Weet u het nog? Amper vijftien jaar geleden was de Apple Macintosh de eerste computer met muis en grafisch user interface. Een vrolijker apparaatje was er niet. De Mac liet zich bedienen als een stuk speelgoed en zag er ook zo uit. Dit in schril contrast met de PC, die zijn logge, grauwe kast alleen aan het werk zette als je primitieve commando’s tegen hem blafte. De Mac werd een succes, maar de PC won snel terrein.
Eind jaren tachtig begint Apple een andere koers te varen. Er komt een nieuwe topman en Apple introduceert Macs die zich in uiterlijk nauwelijks meer van de PC onderscheiden. Met een grijze kast, een grijs toetsenbord en een grijs display moet de markt veroverd worden. Dat lukt niet zo goed. Microsoft speelt ook leentjebuur, maar dan slimmer: Gates neemt de ideeën van Apple over en laat ze in zijn besturingssystemen inbouwen. Met Windows 95 is het functionele onderscheid tussen de PC en de Mac wel erg vaag geworden. De nadruk komt te liggen op beheerskosten, performance en compatibiliteit. Snelle Risc-processoren kunnen niet voorkomen dat de Mac terrein verliest. De ondergang van Apple dreigt. Gates ziet zijn oude concurrent, waar hij zoveel aan te danken heeft, ten onder gaan en besluit in te grijpen. De resulterende participatie van Microsoft in Apple is niet helemaal zonder eigenbelang. Door een van de weinige concurrenten kunstmatig in leven te houden, hoopt Gates zijn positie in antitrust-rechtszaken te verstevigen. Niet lang daarna komt Steve Jobs, een van de oorspronkelijke oprichters, terug bij Apple.
In 1998 introduceert Jobs de iMac. Daarmee gaat hij in feite terug naar de basis. Net als de oude Macintosh speelt de iMac sterk in op het gevoel. De iMac staat voor eenvoud, design en individualiteit. Net als de oude Mac heeft de iMac alle technologie in één kast. Een snelle PowerPC, een 56K modem, een CD-speler, Ethernet en de nieuwe Universal Serial Bus (USB). Geen disk drive. Vorige week was ik getuige van een impulsaankoop. De installatie verloopt volgens het boekje, in zes stappen. Het aansluiten van de printer is iets lastiger. Geen Appletalk-netwerk. Geen seriële poort meer. Alleen USB. En Ethernet. Een hubje van honderdvijftig gulden brengt uitkomst. Zo gemakkelijk is datacommunicatie tegenwoordig.
Kortom, alles werkt in één keer. Behalve de Internet-aansluiting. Daarvoor is namelijk een provider nodig. En onze providers kunnen nog wel iets leren. De ene provider wacht twee weken met het opsturen van de formulieren. De andere provider verkoopt een starterspakket dat het niet doet. De helpdesk heeft een wachttijd van minimaal twintig minuten en evenzoveel wachtenden voor u. (Dat betekent dat er dagelijks duizenden mensen met de Internet-aansluiting van deze provider aan het worstelen zijn.) Bij de derde provider is het wel raak. De gratis CD-Rom installeert in één keer en binnen vijf minuten kan er gesurfd, gemaild en gechat worden. Een dag later is het eerste frauduleuze e-mailtje binnen. Of alle accountgegevens, inclusief het creditcard-nummer, maar naar een zogenaamde afdeling Accounts van de provider gestuurd kunnen worden. Ter controle. Wij controleren ook. Het e-mailadres is een anoniem account op een ‘remailer’. De provider weet van niets. Ach ja. Digitale fraude hoort nu eenmaal bij het digitale leven.
Het handjevol Internet-perikelen ten spijt doet de iMac precies wat er van hem verwacht wordt. Het systeem blijft zelfs een paar keer hangen. En ik moet toegeven: het is een genot om weer eens achter een Mac te zitten. Op de zaak hoeven de meeste mensen met een iMac niet aan te komen, denk ik. Standaardisatie is nu eenmaal een groot goed. Maar thuis brengt de iMac weer een hoop plezier in het computeren. Software genoeg, het modem is snel en de diskdrive mis je niet. Maar het leukste is de reactie van anderen. Mensen aaien hem. Echt.