De aanpak van het millenniumprobleem is gebaat bij openheid. Marja Wagenaar, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, stelt daarom voor dat bedrijven en instellingen op een bepaalde dag, bijvoorbeeld in augustus 1999, met testresultaten naar buiten komen en aangeven welke noodscenario’s ze hebben ontwikkeld.
Op 1 januari 2000 kan Nederland behoorlijk van slag raken. Bruggen en sluizen kunnen open blijven staan. Trams kunnen dienst weigeren, alarminstallaties uitvallen, gevangenisdeuren openspringen. Hartbewakingsapparatuur kan een springlevende patiënt voor dood aanzien. En de motor van alles, de elektriciteitsvoorziening, kan ons in de steek laten. Dit nog los van het leed bij de mensen thuis: de klokthermostaat op de centrale verwarming die ermee stopt en oma die telefonisch onbereikbaar blijkt geworden. Oorzaak: het millenniumprobleem. Veel computers en ingebouwde software in allerlei apparaten en installaties springen rond de eeuwwisseling honderd jaar terug in plaats van een dag vooruit en raken daardoor volledig ontregeld.
De aanpak van het probleem is veel te laat op gang gekomen. Dat geldt zowel voor overheid als bedrijfsleven. Te lang werd het als een technisch probleem beschouwd, iets van computertechneuten. Terwijl het gaat om een bestuurlijk probleem van de eerste orde. Ook de psychologische factor heeft een rol gespeeld bij het uitstel van de aanpak. Rond de eeuwwisseling hangt een zweem van romantiek en van doemdenken: er zal iets onvoorspelbaars met ons gebeuren. Zoiets noopt niet tot het aanpakken van problemen, maar tot een afwachtende houding met een bijna religieuze gelatenheid. Een Britse arts heeft zelfs uitgerekend dat vrouwen half maart volgend jaar maar beter niet zwanger kunnen raken, omdat de medische zorg rond de eeuwwisseling (uitgerekende datum!) wellicht onbetrouwbaar is. De doorsnee burger heeft bij dit alles intussen het nakijken. Zeker bij sectoren met een dienstverlenende taak die nog maar net met de aanpak zijn begonnen, zoals gemeenten, politie en brandweer en het midden- en kleinbedrijf.
Noodscenario’s
Rond de eeuwwisseling kan inderdaad veel misgaan; er kunnen zelfs levensbedreigende situaties ontstaan. Opvallend is dat instellingen die het probleem strak en hiërarchisch aanpakken, het snelst succes boeken. Het ligt niet op de weg van de overheid om op soortgelijke wijze de millenniumproblemen links en rechts in de samenleving op te lossen. De overheid kan echter wel een strakke regie voeren om de schade zoveel mogelijk te beperken en vitale sectoren in de samenleving draaiend te houden. Een goede aanpak nu bepaalt immers wat er straks al dan niet misgaat. Echt effectief is de aanpak, ook bij de rijksoverheid, tot voor kort niet geweest. Object voor object werd gescreend op millenniumgevoeligheid. Het Ministerie van Defensie spande de kroon door met militaire precisie maar liefst ruim tweehonderdduizend objecten millenniumgevoelig te verklaren: van wapensystemen tot de flipperkasten in de soldatenkantine. Met een dergelijke werkwijze houd je tot ver na de eeuwwisseling veel computerexperts aan het werk. Uitgangspunt van aanpak moet dan ook niet zijn: hoe krijgen we alles tijdig aangepast, maar: hoe houden we de zaak rond de eeuwwisseling draaiende. Daartoe moeten noodscenario’s worden ontwikkeld en waarmee geoefend moet worden vitale sectoren van de samenleving.
