Telewerken? Prima, maar niet koste wat het kost, zegt algemeen directeur Frans le Fèvre van Randstad Automatiseringsdiensten. Nederland heeft het nog niet zo op met flexwerk. "We zijn sterk gebakken aan onze vergadercultuur en het samen koffiedrinken."
Zelf is hij ‘heel erg mobiel’ met het laptopje thuis, in de auto of op kantoor. Frans le Fèvre hecht niet zo aan een eigen bureau of een eigen werkruimte. Geen wonder, zou je zeggen, de algemeen directeur van Randstad Automatiseringsdiensten is immers actief in de IT-industrie, een sector waar nogal wordt gedweept met begrippen als mobiliteit en flexibiliteit. Waar de flexwerker en telewerker zo langzamerhand meer status wordt toegekend dan de negen-tot-vijf-loonslaaf, die per dag twee keer meer dan een uur tussen zijn collega’s in de file staat. Toch is Le Fèvre – desgevraagd – helemaal niet zo ondersteboven van telewerken. "We willen in Nederland dicht bij elkaar zitten, we willen elkaar kunnen aankijken en we willen een praatje maken bij het koffiezetapparaat."
Toch stelt Le Fèvre heel wat in het werk om zijn mensen – tweeduizend in totaal – achter dat bureau vandaan te krijgen. Randstad Automatiseringsdiensten doet diverse proeven en richt werkplekken bij mensen thuis in. Op dit moment verricht 7 procent van de medewerkers ook thuis zakelijke werkzaamheden, en is daarmee min of meer telewerker. Dat is ook het gemiddelde percentage telewerkers in de IT-industrie.
Het gaat al met al met wisselend succes, merkt Le Fèvre. "Een eigen locatie, een eigen werkplek op een kantoor, geeft iemand identiteit. Thuis heeft men dat in het algemeen veel minder. Ik bespeur ook verzet vanuit de organisatie tegen het stimuleren van flexwerk. En dat vind ik eigenlijk nog wel logisch ook, dat is een natuurlijke reactie. Een thuiswerker kan zich danig verwaarloosd voelen."
In de lift
Het standpunt van Le Fèvre wekt op het eerste gezicht enige bevreemding: juist in de IT-industrie – zo blijkt uit allerhande onderzoeken – kunnen tal van functies heel goed vanuit huis of buiten de normale kantooruren verricht worden. Programmeurs en software-ontwikkelaars kunnen net zo goed thuis hun werk doen. Bovendien is de mobiliteit en de flexibiliteit in de sector boven gemiddeld.
Eerst even wat cijfers: Nederland telt op dit moment zo’n 200.000 telewerkers in loondienst, en nog eens zo’n 400.000 medewerkers die in de buitendienst zitten (verkopers, consultants), die overigens in de berekeningen niet worden meegenomen. Dit aantal stijgt. In het jaar 2000 zullen naar schatting 400.000 mensen hun werk vanuit huis doen, in het jaar 2015 tussen de 750.000 en 1,4 miljoen.
Telewerken wordt steeds populairder, en vreemd is dat niet: ontwikkelingen als de 24 uurs-economie, de toenemende concurrentiedruk, de groeiende files en de steeds betere communicatie-methoden en -middelen (met dank aan de IT-industrie, inderdaad) maken het kantoor thuis een steeds aanlokkelijker initiatief voor de medewerker die doodziek is van de file. Daar komt nog eens bij, dat het zowel voor de werkgever als de werknemer voordelen met zich mee brengt. Zo kan de werkgever gerust zijn over de productiviteit van de werknemer: in het algemeen blijkt uit onderzoeken (en er is inmiddels heel wat onderzocht op het telewerk-vlak) dat thuiswerkers harder en langer werken dan collega’s in vergelijkbare omstandigheden op kantoor. Dat heeft er onder andere mee te maken dat de telewerkers zich snel schuldig voelen over een pauze en dat vervolgens compenseren door langer door te gaan. Voordeel voor de werknemer is dat hij veel beter zijn eigen tijd kan indelen. (om zodoende bijvoorbeeld meer tijd aan zijn gezin te besteden).
Valkuilen
Al deze hosannaverhalen zijn echter niet aan Le Fèvre besteed. Hij ziet waarschijnlijk de theoretische voordelen wel, maar bespeurt in zijn eigen organisatie vooral de praktische belemmeringen, valkuilen en moeilijkheden. En hij is niet van plan die onder het vloerkleed van de wenselijkheid te vegen. "Kijk gerust eens om je heen: telewerken is nog altijd niet een vanzelfsprekendheid, nog altijd niet breed ingeburgerd. Elke ochtend verstoppen de files de randstad. Ze worden vooralsnog langer in plaats van korter."
