Al enkele weken staat onze beamer in zijn draagkoffer in het opleidingslokaal. Geen van de trainers gebruikt hem meer tijdens de cursus. De laatste die hem gebruikte was een van onze klanten, die hem voor f 100,- per dag had gehuurd. De klant klaagde niet eens over het moeilijk scherp stellen van het beeld. Volgens het Computer Centrum is de projector onbruikbaar omdat het opleidingslokaal te veel zon krijgt.
Er is zelfs over gedacht om nieuwe gordijnen aan te schaffen. Ondertussen worden de cursussen gewoon gegeven zonder projector; met flip-over. Indien nodig verzamelen de cursisten zich rond de demonstratie-PC.
Met de handleiding erbij probeer ik het probleem met de beamer op te lossen. Het beeld is niet scherp te stellen op de wand, behalve als de afstand tot de muur 2 meter is of de ruimte pikdonker. Uiteindelijk biedt de handleiding uitkomst. De lamp heeft maximaal 1000 branduren, die allang overschreden zijn. Een nieuwe lamp halen is niet eenvoudig. De projector is gesponsord en gekocht in Nederland en wordt nu door de Universiteit van Zambia gebruikt. Daarom wordt iedereen ingeschakeld, tot aan mijn vader toe. Die bestelt de lamp, die f 1300,- blijkt te kosten; ongeveer driemaal het netto maandloon van mijn IT-collega’s. Vrienden, die de week erop vakantie komen vieren in Zambia, nemen de lamp als handbagage mee.
Nu wordt de projector met perfect beeld weer dagelijks gebruikt in de opleidingsruimte en is de verhuurprijs opgeschroefd naar f 150,- per dag. Voor mijn volgende bezoek aan Nederland is alweer een nieuwe lamp besteld.
Een bezoek aan Nederland levert niet alleen een lijst van privéwensen van mijn vrienden en collega’s op, maar ook een lijst van het Computer Centrum. Een aantal zaken is hier niet te krijgen of van onvoldoende kwaliteit. De prijs van een tape voor het maken van de back-ups is in Zambia vijfmaal zo hoog als in Europa. Maar de grootste zorg op de afdeling applicatiebeheer en -ontwikkeling is de servercapaciteit: het nieuwste item op het boodschappenlijstje.
De productieserver van de centrale applicaties van de Universiteit is overbelast. Geen wonder: het is een Compaq Proliant 2000, met 64 Mb intern geheugen, en een 4 Gb harde schijf. De applicaties draaien op Unix/SCO en Informix. Met 15 gelijktijdige gebruikers en de harde schijf voor 90 procent bezet, is er bij het minste geringste een enorm lange responstijd. Alleen het inloggen kost dan al een paar minuten. Ook is er geen ‘uitwijk’-machine voor de productie. Bij calamiteiten moet hiervoor de ontwikkelingsserver gebruikt worden. Vanaf het moment dat de server twee jaar geleden begon te draaien, is er gelukkig nog nooit een onherstelbare probleem mee geweest. Maar het is wel tijd om twee servers aan te schaffen. Gelukkig laat het samenwerkingsproject met de VU in Amsterdam hier financiële ruimte voor. De servers kunnen het best in Europa worden aangeschaft. In Zambia kosten ze tweemaal zoveel. De garantie van de Zambiaanse leverancier stelt niets voor. De levertijd is zo lang als hij nodig heeft om de servers in het buitenland te bestellen en hangt ook af van zijn contacten met de douane. Voor mijn bezoek aan Nederland staat dan ook het aanschaffen en meenemen van de twee nieuwe servers als prioriteit op mijn lijstje.
Dit lost dan ook meteen het probleem op van de ontwikkelingsserver: dat is een HP netserver, 32 Mb intern, 2 Gb harde schijf, waarop zeven mensen tegelijkertijd moeten ontwikkelen en testen. Ook van deze server is 90 procent van de harde schijf in gebruik. De huidige productieserver, die nu vrijkomt, kan deze plaats over nemen.
De inhoud van de functie hoofd informatiesystemen van de Universiteit in Zambia moet in de praktijk veel letterlijker genomen worden dan je in Nederland zou verwachten.