De opwinding in de Verenigde Staten over het succes van Internetbedrijven op de beurs heeft ook Nederland bereikt. Toch zal het Damrak vooralsnog niet meedelen in de euforie. Er zijn namelijk (nog) geen geschikte Nederlandse Internetbedrijven.
Met een mengeling van verbijstering en opwinding kijkt de Nederlandse beleggingswereld naar de triomftocht die veel Amerikaanse Internetbedrijven de laatste tijd maken bij het betreden van de beurzen van Wallstreet en Nasdaq. Bedrijven wiens aandelenkoersen met letterlijk honderden procenten omhoog vliegen, zijn al lang geen uitzondering meer. "We hebben het natuurlijk over onvoorstelbare koersstijgingen", beaamt analist Ron Belt van ABN Amro, die de ontwikkelingen in de Verenigde Staten nauwgezet volgt. "Neem een bedrijf als Amazon.com; het bedrijf had een winst van vijf miljoen dollar over het vierde kwartaal en heeft een beurswaarde van één miljard dollar, dat is natuurlijk ongekend. Dat kom je verder nergens tegen."
De gekte in Amerika is puur gebaseerd, zo zeggen Belt en zijn collega’s, op de verwachtingen die door een nieuw medium als Internet worden opgeroepen. "De hoge aandelenkoersen zijn in feite een beloning voor de toekomstige groei. En de beleggers geloven vooralsnog in die groei, vandaar dat ze die aandelenprijzen willen betalen." Het gaat, zo meent analist Edwin Flick van Mees Pierson, om een waardering van de potentie van Internet, zowel voor de consument als in de zakelijke markt. "En die potentie is er wel degelijk: kijk maar eens hoe gemakkelijk je nu al iets op Internet kunt kopen, en hoe vaak dat nu al wordt gedaan." Rond de afgelopen kerstdagen kochten de Amerikanen voor miljarden dollars goederen via Internet. "En dat zal alleen nog maar eenvoudiger en massaler worden." Bovendien weten I-bedrijven hun klanten op een – voor de normale zakenwereld – unieke wijze te bereiken: elk bedrijf, hoe klein ook, is direct een multinational: het opereert wereldwijd. "Een telecommunicatiebedrijf geeft tussen de 200 en 500 gulden uit aan een nieuwe klant", zegt Belt. "Een klant van een I-bedrijf is voor de belegger ook zoveel waard, al is hij veel sneller en gemakkelijker te bereiken. En dat drijft de waarde van een bedrijf ook op."
De euforie in de Verenigde Staten betreft dus bedrijven die met Internet bezig zijn. Analisten verwachten derhalve niet dat in Nederland een soortgelijke hausse zal uitbreken. "Er zijn hier gewoon nog geen Internetbedrijven die naar de beurs zouden kunnen", zegt Flick. "En van andere bedrijven kun je dergelijke koersexplosies nu eenmaal niet verwachten." Ook bedrijven als CAP Gemini, die een deel van hun omzet uit Internet-activiteiten halen, zijn volgens Flick van een andere categorie. Belt is het daarmee eens: "Een bedrijf als Yahoo! kan wat betreft omzet zonder al te veel moeilijkheden duizend procent per jaar groeien. Dat kan een CMG nooit, die heeft dan gelijk problemen met personeel en huisvesting."
Kansen
Even leek het erop of ook Nederland zijn eigen Internet-lievelingen kreeg. Op de Amsterdamse beurs werden het afgelopen najaar twee Internetbeleggingsfondsen geïntroduceerd. Maar het waren fondsen die zich alleen bezighouden met Amerikaanse I-bedrijven. Beide fondsen doen het zeer goed – ook de Nederlandse belegger ziet klaarblijkelijk iets in Internet. Zowel het Ohra Internet Fund als het ING Internet Fund presteert aanzienlijk beter dan het AEX-gemiddelde. Het Ohra Internet Fund steeg sinds de introductie op de beurs, op 18 november, met bijna negentig procent. De tegenhanger van ING verdubbelde de koers. In diezelfde tijd steeg de AEX met ‘niet meer’ dan dertien procent.