De belangrijkste reden daarvoor is, zo zegt de directeur, de ‘sociale component’, een onderbelicht aspect van alle flexwerk- en telewerk-onderzoeken. "Wij hebben nu eenmaal een cultuur waarbij men graag ‘face-to-face’ is, waarbij men samen een bak koffie moet drinken. Dat aspect is aanmerkelijk belangrijker dan veel mensen denken." Op zich zou ook Le Fèvre graag zien dat meer mensen mobieler worden, vaker thuis, of op andere tijden gaan werken. Dat zou niet alleen goed zijn vanwege de voordelen die telewerken oplevert, het zou ook goed zijn voor de IT-industrie op zich. "In dergelijke gevallen moet je meer IT-middelen inzetten, en daar kan ik als medewerker van die sector natuurlijk nooit nee tegen zeggen."
Bij Randstad Automatiseringsdiensten wordt met een zekere regelmaat over telewerken en flexwerken gesproken. Vooral omdat het bedrijf ook ziet dat veel werknemers wel een groot aantal uren in de files – en dus onproductief – doorbrengen. "Natuurlijk wil ik dat onze mensen meer effectieve uren maken. Daarom wil ik ook dat er naar zaken als telewerken wordt gekeken. Op die manier kun je de niet-effectieve uren terugdringen." Maar niet iedere werknemer heeft een functie die hij ook vanuit huis kan doen, wil Le Fèvre maar zeggen. "Software-ontwikkelaars kun je rustig thuis laten werken. Voor beheerders van systemen geldt naar mijn mening een ander verhaal. Die moeten op de plek van de tools zijn om de beheeractiviteiten uit te voeren. Anders valt er weinig te beheren."
Er is nog een ander praktisch probleem: er worden nogal wat medewerkers bij klanten gedetacheerd. En klanten die geen gedetacheerde telewerker willen, krijgen vanzelfsprekend iemand ‘aan huis’. Le Fèvre merkt dat klanten die geen bezwaar hebben tegen telewerken, het op prijs stellen als Randstad ook daadwerkelijk een telewerker neerzet. "Die zijn dan echt positief." Er worden dan goede afspraken gemaakt over wanneer de telewerker bij de klant moet zijn en wanneer hij vanuit huis zijn werkzaamheden kan verrichten.
Flex-kantoor
Le Fèvre weet van de onderzoeken waaruit blijkt (zou blijken, meent hij) dat veel meer mensen willen telewerken dan tot nu toe gebeurt. Recente onderzoeken geven zelfs aan dat meer dan tachtig procent ook wel thuis wil werken. Die uitkomsten zijn in ieder geval niet in overeenstemming met de ervaringen van de directeur. "Wij zitten op zeven procent, en dat vind ik laag. Maar voorlopig zal het niet echt veel hoger worden. Ik merk dat mensen zeer veel waarde hechten aan de cultuur van het kantoor: samen zijn, je eigen plek hebben." Dat heeft volgens hem ook te maken met de geografische beperktheid van Nederland. "In Australië is tele-onderwijs heel gewoon, simpelweg omdat de afstanden daar zo enorm zijn, men kan nauwelijks anders. In Amerika rijdt men gerust 150 kilometer om ’s ochtends even een kop koffie te drinken met een kennis; dat zie ik hier iemand niet zomaar doen. We zitten heel dicht op elkaar, zowel in de buurt als op kantoor, en dat vinden de meeste mensen gewoon prettig." Volgens de Randstad-directeur is de gang naar het kantoor goed te vergelijken met het praktiserend bezoeken van een kerk: je deelt iets en wilt daarvoor bij elkaar komen. "Je zit in je eigen netwerk, je kunt mensen even aanschieten, je kunt even iets regelen."
En dan is er nog die vergaderdrang. "We vergaderen wat af in dit land. Bij elk van die vergaderingen moet iedereen fysiek aanwezig zijn. Er zijn maar weinig mensen die dat niet fijn vinden."
Uit een niet bekendgemaakt onderzoek dat Le Fèvre onlangs liet uitvoeren naar de gevolgen van een nieuwe indeling van de vestiging in Amsterdam, werd hem veel duidelijk. Het kantoor in Amsterdam zou – heel modern – uitsluitend van flexwerk-plekken worden voorzien: niemand meer een eigen bureau of een eigen plek. Iemand komt binnen en gaat met zijn laptop, draagbare telefoon en koffer gewoon maar ergens zitten. En wat blijkt: gaandeweg nemen mensen toch weer een zelfde plek in beslag. Zetten er de foto van moeder-de-vrouw neer, gaan in de buurt zitten van de collega’s bij wie ze eerder ook al in de buurt zaten. "De meesten waren van tevoren behoorlijk enthousiast. Dit zou geweldig zijn. Maar na driekwart jaar blijkt er op macroniveau nauwelijks iets veranderd: het zijn weer dezelfde blokken die bij elkaar terecht zijn gekomen."
