Componenten zijn in. Dat blijkt wel uit de voortdurende aandacht van de media voor dit onderwerp, maar bijvoorbeeld ook uit congressen die CBD (Component Based Development) als thema voeren, stelt Rik Bos.
In het artikel ‘Componenten in de maak’ (Computable, 4 december) wordt verslag gedaan van ontwikkelingen op het gebied van CBD bij Moret Ernst & Young. Hierin komt naar voren dat men bij Moret zich bewust is van de problematiek van herbruikbaarheid van standaardcomponenten, met name als die componenten voor de hele markt (her)bruikbaar moeten zijn.
Dat is inderdaad een lastig probleem, maar om dit probleem te illustreren wordt het voorbeeld gegeven van een ‘klant’-component binnen twee verschillende marktsectoren, namelijk banken en overheid. Wat blijkt nu: bij de banken is het gebruikelijk om 50 karakters te gebruiken voor de naam van een klant, terwijl de overheid hier 250 karakters voor reserveert. Toch geen dramatisch verschil zul je als argeloze lezer denken. Maar vervolgens wordt opgemerkt dat als je nu twee componenten maakt – één voor banken en één voor de overheid – je de voordelen van CBD deels kwijt raakt. Bijvoorbeeld bij wijziging van een zoekalgoritme op naam zul je die wijziging twee keer moeten implementeren en in beide componenten moeten coderen.
Tja, zul je dan zeggen. Dan moet je dus niet twee verschillende ‘klant’-componenten maken, althans niet op grond van het verschil in naamlengte. Dat lijkt ook sowieso onzinnig, omdat op logisch niveau gezien het flauwekul is om een beperking op te leggen aan de lengte van de naam en zelfs op algoritmisch niveau speelt de lengte van de naam nauwelijks een rol.
Instelbaarheid
Veel beter is het om binnen één component een zekere mate van instelbaarheid te hebben: net zo goed als één strijkbout geschikt is voor zowel katoen, linnen als wol zou ook een software-component instelbaar moeten zijn. En in feite hoeven we alleen maar naar desktop-toepassingen te kijken om te constateren dat dit allang het geval is, bijvoorbeeld bij kleurinstellingen of het zichtbaar maken dan wel verbergen van werkbalken en menu-opties.
Hoewel verder in het artikel relevante zaken worden aangesneden, beschouw ik het als een gemiste kans dat de problematiek van hergebruik – zeker als dat over verschillende marktsectoren heen gaat – aan de hand van een knullig voorbeeld wordt geïllustreerd.
Hiervoor zijn twee mogelijkheden: ofwel de auteur begrijpt niet waar het om gaat, ofwel om zogenaamde journalistieke redenen is een eenvoudig, maar helaas onjuist en misleidend, voorbeeld gekozen. In het laatste geval is helaas het kind hier met het badwater weggegooid.
Dr. Rik Bos
Capelle a/d IJssel