereld lukt het ook deze gigant niet om PC-technologie vlekkeloos bij mensen thuis te brengen.
De ontwikkeling in software staat in schril contrast met de vooruitgang die chips en dataopslag de laatste decennia hebben doorgemaakt. De hardware is de afgelopen twintig jaar met een bijna onvoorstelbare snelheid vooruitgesneld. Microprocessoren werden ruim duizend maal sneller. Werkgeheugens en harde schijven slaan duizenden keren meer enen en nullen op. Met al zijn creativiteit is het wereldwijde leger programmeurs nauwelijks in staat geweest om die ‘gratis’ rekenkracht en geheugen om te zetten in een evenredige hoeveelheid toegevoegde waarde.
Gemak is betrouwbaarheid
Wel zijn geavanceerde en complexe besturingssystemen lange tijd in staat geweest om een flinke aanslag te doen op de ruimer beschikbare rekenkracht en geheugengrootte. Maar op korte termijn lijkt er geen computerprogrammatuur op komst die met behulp van de huidige rekenkracht werkelijk iets toevoegt aan het gebruiksplezier en -gemak. Een kleine groep spelletjesfanaten is nog te verleiden met meer grafische rekenkracht, maar wie laat zich verder nog naar de winkel lokken? Geen wonder dat het crisis is in de PC-markt, terwijl tegelijkertijd de goedkope computers als warme broodjes over de toonbank vliegen. Want waarom zouden mensen een machine van 5000 gulden kopen als ze voor 2000 gulden over dezelfde applicaties kunnen beschikken, en nauwelijks concessies aan snelheid hoeven te doen?
Gebruikersgemak is in de eerste plaats betrouwbaarheid. Zelfs dat leveren de huidige machines niet aan de consument. Ook hier is in de meeste gevallen niet de hardware, maar de software de schuld van falende computers – of ze nu onder Windows of Mac-OS draaien. Iedereen kent de ziekteverschijnselen: bevroren of blauwe schermen en de bommetjes op de Macintosh. Elke bom op het scherm, elke ‘bevroren’ muispijl is te danken aan een fout van een softwareontwerper. Iedereen die kan tellen kan daarmee constateren dat software het vaker begeeft dan de hardware. Terwijl de hardware veelal betrouwbaar en voorspelbaar is, blijft software littekens van mensenwerk vertonen. Het is de zwakte van de PC en een oplossing is met de toenemende complexiteit van de programmatuur nog lang niet in zicht.
Windows-versies versmelten
Ontwikkeling van goede software is een langzaam proces. Microsofts managers geven ruiterlijk toe dat ze de consument als testmarkt gebruiken, zeker als het om zaken als grammatica-checkers of spraakherkenning gaat. Het lukt het bedrijf niet eens om zijn beperkingen goed in te schatten. Zo wordt de introductie van nieuwe software keer op keer uitgesteld. Ook nu weer. De komst van Windows 2000 (opvolger van NT 4.0) op 6 oktober, gaat niet door, al onderstreepte Brian Valentine, ‘vice president’ voor Windows 2000, op WinHEC dat het besturingssysteem zeker dit jaar op de markt komt. "Het was moeilijker dan we dachten. Het koste meer tijd dan we dachten." Volgens Valentine is het project Windows 2000, waarvan nu een ‘bèta 3’ beschikbaar is, wel "onder controle".
Dat is te hopen voor Microsoft, want kort na de 32-bit versie van Windows 2000 zal er een 64-bit versie van dit besturingssysteem op de markt moeten komen. Bill Gates kan het zich niet veroorloven om deze harde deadline te missen. Wanneer Intel zich in staat voelt om zijn 64-bit microprocessor Merced op de markt te brengen, zal de chipfabrikant geen dag wachten. Van een besturingssysteem uit Redmond is het bedrijf uit Santa Clara niet afhankelijk. Sun, HP, SCO en Compaq staan te popelen om met hun 64-bit Unix-versies voor Merced het gat op te vullen.
In de uitputtingsslag om Windows 2000 op tijd af te hebben heeft Microsoft al concessies gedaan. Oorspronkelijk zouden de consumentenversie van Windows en NT versmelten, maar dat blijkt nu een beetje te ambitieus te zijn geweest. Daarom komt er behalve een opvolger voor NT volgend jaar ook een nieuwe versie van Windows 98. Steve Ballmer onderstreepte op WinHEC dat beide Windows-versies uiteindelijk wel zullen versmelten. Microsoft gaat daar na de millenniumwisseling werk van maken.
‘Easy PC’-initiatief
Om Windows 98 en de PC van de toekomst behalve betrouwbaar ook gebruiksvriendelijk te maken lanceerden Microsoft en Intel in Los Angeles het ‘Easy PC’-initiatief. Het duo wil DOS voor de gebruiker ‘verbergen’ en technologieën als Universal Serial Bus (USB) en IEEE 1394 invoeren voor netwerk- en randapparatuur. Analisten in de PC-industrie juichen dit toe. "Ik denk dat we nu echt klaar zijn om van de seriële en parallelle muis- en toetsenbord-poorten af te komen", zei een van hen. Fabrikanten van randapparaten voor niche-markten zijn wellicht minder enthousiast. Een instrumentmaker merkte op WinHEC op dat veel van zijn concurrenten zich nog niet realiseren dat de ISA-bus ging verdwijnen.