De kantoorindeling van de Amsterdamse vestiging betrof een proef. Le Fèvre denkt niet dat er wordt teruggekeerd naar de oude situatie, want ‘op zich bevalt dit wel’. "Het aardige is bijvoorbeeld dat iemand van een andere vestiging zo kan aanschuiven, zo even aan het werk kan." In ieder geval gingen de mensen daardoor niet vaker vanuit huis werken, weet Le Fèvre.
Wat levert het op?
Werkgevers moeten hun medewerkers in de eerste plaats domweg de kans bieden thuis of flexibel te gaan werken, is het oordeel van Le Fèvre. "Het gaat in mijn perceptie om faciliteren, om de benodigde faciliteiten aan te bieden. Je stelt allerlei middelen ter beschikking, van laptop en Isdn-aansluiting tot bureau-met-stoel voor thuis, om het de mensen naar de zin te maken. Het heeft geen enkele zin flexwerken of telewerken te gaan voorschrijven. Dat werkt niet, en zal zich tegen de organisatie keren. Je kunt mensen niet verplichten voortaan een deel van hun werktijd thuis door te brengen. Al heb je nog zulke goede argumenten, als de mensen het er niet mee eens zijn, zal dwingen niet helpen. Met het bieden van de juiste faciliteiten kun je de mensen wel stimuleren om meer thuis te gaan werken."
En zelfs als dat allemaal is geregeld, dan nog hebben mensen hun vragen. "Dat zag ik onder andere bij de herinrichting van de vestiging in Amsterdam. Je roept de mensen een middag bij elkaar en vertelt ze alles wat ze moeten weten om in het kantoor aan de slag te kunnen. Hoe je moet inloggen, hoe dat zit met die draagbare telefoons. Je merkt dan verzet. Verzet dat expliciet uitgesproken wordt. Waarom dit nodig is, waarom het allemaal anders moet. En dat kun je allemaal uitleggen, maar het gaat ten diepste om de emoties van die mensen. Die hebben zo’n middag hetzelfde gevoel als iemand die ’s avonds niet naar huis kan rijden, maar gewoon maar een appartement moet zoeken dat nog leeg is. Dat pikt ook niemand. Het zijn dergelijke emoties waar je mee te maken krijgt. Het eigen bureaulaatje, dat is nu eenmaal de eigen identiteit. Dat moet je als werkgever onderkennen, daar moet je rekening mee houden."
Het belangrijkste financiële probleem probleem bij het inrichten van de telewerkplekken – waar in het algemeen bedragen mee gemoeid zijn van meer dan 10.000 gulden – is volgens Le Fèvre dat de kosten niet goed zijn af te wegen tegen de opbrengsten; en dat is iets dat veel directeuren niet gelukkig zal stemmen. "Stel dat je van de drieduizend man die je in dienst hebt er tweeduizend mobiel maakt. Wat kost dat en wat levert dat op? Hoe zou je dat moeten meten? Het gaat om de effectiviteit van de medewerker, maar vertel mij eens hoe ik moet uitrekenen hoeveel die is toegenomen sinds hij thuis werkt." En daar komt nog eens bij, zegt Le Fèvre, dat een mobiele, flexibele organisatie veel meer beheerproblemen kent dan die in dat oude, vertrouwde kantoor. Want mensen moeten kunnen binnenvallen, inloggen en aan de slag kunnen gaan. Dat moet beheertechnisch wel eerst in orde worden gemaakt.
En dat brengt Le Fèvre bij de nabije toekomst. Het komende jaar, zo verwacht hij, zal de hype met betrekking tot telewerken en flexwerken duidelijk minder worden. De economische ontwikkelingen zullen ervoor zorgen dat de IT-directeur zich weer bepaalt tot zijn kernactiviteit: geld verdienen. "We moeten de komende jaren de aandacht richten op andere zaken, zoals het behoud van de werkgelegenheid. Telewerken, flexwerken en mobiliteit zullen, denk ik, niet erg hoog op de agenda staan. Je kunt je gulden maar één keer ergens aan besteden en dan doe je dat als onderneming waarschijnlijk toch liever aan iets dat zeker wat oplevert. Heus, ik geloof er wel in, maar meer als middel dan als doel."
André Ritsema, freelance medewerker