De houding van de Chinese machthebbers tegenover Internet is op zijn zachtst gezegd ambivalent. Het woord schizofreen is wellicht meer op zijn plaats. De partijleiders in Beijing zien in TCP/IP-toepassingen geweldige mogelijkheden om het land economisch een grote sprong voorwaarts te laten maken.
Voor China is 1999 niet alleen het Jaar van het Konijn maar ook het Government Online Year. Tegelijkertijd beschouwen ze de vrije stroom van informatie als een ondermijning van hun machtsposities en een bedreiging van de stabiliteit van het land. Vandaar dat Edward Zeng China’s meest gevierde Internet-ondernemer is terwijl Lin Hai in Sjanghai in de gevangenis zucht.
De dertigjarige Lin Hai werd op 20 januari 1999 veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens een poging de Chinese regering omver te werpen. Het is waarschijnlijk de laagste straf die ooit voor dit vergrijp in China is gegeven. Maximaal had de softwarehandelaar uit Sjanghai voor zijn misdaad de doodstraf kunnen krijgen. De rechters waren kennelijk mild gestemd; Kin Hai had niets anders gedaan dan het doorspelen van dertigduizend Chinese e-mailadressen aan het dissidente webtijdschrift VIP Reference, dat gepubliceerd wordt vanuit de Verenigde Staten.
Het Chinese ministerie van informatie controleert de webservers waarmee de inwoners van het land toegang hebben tot Internet. Met deze ‘muur van China’ is het in principe een koud kunstje om websites die de regering niet welgevallig zijn uit het Chinese deel van cyberspace te weren. De sites van CNN en Penthouse bijvoorbeeld zijn in China niet te zien. Volgens een Chinese mensenrechtenorganisatie, het Information Centre for Human Right and Democartic Movement, worden ‘contra-revolutionaire’ bulletin boards op het Internet 24 uur per dag gescreend door de Chinese autoriteiten. Al deze activiteiten van de Chinese overheid vallen samen met inspanningen om echte computercriminelen in de gevangenis te krijgen. Want ook daar ontkomt de volksrepubliek niet aan. Zo meldde het Chinese Volksdagblad in oktober vorig jaar een computerinbraak waarbij 1,2 miljoen dollar was ontvreemd.
Onbelemmerd
Maar zoals de echte muur de Mongolen niet kon tegenhouden, zo kan de Chinese firewall niet alle e-mail op inhoud filteren en onderscheppen. Informatie van en voor dissidenten kan onbelemmerd als e-mail het land in en uit. Vandaar dat de Chinese machthebbers er geen waardering voor hebben dat Lin Hai zijn bestand van dertigduizend e-mailadressen heeft verkocht aan VIP Reference. Deze kritische publicatie heeft een mailinglist met een kwartmiljoen e-mail adressen in China.
Vanaf de website van het Digital Freedom Network kan men Chinese machthebbers en Chinese media e-mailen met een verzoek om vrijlating van Lin Hai. http://www.dfn.org/Alerts/freesci/freesci.html |
Op de lijst van VIP Reference staan ook de adressen van de partijkaders. Zij worden er dagelijks pijnlijk op gewezen – tijdens het doornemen van hun e-mail – dat in het tijdperk van de computernetwerken de traditionele middelen waarmee een autoritaire staat zijn burgers controleert te kort schieten. Dat bleek ook toen een paar maanden geleden een Amerikaanse hacker, die luistert naar de naam Bronc Buster, de officiële Chinese mensenrechtensite eigenhandig voorzag van een hyperlink naar de site van Amnesty International, een organisatie die door de Chinese overheid niet erg wordt gewaardeerd.
Economische mogelijkheden
Het zou natuurlijk een koud kunstje zijn voor de Chinese leiders om Internet volledig uit China te weren. Maar de leiders in Beijing zijn intelligent genoeg om te zien dat de invoering van computernetwerken China juist ongekende economische en sociale mogelijkheden biedt. Het ministerie van financiën moet 284 miljoen mensen een salaris betalen. Het ministerie van landbouw wil informatie sturen naar 350 miljoen boeren. In november 1998 stelde President Jiang Zemin Internet de toekomst van China is. Vandaar dat de overheid de drijvende kracht is achter de jaarlijkse groei van 300 procent in het gebruik van Internet. China heeft inmiddels naar schatting 1,3 miljoen Internetgebruikers.
Successtory
Wanneer Lin Hai de martelaar is van de informatierevolutie in China, dan is Edward Zeng (35) de verpersoonlijking van de successtory. Deze cyber-ondernemer genoot een opleiding financiële administratie in het Canadese Toronto en heeft daarna met behulp van goede relaties met de Chinese machthebbers een van de meest ambitieuze Chinese Internetbedrijven opgestart. Zeng is ceo van Unicom-Sparkice, een Internet Service Provider die ook een groeiend aantal cybercafe’s exploiteert en diensten levert als Internettelefonie, websites ontwerpen, elektronische handel en beveiligde betaling via Internet. Zengs cybercafé’s zijn zo populair dat zelf president Clinton langs kwam tijdens zijn bezoek aan Chinese in juli 1998.
Unicom-Sparkice is een joint venture; Edward Zeng heeft 45 procent van de aandelen, de Chinese telecommaatschappij Unicom heeft eveneens 45 procent; de laatste 10 procent is in handen van Bill Melton, de Amerikaanse ceo van Cybercash. Met behulp van de know-how van dit Amerikaanse bedrijf hoopt Zeng een Internetbetalingssysteem op te zetten dat het fundament moet vormen voor de explosie van elektronische handel in China. Bill Melton heeft er alle vertrouwen in. Hij gelooft dat daar in potentie de grootste goudmijn van cyberspace te vinden is.
Strategie
Hoe wil de Chinese overheid de economische voordelen van Internet uitbuiten en tegelijkertijd de autoritaire controle over de samenleving handhaven? Volgens Kenneth Farrall, de hoofdredacteur van het Internettijdschrift The China Matrix, ontwikkelen de Chinese machthebbers een strategie die gebaseerd is op drie middelen. In de eerste plaats zal de overheid meer en meer de online activiteiten in de gaten houden om zowel echte criminelen als ‘contra-revolutionairen’ op te pakken en te straffen. In de tweede plaats zal het moeilijker worden om zich in China anoniem op Internet te bewegen. De bezoekers van Internetcafé’s in China moeten zich daarom sinds kort identificeren.
Ten slotte zal de Chinese overheid volgens Farrall een groot deel van zijn investeringen richten op het ontwikkelen van besloten Chinese intranetten die afgesloten zijn van het Internationale Internet. Er zijn reeds twee nationale TCP/IP-netwerken in ontwikkeling: City Net en het China Multimedia Network (ook wel net 169 genoemd). De overheid wil deze ‘intranetten’ reserveren voor Chinese inhoud en experimenteren met elektronische handel en elektronisch bankieren.
Illusie
Kenneth Farrall noemt het echter een illusie dat deze Chinese intranetten geïsoleerd zullen blijven van de rest van de wereld. Zowel het City Net als het Chinese Multimedia Network ondersteunen alle Internetprotocols. Er hoeft maar één ongeregistreerde server in het netwerk te zitten en alle gebruikers hebben potentieel ongecensureerde toegang tot Internet. In de praktijk is dit al het geval. De digitale Chinese muur zal vol gaten zitten.