Een andere standaard, Device Bay, wil nog niet doordringen. Dit gebruiksvriendelijke station (met 1394-aansluiting) voor harde schijven, DVD-spelers en andere dataopslagapparatuur, staat nog wel op het verlanglijstje van Intel en Microsoft.
USB lijkt eindelijk door te breken, al heeft het lang op zich laten wachten. USB maakt plug-and-play mogelijk waarbij op één USB-uitgang via doorlussen verschillende apparaten zijn aan te sluiten. Intel had de hardware hiervoor al in 1997 gereed, de software kwam een jaar later en dit jaar zijn er pas grote aantallen printers, modems en scanners op basis van deze standaard verkrijgbaar. Naar verwachting is volgend jaar zowat alle randapparatuur met een USB-steker te krijgen.
USB leek lange tijd niet vooruit te branden, maar het had veel erger kunnen zijn. Dat is vooral te danken aan Intel, die het kip-en-ei probleem oploste (tussen PC-makers en fabrikanten van randapparaten) door de USB-hardware op te dringen aan de PC-industrie. Daardoor waren er al PC’s met USB-poorten toen er nog geen software was. "Als Intel dit niet gedaan had, zouden we nog veel langer op deze overgang hebben moeten wachten", zegt Michael Slater, analist van Micro Design Resources.
Monopolist Intel
De roep om gebruiksvriendelijke apparatuur klinkt als een harmonische zang, maar achter de schermen klink een kakofonie. Het is vooral Intel die hier de dienst uitmaakt. Als fabrikant van chipsets en moederborden voor het overgrote deel van de PC’s heeft Intel vrijwel de alleenheerschappij in het adopteren en doorzetten van nieuwe standaarden. Na de succesvolle invoering van PCI heeft dat standaarden opgeleverd zoals USB, AGP (accelerated graphics port) en ATX.
De manier waarop Intel de introductie van standaarden stuurt is controversieel, maar succesvol. De traditionele standaardisatiemethodes lopen via de Amerikaanse vereniging van elektronica-ingenieurs IEEE. Maar als die goed en wel zijn gedefinieerd is de technologie ze meestal al voorbijgesneld. Intel heeft daarentegen een minder democratisch proces waarbij ze met een select groepje partners een redelijk complete standaard in elkaar timmeren. Vervolgens betrekt de chipfabrikant een dozijn andere deelnemers bij het proces om de eindstandaard te completeren. Daarna volgt een openbaarmaking waarbij iedereen wordt uitgenodigd om de nieuwe technologie te ondersteunen. Intel heeft hiermee veel vijanden gemaakt, maar het is een effectieve manier gebleken om het PC-platform vooruit te helpen.
Ook in de huidige moeizame overstap naar gebruiksvriendelijke en snellere externe poorten neemt Intel het initiatief. Het bedrijf gaat naast USB (12 Mbit/s) de snellere versie USB 2.0 (ruim 200 Mbit/s) in de markt zetten. Daarnaast werkt het bedrijf aan een toekomstig ontwerp voor de interface naar harde schijven. Deze zogenaamde ATA-66 standaard zal een communicatiesnelheid van een Gbit/s mogelijk maken.
Snellere communicatiesnelheden zijn nodig om de interactie met (lage resolutie) digitale video-apparatuur mogelijk te maken. Daarnaast zal USB 2.0 met snelheden tussen de 120 en 240 Mbit/s beter geschikt zijn voor het aansluiten van scanners, printers en opslagsystemen. In testlaboratoria zou USB 2.0 al op snelheden van 300 Mbit/s lopen.
Voor de externe koppeling van bijvoorbeeld harde schijven is SCSI nog steeds het beste, maar USB 2.0 levert een aardig alternatief voor de toekomst. USB 2.0 is niet sneller, maar het is veel gebruiksvriendelijker en potentieel goedkoper. Doordat Intel USB 2.0 in zijn chipsets gaat integreren zal het net als zijn voorganger USB gaan doordringen in de middenklasse-PC. Midden volgend jaar zullen de eerste PC’s met USB 2.0 poorten worden gefabriceerd. Servers zullen overigens SCSI en snellere versies U-SCSI en Fiberchannel blijven gebruiken.
