Nog niet zo lang geleden las je wel dat vooral advocaten veel geld zouden verdienen aan het millenniumprobleem (ook in dit blad: zie Computable 16 januari 1998, nr 3, pag 25). Inderdaad hebben juristen zich de afgelopen tijd intensief met het probleem beziggehouden: contracten werden doorgelicht, garantiebepalingen opgesteld, en brieven aan leveranciers en afnemers voorzien van welgemikte juridische frases.
Uiteraard werd in het kader daarvan goed nagedacht over de grondslagen waarop een eventuele millenniumclaim zou kunnen worden gebaseerd. In een groot aantal seminars werden de resultaten van het denken over de juridische aspecten van het millenniumprobleem vervolgens gepresenteerd aan vakbroeders en andere geïnteresseerden.
Tot verbazing van sommigen bleef de wel voorspelde stroom aan juridische procedures tot nu toe echter uit. Negen maanden voor de eeuwwisseling bestaat de ‘oogst’ uit slechts twee uitspraken: een uitspraak in kort geding van de president van de rechtbank Amsterdam en een arbitraal tussenvonnis in kort geding van de Stichting geschillenoplossing automatisering. In de Verenigde Staten lopen op het moment van afsluiten van dit stukje 48 zaken, ook al geen erg hoog aantal. Na de hiervoor beschreven drukke preventieve werkzaamheden nu dus betrekkelijke stilte op het juridische millenniumfront.
Hoe is die stilte te verklaren? In de eerste plaats concentreren veel organisaties zich in deze fase uiteraard op het oplossen van het probleem. Het nemen van gerechtelijke stappen wordt bewaard voor een volgende fase. Gelet op de korte tijd die rest tot de eeuwwisseling ongetwijfeld een verstandige aanpak. Deze prioriteitsstelling maakt ook deel uit van de inmiddels door een groot aantal organisaties ondertekende Erecode 2000. Zou dit de enige reden voor het lage aantal procedures zijn, dan is een hausse aan procedures te verwachten in het eerste jaar van het nieuwe millennium. Die hausse wordt ook wel voorspeld. Onlangs nog liet een groot advocatenkantoor weten dat cliënten met het oog op te verwachten grote aansprakelijkheidszaken een optie hadden genomen op tijd van de procesrechtafdeling van dat kantoor.
Het zou met die hausse echter wel eens kunnen meevallen. In het algemeen wordt over ICT-producten en -diensten immers al weinig geprocedeerd. De reden daarvoor is dat afnemer en leverancier vaak op elkaar zijn aangewezen. ICT grijpt immers steeds meer in op de primaire processen van een organisatie. Als gevolg daarvan is een overstap naar een nieuw systeem voor de meeste afnemers geen reëel alternatief. In deze situatie is zowel afnemer als leverancier erbij gebaat dat een geschil niet escaleert. Geschillen worden daarom bij voorkeur in der minne geregeld of beslecht via methoden van alternatieve geschillenbeslechting, zoals mediation. Dezelfde overwegingen zullen zeker een rol spelen bij de beslissing om al dan niet te gaan procederen over het millenniumprobleem. Maar er is nog een belangrijk ander aspect.
Alom wordt inmiddels aanvaard dat het millenniumprobleem een maatschappelijk probleem is. Het Millennium Platform spreekt ondernemers door middel van de bekende televisiespotjes aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid: ze moeten contact opnemen met leveranciers en brancheorganisatie en ze moeten systemen (laten) aanpassen en testen. Ondernemers die hun ‘jaar 2000’-project hebben afgerond, zullen het publiek daarvan op de hoogte willen stellen, bijvoorbeeld door middel van advertenties. ICT-leveranciers informeren het publiek reeds op grote schaal over de ‘jaar 2000’-status van hun producten en diensten, veelal via websites. Deze publiciteit zal vermoedelijk een tweede reden zijn om niet te snel te procederen in geval van een millenniumgeschil. In een dergelijke procedure zal immers duidelijk worden dat de door de afnemer uitgevoerde tests niet toereikend zijn geweest. Kennelijk was de afnemer niet zo klaar als hij in zijn advertentie wilde doen geloven. Ook wordt echter duidelijk dat het product of de dienst van de leverancier niet ‘compliant’ was, terwijl de leverancier via website of advertentie wellicht anders beweerde. Vanuit een oogpunt van public relations hebben zowel afnemer als leverancier er belang bij dat hun geschil niet in de openbaarheid komt. Een tweede reden dus om de voorkeur te geven aan een regeling in der minne of aan een vorm van geschillenbeslechting waarbij vertrouwelijkheid is gewaarborgd, zoals arbitrage of ‘mediation’. Bij gewone rechtspraak is dat uiteraard niet het geval: een belangrijk kenmerk daarvan is immers de openbaarheid.
Uiteraard zullen er gevallen zijn waarbij de hiervoor genoemde argumenten slechts een ondergeschikte rol spelen. Over die gevallen zal mogelijk worden geprocedeerd. Er is echter voldoende reden om aan te nemen dat de huidige juridische millenniumstilte een stilte is voor een minder zware storm dan wel wordt verwacht.