De Japanse computerfabrikant NEC is ook in hoger beroep schuldig bevonden aan het dumpen van supercomputers in de Verenigde Staten. Het Amerikaanse Supreme Court neemt het oordeel over van de het ministerie van Handel dat NEC in 1996 vier supercomputers ver onder de marktprijs heeft verkocht.
NEC was in hoger beroep gegaan tegen dat eerdere oordeel. Het bedrijf beweert dat er geen onpartijdige hoorzitting had plaatsgevonden voordat het ministerie zijn oordeel uitsprak. Dat Amerikaanse overheidsonderdeel had namelijk al bepaald dat NEC federale wetten had geschonden. De Japanse fabrikant meende juist dat dit een internationale aangelegenheid is en dus niet perse gebonden aan ‘binnenlandse’ wetgeving.
De University Corporation for Atmospheric Research (Ucar), een deels door de federale overheid gefinancierd samenwerkingsverband, besloot in 1995 vier geavanceerde supercomputers aan te schaffen. Daarop ontving het offertes van drie leveranciers. Eén daarvan bood NEC-systemen voor ‘slechts’ 13,2 miljoen dollar per stuk.
De overheidsinstantie National Science Foundation gaf de Ucar toen opdracht uit te zoeken of het bod van NEC dumping betrof. In 1996 diende één van de mededingers voor het Ucar-contract een anti-dumpingspetitie in bij het ministerie van Handel. Die stelde vervolgens een eigen onderzoek in en bevond NEC schuldig aan dumping.