Computers, telecommunicatie en media raken meer en meer met elkaar verweven. Ideeën te over hoe dat zou kunnen gebeuren, en zeker is dat computers hier een essentiële rol in zullen spelen. Telecomleveranciers, exploitanten en dienstenaanbieders zullen moeten samenwerken – partijen die vaak tegengestelde belangen hebben. Hans Krusel en Reint Martens van Ericsson Telecommunicatie Nederland vestiging denken in dit proces voorop te kunnen lopen.
Datacommunicatie verloopt steeds vaker via het Internet Protocol (IP). Internet is sterk in opkomst en er bestaat inmiddels een enorme interesse in het gebruik van IP voor telefonie, getuige meer dan vijfhonderd artikelen en diverse congressen het afgelopen half jaar.
Zal IP, dat de aankomst van berichten en bestanden van afzender naar geadresseerde moet waarborgen, het primaire protocol voor routering worden? Speelt IP een rol bij de convergentie van vaste en mobiele communicatie, en van de convergentie van spraak- en datacommunicatie?
Onlangs introduceerde Ericsson diverse IP-producten. Hans Krusel, vice-president Nederland, beschrijft de visie van het bedrijf: "Naar onze mening vormt IP de sleutel naar de toekomst. In 1995 gaf onze toenmalige topman Lars Ramqvist de opdracht tot een toekomstverkenning in telecommunicatieland tot 2005. Daaruit zijn drie scenario’s ontstaan: als eerste de traditionele ontwikkeling, vervolgens een versnelde ontwikkeling door grotere acceptatie van nieuwe diensten en technologieën, met veel nieuwe aanbieders, en ten slotte een revolutionaire ontwikkeling door een zeer ondernemingsgezinde maatschappij. Ik geloof niet dat IP andere protocollen zal verdringen in het onderliggende netwerk, maar dat in de optredende verschuiving van telecommunicatie naar datacommunicatie het Internet Protocol een hoofdrol zal vervullen."
Markt nog niet rijp
De grote investeringen in de vele glasvezelverbindingen van recente datum zullen niet gemakkelijk terzijde worden geschoven; zij ondersteunen de groei van Internet en de beloofde convergentie. Naast mobiele telefonie veroorzaken internationale bedrijven met hun interne en externe communicatie een groeimarkt. De combinatie van spraak en data is hierbij essentieel.
Krusel: "De technologie is er klaar voor, maar de markt moet nog rijp gemaakt worden. Kapitaalkrachtige, internationaal werkende exploitanten die van deze markt willen profiteren zijn er voldoende, getuige de vele nieuwe aanbieders. Van belang is nu dat we de toegang kunnen vergemakkelijken." Typerend is dat Krusel het woord ’telefoontoestel’ niet langer gebruikt, maar het een ’terminal’ noemt. Eenvoud van gemak houdt onder andere in dat elke terminal overal gebruikt kan worden, onafhankelijk van de plaats van het netwerk en van de toepassingen.
Universele toegang tot het netwerk en de eigen toepassingen klinkt natuurlijk heel interessant, maar tegen welke prijs? De kosten van mobiel bellen zijn aanzienlijk hoger dan die voor ‘vast’ bellen. Niet alleen binnen het eigen land, maar vooral ook voor internationaal bellen.
Krusel denkt dat daar verbetering in komt: "Als leverancier van apparatuur hebben wij uiteraard geen inzicht in de toekomstige prijzen van de exploitanten, maar zeker is wel dat de prijs zal dalen door concurrentie in de geliberaliseerde markten. De mobiele telefoonnetten worden momenteel niet efficiënt gebruikt. Piekmoment van de dag is halfacht ’s ochtends als iedereen de files wil weten. Na kantooruren valt het stil. Het piekmoment voor Internet-gebruik echter is acht uur ’s avonds. Zou dat niet een mooie combinatie zijn?" Krusel vertelt dat het rond het millennium mogelijk zal worden om via gsm met 115 kbps over Internet te surfen. Deze mogelijkheid moet echter wel door de operators geïmplementeerd worden en daaraan zal zeker een prijskaartje hangen.
Universele toegang
Dit zal de hedendaagse gebruiker van datacommunicatie via gsm, met nu slechts maximaal 9,6 kbps, natuurlijk als muziek in de oren klinken; overal en altijd snelle toegang tot het netwerk.
Krusel: "Als we een stopcontact gebruiken, vragen we ons niet af of de elektriciteit afkomstig is van een met kolen of gas gestookte centrale. Als elektriciteit maar overal beschikbaar is. Als je op een willekeurige plaats in het grote netwerk zou kunnen inloggen, en het netwerk is slim genoeg om te zien wie de gebruiker is en voor welke toepassingen hij geautoriseerd is, zou het gewone netwerk automatisch elke gewenste verbinding kunnen leggen."