Openheid
Met het tijdig ontwikkelen en testen van noodscenario’s is veel ellende te voorkomen. Een andere voorwaarde om een doemscenario tegen te gaan is openheid. Openheid van overheden, bedrijven en instellingen tegenover elkaar en tegenover burgers. Door meer openheid zijn problemen sneller aan te pakken, kennis en ervaring te delen, en kan onterechte ongerustheid worden weggenomen. Zelfregulering heeft op dit gebied tot nu toe weinig opgeleverd. Softwareleveranciers geven lang niet altijd antwoord op vragen naar millenniumbestendigheid van door hun geleverde producten. Zo kreeg een aantal ziekenhuizen die hun leveranciers aanschreven, niet eens antwoord. Klanten die in een winkel vragen naar millenniumbestendigheid van koopwaar, treffen voortdurend verkopers met de mond vol tanden. Egeltjesgedrag is aan de orde van de dag. Dit terwijl we in Nederland nou niet bepaald een wijd verbreide aansprakelijkheidscultuur kennen zoals in de Verenigde Staten. Toch kijkt iedereen nog te vaak naar elkaar in plaats van het probleem aan te pakken.
Neem de kamerbrede wens voor een millenniumkeurmerk voor consumentenelektronica. Het kabinet verwees eerst naar het Millenniumplatform. Maar Jan Timmer en de zijnen lieten weten urgentere zaken aan hun hoofd te hebben. Vervolgens kwam het excuus dat het bedrijfsleven er niet aan wilde. Slechts een handjevol bedrijven hanteert intussen een vrijwillig keurmerk. Logischerwijze zou je zeggen dat een betrouwbaar product toch ook beter moet verkopen, dus dat alleen al om commerciële reden een dergelijk keurmerk op grote schaal zou moeten worden ingevoerd. (Of deugt de meeste consumentenelektronica toch niet?) Maar de doorsnee-consument merkt er in winkels nog niets van. Hij wordt in de bestaande onzekerheid meegezogen.
Concurrentiemechanisme
Het kan zijn dat in een later stadium moet worden overgegaan tot noodwetgeving om de problematiek in goede banen te leiden. De Tweede Kamer heeft het kabinet daarvoor bij de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken de ruimte gegeven. In het kader van dergelijke noodwetgeving valt een informatieplicht te overwegen. Voordeel daarvan is dat overheden, bedrijven en instellingen elkaar over en weer actief zullen moeten informeren over aanpak, oplossingen en betrouwbaarheid van geleverde producten of diensten.
Veel van de aanpak van het millenniumprobleem staat of valt dus met openheid. Een Nationale Testdag kan daaraan een aanzienlijke bijdrage leveren. Zo’n dag stel ik me voor als een moment waarop ieder bedrijf of instelling opening van zaken geeft. Technisch is het absoluut niet te doen om op zo’n dag iedere instelling ook te testen, maar wel kan iedereen met testresultaten naar buiten komen en aangeven welke noodscenario’s ze hebben ontwikkeld. Dat heeft een aantal voordelen. Om te beginnen is er een moment medio 1999, eind augustus of begin september, waar iedereen naartoe werkt. Voor de doorsnee consument wordt dan duidelijk wat hij rond de eeuwwisseling kan verwachten. Ook is er dan nog wat tijd over om zaken alsnog aan te passen en vooral om noodscenario’s te ontwikkelen. Door het concurrentiemechanisme zal het voor bedrijven en instellingen lastig zijn om achter te blijven. Als het ene bedrijf immers wel meedoet en het andere niet, zal dat tot grote argwaan bij klanten leiden. Een dag waar naartoe geleefd en vooral gewerkt wordt, zet mensen ook weer aan om de zaak voortvarender dan tot nu toe aan te pakken. Kortom, een dag waarop iedereen met de billen bloot gaat, draagt bij aan het creëren van maximale openheid en daarmee aan een meer voortvarende aanpak van het probleem. Burgers weten waar ze aan toe zijn en paranoia, paniek en bakerpraatjes kunnen worden voorkomen.
Dr. Marja Wagenaar is lid van de Tweede Kamer voor de PvdA.