Apple heeft gisteren zijn zware besturingssysteem Mac OS X Server uitgebracht en geeft die software deels vrij. De ‘open source’-versie van het tiende Mac OS draagt de naam Darwin en is gratis verkrijgbaar onder een zogenoemde Apple Public License.
Hiermee is Apple de zoveelste leverancier die zich inlaat met het populaire ‘open source’-fenomeen. Veel bedrijven en freeware-voorstanders zijn het nog oneens over de juiste aanpak van commerciële licenties voor ‘gedeeltelijk open source’. Darwin krijgt echter de goedkeuring van grondleggers Eric Raymond, van het Open Source Initiative (OSI), en Brian Behlendorf, van het Apache Project.
Darwin bestaat uit de Mach 2.5-microkernel en een volledige BSD 4.4-omgeving. Daarmee bevat het besturingssysteem het merendeel van de Posix-api’s (Portable Operating System Interface – application program interfaces), waardoor het applicaties van andere Unix-varianten kan draaien. Bovendien bevat de software ook een JVM (Java Virtual Machine), gebaseerd op versie 1.1.6 van Suns JDK (Java Developers Kit). Dit alles lijkt een redelijke concurrentie voor server-besturingssystemen als Linux te beloven.
Critici menen echter dat Apple, net zoals SGI, Sun en Netscape, alleen een nieuwe manier heeft gevonden om zijn eigen producten vooruit te helpen. "Het lijkt erop dat Apple Linux-ontwikkelaars naar zijn hardwareplatform wil lokken", zegt Bruce Perens, leider van een ‘open source’-groep die fel tegen commerciële invloeden is. Hij meent dat Apple zijn bedrijfseigen code gebruikt als lokaas om ‘open source’-ontwikkelaars aan te trekken. Vervolgens zou het bedrijf kunnen besparen op zijn interne ontwikkelkosten, aldus Perens.