In dat geval zou men graag van IP over het nationale netwerk gebruik willen maken. Immers dan kan dat direct doorgekoppeld worden naar de provider of leverancier. Krusel: "Klopt. Binnen niet al te lange tijd komt er in elk van onze publieke telefooncentrales de mogelijkheid om het IP-verkeer uit te koppelen naar een Internet-backbone. Het is wel de vraag of we dan nog over het huidige Internet praten of over een Futurenet, of hoe je dat ook wilt noemen, waarin enige extra voorzieningen (reserveren van bandbreedte en de administratie) beschikbaar zijn."
De toegang tot het bedrijfsnetwerk zou net zo makkelijk moeten zijn. Er zijn al bedrijfscentrales die IP op het eigen netwerk voor telefonie gebruiken. Maar zelfs al is er een aparte IP-verbinding met het openbare netwerk, dan nog zou dit een interessante mogelijkheid zijn. Zodoende wordt IP het universele toegangsprotocol.
Reint Martens, account manager: "De techniek zal dat zeker aankunnen. De normen zijn ook beschikbaar: de paraplunorm H.323 van de ITU (International Telecommunications Union) voor de protocollen biedt voldoende mogelijkheden voor telefonie over IP. Er is wel een aanpassing van de huidige nationale exploitanten voor nodig. Zo ook zal straks de koppeling van Umts (universal mobile telecommunications system) met het vaste net geregeld worden. "Dat duurt echter nog wel even want de Umts-normen liggen nog niet vast. Mogelijk komt hierover eind 1999 overeenstemming, en dan zal de invoering in 2001 mogelijk zijn.
Mobiliteit
Een interessant aspect is hoe de convergentie van het vaste en mobiele net (FMC: fixed mobile convergence) zal verlopen. Krusel: "Op basis van gsm, de wereldnorm met nu al meer dan 120 miljoen gebruikers. Er is geen andere norm voor draadloze communicatie die zo populair is. Wil je goedkope en aantrekkelijke apparatuur leveren, dan moet die in zeer grote aantallen gemaakt worden."
En op kantoor? Moet de laptop straks nog steeds ‘gedockt’ worden? Ook hier komt mobiliteit, dankzij Bluetooth, de nieuwe norm voor draadloze aansluiting op korte afstand van mobiele apparaten. Dit initiatief van Ericsson, Intel, IBM, Nokia en Toshiba, wordt inmiddels door meer dan vijfhonderd leveranciers ondersteund. In de eerste fase zal hierdoor een radioverbinding met een snelheid van 1 Mbps over een afstand van maximaal tien meter ondersteund worden (beschikbaar eind dit jaar); in fase twee wordt dit 2 Mbps. Het frequentiegebied is 2,4 GHz, een frequentieband die overal ter wereld bruikbaar is: buiten, op kantoor en thuis. Niemand heeft gevraagd om dat draadje tussen gsm en een (grote of kleine) PC, en dat zal dus op termijn verdwijnen." Intel is van plan om Bluetooth standaard in de PC-chips in te bakken, zodat Bluetooth direct gebruikt kan worden. Bluetooth heeft geen aparte antenne nodig. Krusel stelt dat door schaalvergroting mobiliteit dan echt heel veel goedkoper kan worden.
Lokale toegang
Deze oplossingen bieden echter nog geen draadloze lokale abonnee-aansluiting, de zogenaamde local loop. KPN Telecom klaagde vier jaar geleden dat ze opgescheept zaten met de last van het koperen net, waarmee ze weinig verdienden, maar dat ze wel aan iedere concurrent ter beschikking moesten stellen.
Inmiddels is er wel een conversieslag naar Isdn. Verder zijn er xDSL-oplossingen (digital subscriber line), die een grotere snelheid beloven maar ook via een draadje lopen. Ooit werd Dect (digital enhanced cordless telephony), ontwikkeld door Ericsson en dat is nu ook een Europese norm, voorgesteld voor de WLL (wireless local loop) en binnen kantoren voor afstanden tot driehonderd meter. Casema heeft Cable Dect getest voor kabeltelevisie.
"Dect voor telefonie," verduidelijkt Krusel de stand van zaken rond Dect, "kent nog steeds een flinke groei. Net als grote leveranciers als Siemens en Alcatel, ondersteunen we Dect uiteraard volledig. We leveren onder andere een ‘dual-mode terminal’ die geschikt is voor gsm én Dect. Maar we moeten de mogelijkheid niet uitsluiten dat de markt op den duur gsm zal kiezen voor algemene toepassing."
Draadloze technologie voor algemene toepassing over afstanden groter dan tien meter ziet Krusel als volgt: "Dat kan eigenlijk niet anders dan gsm zijn, dat is de enige technologie die op voldoende grote schaal gemaakt en gebruikt wordt. Dat is dus ook de meest waarschijnlijke concurrent voor de koperen lokale aansluiting, die ook op nationaal niveau gebruikt kan worden. Door de integratie van het vaste en mobiele net kan die straks ook thuis gebruikt worden als
het normale telefoontoestel." Er is één zekere troost, stelt Krusel, het wordt allemaal goedkoper als het maar op grote schaal gemaakt wordt."