De beheerders van beide fondsen hebben al laten weten heel veel te verwachten van de ontwikkelingen van Internet. Internetbedrijven vormen, zo zeggen ze, een ‘goede belegging’, ondanks het feit dat de koersen nog wel eens wild op en neer willen gaan. Beleggen in dergelijke bedrijven is vooral geschikt voor mensen die geloven in de kansen van Internet, zo zei beheerder Ad Schellen van Ohra eind januari in De Telegraaf. En dat zijn waarschijnlijk, net zoals in de Verenigde Staten, de particuliere beleggers. Beheerder Guy Uding van ING zei: "We staan nog maar aan het begin van een ontwikkeling. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de weg naar de toekomst veel hobbels heeft."
Met dat laatste zijn Belt en Flick het in ieder geval roerend eens. "Het is heel moeilijk te zeggen of we hier te maken hebben met een echte zeepbel, zoals sommigen zeggen. Duidelijk is wel dat je als belegger heel voorzichtig moet zijn. Het kaf moet nog van het koren gescheiden worden. Ook de goede bedrijven moeten zich nog bewijzen." Flick zou daarom persoonlijk niet beleggen in start-ups. "Als ik al geld zou steken in Internetbedrijven, dan zouden het de ondernemingen zijn die op hun gebied marktleider zijn – dat is dan tenminste nog wat minder onzeker." Belt gaat ervan uit dat er nog wel een correctie zal plaatsvinden. "Als straks de omzetten van deze bedrijven tegenvallen, dan zal dat zijn uitwerking hebben op de koersen van die bedrijven. Die zullen dan omlaag gaan. Persoonlijk heb ik het idee dat er inderdaad nog wel een koerscorrectie komt." Ondanks dat vindt Flick dat beleggen in Internetbedrijven wel degelijk lonend kan zijn. "Het blijkt dat er een markt voor is. Je kunt vaststellen dat het een belegging is met een zeer hoog risico en met een mogelijk zeer hoge pay-off. Daar zijn altijd beleggers voor te vinden."
Leemte marketing en IT
Wat de Europese en de Nederlandse markt betreft ziet Belt de komende tijd eigenlijk nog maar bitter weinig beweging. Op wat langere termijn, aldus de analist van ABN Amro, zijn het met name de uitgevers en de ontwikkelaars van websites die kansen maken. "Europa loopt wat Internet betreft sowieso achter op de Verenigde Staten. Ik ken eigenlijk maar twee bedrijven in Europa: een onderneming genaamd E-Pub in Oostenrijk en het Zweedse Icon Medialab, die als Internetbedrijf interessant genoeg zouden zijn om naar de beurs te gaan." In Nederland ziet Belt binnen enkele jaren uitgevers als Elsevier en Wolters Kluwer definitief en grootschalig Internet betreden. "De eerste zou ‘inhoud’ kunnen bieden met zijn wetenschappelijke kennis, de tweede op juridisch vlak. Ik stel me zo voor dat de uitgevers op beide terrein een goede ‘portal site’ voor de beide doelgroepen worden."
Wat betreft de ontwikkelaars van websites ziet Belt mogelijkheden voor die bouwers die in staat zijn het gat te dichten tussen de marketeers en de IT-techneuten. "Een goede site heeft te maken met drie zaken: marketing, reclame en techniek. De IT weet alles van techniek, maar niets van marketing, de marketeer weet alles van marketing, maar niets van IT. Daar zit dus een heel nieuwe business; er zit nog wel een gat in de markt." En dan zijn er volgens Belt nog de winkeliers, de grutters en de retailhandel. "Ook een bedrijf als Ahold kan op Internet natuurlijk heel goed – desnoods lokaal – nieuwe klanten zoeken en vinden."
Het zal voor Nederlandse Internetbedrijven, mochten ze er al komen, overigens heel moeilijk worden dezelfde hausse te ondergaan als de Amerikaanse bedrijven, vreest Flick. Wat hem betreft heeft alleen een marktleider op Internet kansen. Wie in Nederland een bedrijf opricht waar er in de Verenigde Staten al één van is, heeft weinig kans op slagen. "Je moet echt met iets nieuws komen, wat is anders nog je toegevoegde waarde? En dat is heel moeilijk in een markt die traditiegetrouw door de Amerikanen wordt gedomineerd."