De kans bestaat dat schoolkinderen in het jaar 2050 de vraag ‘wie is de belangrijkste Bill voor de ontwikkeling van de computerindustrie uit de twintigste eeuw’ niet zullen beantwoorden met Bill Gates, maar met Bill Joy.
Gates mag in een rommelige motelkamer in Albuquerque ooit een bijdrage geleverd hebben aan de software van de Altair – de eerste PC aller tijden, zijn verdere verdienste ligt vooral in het bijeenharken van grote sommen geld met technologie die van anderen is ‘geleend’. Bill Joy daarentegen is de man van de slogan ‘computers aller landen, verenigt u’ en de grondlegger van een wereld waarin ieder apparaat intelligent en ‘aangesloten’ is. Tenminste, als we ervan uitgaan dat zijn geesteskind – de Jini technologie van Sun Microsystems – inderdaad een succes wordt.
Bill Joy’s entrée in de analen van de computerindustrie vindt plaats op een dag in 1982 dat drie afgestudeerde studenten van de Stanford University – een Amerikaan, een Indiër en een Duitser – in een oude Volkswagen San Francisco’s Bay Bridge oversteken voor een bezoek aan de Berkeley University. Het trio in de kever bestaat uit Scott McNealy, die een MBA (Master of Business Administration) heeft van Stanford maar meer van ijshockey weet dan van computers, Vinod Khosla, een MBA van Stanford die zijn hele leven gedroomd heeft om een bedrijf te beginnen in de Silicon Valley, en Andreas ‘Andy’ Bechtolsheim, een hardware-specialist die tijdens zijn studie van off the shelf-onderdelen een 32-bits microcomputer heeft gebouwd met een ingebouwde ethernet-verbinding.
SUN
McNealy, Khosla en Bechtoldsheim hebben elkaar ervan overtuigd dat ze iets heel groots gaan doen met Andy’s microcomputer die ze bij gebrek aan beter een Stanford University Network, kortweg SUN, noemen. McNealy – wiens zakeninstinct duidelijk gevormd is in Detroit – zegt daarover: "We zeiden tegen elkaar dat er geen kleine computerbedrijven zouden bestaan, net zoals er geen kleine automakers meer waren." Sun zou in de optiek van het Volkswagen-trio een enorm succes worden, of een enorme flop. Voor het succes-scenario zochten ze een software-genie. Dat was Bill Joy, de man die aan de Berkeley University zijn eigen versie van Unix – later Solaris – had ontworpen.
Geek
Bill Joy is in 1954 geboren in Michigan. Zijn schooljaren lijken erg veel op die van de doorsnee geek. Hij leest al op zijn derde verslindt het ene boek na het andere. Die boeken krijgt hij van zijn ouders – die zelf vaak geen antwoord hebben op de vragen van de kleine Bill. De jaren op de lagere- en de middelbare school kenmerken zich door het overslaan van klassen die te gemakkelijk zijn. Vijftien jaar is hij als hij de North Farmington High School verlaat met de eretitel ‘de vlijtigste student’. Joy vertrekt naar de University van Michigan. Daar studeert hij elektrotechniek en komt hij voor het eerst in aanraking met computers.
Eenmaal afgestudeerd, staan de universiteiten in de rij om Bill een plaats aan te bieden waar hij zich verder kan ontwikkelen. Hoewel Berkeley bekender is om zijn politieke activisten dan om zijn computerafdeling, kiest Bill toch voor ‘de andere’ universiteit van San Francisco, en niet voor Stanford University. "Ik ging naar Berkeley omdat het de slechtste faciliteiten had op het gebied van computers", zegt Joy in het tijdschrift Fortune. "Ik ging ervan uit dat dat mij zou dwingen creatief te zijn." Terwijl medestudenten rondom hem – het is 1975 – experimenteren met drugs en vrije sex, en te hoop lopen tegen de oorlog in Vietnam, begint Bill te prutsen met het Unix-besturingsysteem van VAX-computers.