Overgang
De UMTS-plannen klinken fantastisch, maar het klassieke probleem is: hoe kom je van A naar B? Wat zijn de tussenstappen die de overgang evolutionair maken? Martens: "De eerstvolgende stap ten behoeve van datacommunicatie in gsm is Gprs (general packet radio services), dat werkt met een maximale snelheid van 115 kbps. Deze oplossing komt rond het millennium beschikbaar voor de operators."
Zoals eerder gezegd, de centrales zullen straks IP-verkeer direct naar Internet kunnen uitkoppelen. Verder is Ericsson op dit moment in Nederland bezig met een proef onder de naam ‘GSM on the Net’: een geïntegreerd gsm-IP netwerk met kleine basisstations in lokale cellen, waardoor gsm-toestellen ook binnen het kantoor gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld voor aansluiting op het lokale netwerk. Deze combinatie van (inter)nationale en lokale mobiliteit zal veel nieuwe mogelijkheden scheppen. Martens: "De bedoeling is dat er meer intelligentie in het netwerk komt, waarbij aan de hand van het gebruikersprofiel datatoepassingen en telefonie gecombineerd worden."
Toepassingen
Het gebruik van telefonie – communicatie tussen mensen – is de afgelopen honderd jaar ingeburgerd. Voor datacommunicatie – communicatie tussen mens en computer – zijn toepassingen noodzakelijk.
Martens voorziet zowel bestaande als nieuwe toepassingen, en vooral de combinatie van beide. "Onze filosofie is dat je met élke terminal élke toepassing óveral moet kunnen gebruiken. Verder dat het ter plaatse aanwezige netwerk moet kunnen bepalen w�e de gebruiker is (identificatie en authenticatie), wát voor terminal hij of zij gebruikt (automatisch) en wélke toepassingen aan staan (gebruikersprofiel in een centrale directory). Doordat je weet in welke cel iemand zich bevindt, wordt het mogelijk actuele plaatselijke informatie te geven, bijvoorbeeld over de files in de buurt. Omdat een gsm-terminal zich steeds automatisch aanmeldt, zou je ook niet alleen passief, maar ook actief relevante file-informatie kunnen doorgeven aan abonnees. Misschien zelfs wel alternatieve routes voorstellen."
‘Zes telefoonnummers en nóg onbereikbaar’ kopte de Volkskrant onlangs op de voorpagina. Naarmate mensen mobieler worden, zijn ze ook steeds moeilijker te bereiken. Martens: "In de toekomst, door de integratie van het vaste en het mobiele net, kun je alle gesprekken via de meest geschikte manier laten verlopen – vast en/of mobiel – ook al heb je verschillende telefoonnummers. Het zal zeker nuttig zijn om telefoontjes van bepaalde personen of bedrijven steeds direct te kunnen ontvangen, en de andere bijvoorbeeld via een secretaresse of antwoorddienst af te handelen. Dat zou een onderdeel van iemands centrale profiel kunnen zijn."
Universeel berichtenverkeer
Rest de vraag, aan wat voor terminals Ericsson denkt. Kan dat behalve een PC, laptop of kleine PC (PDA: personal digital assistant) ook een telefoon zijn?
Martens: "Natuurlijk, die speelt een sleutelrol. Hoewel het scherm van een gsm-telefoon niet erg groot is, kan daarin – in aangepaste vorm – ook alle informatie afgebeeld worden. De daarvoor benodigde voorziening is in alle nieuwe gsm-telefoons ingebouwd: via Ussd (unstructured supplementary services data) kan informatie worden opgevraagd bij de server. Omgekeerd is het ook mogelijk om gecodeerde informatie om te zetten in gesproken tekst. De algemene Engelse naam voor zo’n universele dienst is: unified messaging. Dat is het idee dat alle berichten overal in de meest optimale vorm te ontvangen én te versturen moeten zijn."
Hoe fraai dit allemaal klinkt en hoe universeel de visie, er zal het nodige moeten gebeuren voordat dit ideaal bereikt wordt. Waarschijnlijk in eerste instantie voor zakelijke toepassing en mogelijk later ook voor de consument. Maar allerlei telecomleveranciers, exploitanten en dienstenleveranciers zullen hiervoor moeten samenwerken – partijen die vaak tegengestelde belangen hebben. Volgens het scenario van Krusel is de kans dat die allemaal op één lijn komen zeker aanwezig: "Er moet nog veel overlegd worden, maar dat de zakelijke gebruikers en consumenten dit willen, is duidelijk. Verder is duidelijk dat de investeringen in de huidige netwerken behouden blijven. De nieuwe diensten komen dus als een paraplu over de bestaande heen. Ook is duidelijk dat de telecommunicatie-industrie – wij voorop – daarvoor haar uiterste best zal doen."
Hein van Steenis, freelance medewerker