USB 2.0 verdringt Firewire
Enkele jaren geleden leken Microsoft en Intel nog een breed front te vormen met de ondersteuning van de 1394-standaard. Nu Intel duidelijk kiest voor USB 2.0, wordt 1394 of ‘Firewire’ nu naar de zijlijn gedirigeerd. Deze van Apple afkomstige standaard zal slechts als niche-toepassing overblijven voor het koppelen van consumentenelektronica zoals digitale videocamera’s met PC’s. Fabrikanten van scanners en printers zullen nu voor USB 2.0 kiezen, en naar verwachting zullen makers van camera’s en harde schijven ook USB 2.0-versies op de markt gaan brengen. Maxtor ontwikkelde al een harde schijf met een 1394-interface als Device Bay-module. Het prototype verdween echter een half jaar geleden op de plank, omdat Maxtor geen positieve signalen ontving van Intel en PC-fabrikanten. Volgens analisten blijft Firewire slechts in de consumentenelektronica wijdverbreid.
Intel zegt al enige jaren te studeren op de technologische en economische voordelen van een toekomstige versie van USB. Apples beslissing om de royalty’s voor IEEE 1394 op te schroeven tot een dollar per uitgang gaf in Santa Clara de doorslag om de variant USB 2.0 door te zetten. "Apples claims bevestigden ons in onze strategie", zegt Pat Gelsinger, general manager voor Intels desktopproducten. Intel, Apple en andere bedrijven zijn intussen overeenkomen om een patentvijver te maken voor 1394-royalty’s. "Maar daarmee zijn de problemen niet opgelost", aldus Gelsinger.
PC’s zijn te licht
Wil de PC het informatiecentrum blijven in kantoor en huiskamer, dan zal de PC-industrie ervoor moeten zorgen dat hun machines probleemloos kunnen communiceren met de aanstormende golf digitale snufjes. Terwijl de strijd tussen 1394 en USB 2.0 nog in volle gang is, dienen zich al weer nieuwe standaarden aan. Microsoft schuift ‘Universal Plug and Play’ naar voren om de uitwisseling van digitale foto’s, video, audio en allerlei andere informatie gemakkelijker maken. Universal Plug and Play (UPnP) is de tegenhanger van Suns Jini-technologie. Het doel is om probleemloze communicatie mogelijk te maken tussen apparaten. Of het nu gaat om een camcorder en een PC of een digitale camera en een printer: wanneer ze met elkaar worden verbonden dienen ze elkaar automatische te herkennen. Microsoft zegt intussen vijftig UPnP-partners te hebben waaronder Canon, Sony, Casio, Minolta, Panasonic, Sanyo, HP en IBM.
Als de geschiedenis in softwareontwikkeling iets leert, dan zal het nog een hele tijd duren voordat de Jini- en UPnP-softwaretechnologie stevig is doorgedrongen in de markt. Het verbazingwekkende is eigenlijk dat de meeste PC’s vandaag de dag eigenlijk niet krachtig genoeg zijn om consumentenelektronica-achtige taken uit te voeren. Er is een sporadische mogelijkheid om een digitale videocamera via een 1394-poort op een PC aan te sluiten, maar de meeste consumenten-PC’s hebben zelfs geen harde schijf om een digitale video-stroom op hoge kwaliteit te redigeren. "Het hele platform zal moeten verbeteren," zegt de analist Slater, "dat kan niet alleen door er een 1394-interface op te zetten."
Dit is ook de reden waarom Intel de nieuwe disc-interface ATA-66 naar voren schuift, die snelheden van gigabits per seconde mogelijk moet maken. Slater verwacht dat een belangrijk deel van de hele markt ATA-66 zal omarmen, waardoor de gemiddelde PC een flinke prestatieverbetering krijgt. Ook zou Intel een toekomstige versie van deze seriële communicatiestandaard in het vat hebben, die net als de signaaltechnieken Fiber Channel en Gigabit Ethernet vele gigabits per seconde mogelijk maakt, maar die wel compatibel is met ATA-software.
Het ATA-66 initiatief past vlekkeloos in de strategie van Intel. Het chipbedrijf zet alles op alles om ervoor te zorgen dat de bottleneck van de PC in de microprocessor zit. Want als de andere onderdelen de snelheid van Intels chips vertragen hebben consumenten geen enkele reden meer om Pentiums met een hogere kloksnelheid te kopen.
‘De PC is dood, leve de PC’
Microsofts Steve Ballmer kon het niet nalaten om in Los Angeles te reageren op een recent artikel in Business Week waarin de dood van de PC werd aangekondigd. Nieuwe elektronicaspeeltjes zouden de personal computer volgens Business Week naar de zijlijn verdringen. "Ik geloof er niets van", sprak Ballmer. Maar Michael Slater wees er op WinHEC op dat de komst van Internet zeker grote invloed zal hebben. "Ook al raakt de PC wijdverspreid, er komen meer en meer apparaten die via Internet met elkaar communiceren, al dan niet op basis van PC-technologie. Er liggen hier grote kansen voor de PC-industrie, maar dan moeten ze wel met gebruiksvriendelijke apparaten komen. Microsoft en Intel verspreiden nu de juiste boodschap, maar de industrie moet het nog wel uitvoeren."
René Raaijmakers, freelance medewerker