Goedkoper
De VAX van Digital Equipment is in 1976 zeer in trek bij de Amerikaanse universiteiten. Een probleem is echter het de prijs: het kost 200.000 dollar. Bill Joy ontwikkelt een manier om de computer goedkoper te maken. Joy’s memo, How to buy a VAX, is in no-time razend populair bij mensen die het budget van computerafdelingen in de gaten moeten houden. Joy adviseert gebruikers om een uitgeklede VAX aan te schaffen zonder software. Het besturingssysteem – Berkeley’s eigen versie van Unix – kan men dan voor 300 dollar kopen bij Bill Joy. Dat Joy’s software goed is, blijkt in 1978 wanneer hij wordt uitverkoren boven Digital om in opdracht van het Pentagon Unix-sofware te schrijven waarmee de VAX aangesloten kan worden op het Arpa-net, de oervader van Internet.
Joy’s versie van Unix maakt hem een beroemd programmeur – zelfs bij de Stanford University aan de andere kant van de San Francisco Bay. Het is deze roem die McNealy, Khosla en Bechtolsheim doen besluiten Bill Joy uit te nodigen mee te doen in hun hemelbestormende onderneming die Sun Microsystems heet. McNealy herinnert zich de eerste ontmoeting tussen de supergeeks Joy en Bechtolsheim als een zeer bijzonder gebeurtenis. "Vinod Khosla en ik zaten in een hoekje in tijdschriften te bladeren, terwijl Andy en Bill een soort geek kennismakingritueel opvoerden." Het klikt onmiddellijk tussen de software geek en de hardware geek. Joy ziet in het ‘genetwerkte’ werkstation van Bechtolsheim de ideale droommachine voor het realiseren van zijn ideeën. Sun heeft dus niet drie, maar vier oprichters: McNealy, Khosla, Bechtolsheim en Joy.
Suns bedrijfsplan, dat is gebaseerd op de slogan ‘The network is the computer’ en open standaarden is direct winstgevend. De werkstations vliegen de deur uit naar universiteiten, financiële instellingen, ingenieursbureaus en andere bedrijven die een PC te klein vinden en een mainframe te groot. In 1988 verkoopt Sun voor meer dan een miljard dollar aan apparatuur. Joy werkt niet alleen aan Suns software maar ontwerpt ook een deel van de architectuur van Suns eigen Sparc-microprocessor. Volgens McNealy is Joy’s inbreng in Sun niet te overschatten. McNealy: "Waar AT&T het Bell Labs heeft, hebben wij Bill Joy."
Ballingschap
In 1991 vertrek Joy uit het hoofdkwartier van Sun in Palo Alto naar het luxe skioord Aspen in Colorado. Hij gaat in vrijwillige ballingschap om met een klein groepje geestverwanten te werken in Suns Aspen Smallworks. Joy kiest voor deze locatie omdat hij gek is op skiën en bovendien gelooft dat ieder bedrijf een wild en creatief deel moet hebben dat min of meer onafhankelijk van het moederschip opereert. Hij heeft dan ook geen last meer van McNealy die in de woorden van Joy, "iedere tien minuten mijn kantoor binnenstormt met een van zijn knotgekke ideeën." Joy’s knotsgekke ideeën over een genetwerkte wereld, en Java in ieder machine leiden in Aspen tot de ontwikkeling van Jini, een technology die in de nabije toekomst broodroosters, computers en cellulaire telefoons moet verenigen in één groot netwerk.
Joy’s succes is het resultaat van een geweldig intellect, een ongebreidelde werklust en een onstuitbare nieuwsgierigheid. Hij praat net zo gemakkelijk over computers als over de psychologie van Carl Jung, de literatuur van Gurdjieff en het ondernemingsplan van Dell. Eric Schmidt, de huidige ceo van Novell, die zowel in Berkeley als bij Sun Microsystems nauw met Joy samenwerkte, gelooft dat niemand ter wereld zo snel softwarecode kan schrijven en interpreteren als Joy. Schmidt: "Op Berkeley ging Joy er gewoon een weekend voor zitten om het hele Unix-systeem te herschrijven. Geen mens ter wereld is daartoe in staat, alleen Bill Joy."