Afgelopen maandag braken Nederlandse politici zich het hoofd over de gevolgen die Internettechnologie heeft voor zaken als aansprakelijkheid, vrijheid van meningsuiting en zo nog wat juridische plechtankers; oude vertrouwde concepten die door de opkomst van een nieuw medium aan het wankelen raken.
Het lijkt erop dat onze politici van plan zijn het juridische vacuüm dat Internet met zich meebracht, te vullen. Illustratief in dit verband is dat het nog steeds metaforen uit de oude doos zijn die de problemen moeten illustreren. Dus ging het over de postbode die ook niet verantwoordelijk is voor de pakketjes die hij bezorgt. Minister Korthals, die dit netelige onderwerp op zijn bordje heeft liggen, kwam er niet helemaal uit. Enerzijds sprak hij over Internetproviders die vergeleken kunnen worden met uitgevers, maar anderzijds wilde hij niet te ver gaan met de aansprakelijkheidsstelling. Toen het wat al te concreet dreigde te worden, grepen de ambtenaren in en lieten de minister de kamer vertellen dat er een nota in het vooruitzicht wordt gesteld.
Mijn suggestie aan de minister is dat hij tevens rekening houdt met de bevindingen die de commissie-Franken nu aan het verzamelen is. Het gevoel bekruipt me dat er nogal wat overlap zit tussen de opdracht die Franken, hoogleraar informatica en recht, heeft gekregen, en de discussie die de kamer nu op basis van de Nota ‘Wetgeving voor de elektronische snelweg’ aan het voeren is. Gelukkig is de uitkomst van het debat, dat nader overleg noodzakelijk is. Een gesprekje met professor Franken moet dus tot de mogelijkheden horen.