Het beeld dat de intrede van de computer in de Nederlandse maatschappij eind jaren vijftig een regelrechte revolutie was, moet worden bijgesteld. Het gebruik ervan maakte al deel uit van een evolutionaire ontwikkeling van rationalisering en schematisering, die in het begin van de twintigste eeuw ontstond. Dat staat in het vandaag gepresenteerde boek ‘De opkomst van de informatietechnologie in Nederland’, dat op initiatief van het Nederlands Genootschap voor Informatici (NGI) en de Stichting Historie der Techniek (SHT) is samengesteld.
De officiële ingebruikname van de eerste computers in de jaren vijftig leidde niet alleen tot hosanna-geluiden. Er bestond ook huiver voor dit ‘elektronisch brein’, een metafoor die populair was tijdens het zogeheten automatiedebat uit dezelfde tijd over de vraag in hoeverre deze machine de mens zou verdringen. Door deze discussies bestaat in de geschiedschrijving van de IT het beeld dat de samenleving in de jaren vijftig aan de vooravond van een revolutionaire ontwikkeling stond. Technologisch gezien is dat juist, maar de auteurs maken in het boek duidelijk dat de voedingsbodem in die tijd al zeer vruchtbaar was voor de doorbraak van het nieuwe rekenwonder. Continuïteit was minstens zo belangrijk als de revolutionaire veranderingen. Dat had alles te maken met de gebeurtenissen op drie toepassingsgebieden: ‘de administratieve gegevensverwerking’, ‘het technisch-wetenschappelijk rekenen’ en ‘de procesbesturing’.
Ponskaarten
De onderzoekers tonen in ‘De opkomst van de informatietechnologie’ aan dat de wortels van de IT teruggaan tot aan het begin van deze eeuw. Op dat moment kwam een veranderingsproces op gang waarin het verwerken van gegevens steeds belangrijker werd. Zo vond er in de administratieve sector een schaalvergroting plaats van de kantoorwerkzaamheden, waardoor het aantal kantoorbedienden en technische hulpmiddelen, zoals schrijf-, tel- en stencilmachines toenam. In de jaren twintig bogen organisatiedeskundigen zich over de vraag hoe het kantoor doelmatiger kon worden ingericht. Men maakte schema’s voor een beter verloop van administratieve processen; daarvoor werden complexere kantoormachines ontwikkeld. Vooral het proces van mechanisering met grootschalige ponskaarteninstallaties vormde een opstap tot de latere automatisering.
Rekenaars
Tegelijkertijd zochten wetenschappers naar manieren om sneller te rekenen. Het rekenwerk werd ingewikkelder, omdat het in toenemende mate betrekking had op technische objecten als treinen, vliegtuigen, motoren en pompen. In diverse onderzoeksinstellingen van de overheid (PTT, Rijkswaterstaat, TNO) en bedrijfslaboratoria (Philips) ontwikkelden medewerkers geavanceerde rekentechnieken. De in 1932 opgerichte Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek was de grondlegger van het wiskundig modelleren en daarmee samenhangende rekenschema’s.
In de jaren twintig en dertig groeide in de procesbesturing (bijvoorbeeld: de chemische industrie en nutsbedrijven) de behoefte aan regelbare procesbeheersing. De controle op productieprocessen ging in de meeste gevallen nog handmatig. Ook hier ontstond een vorm van schematisering waarbij de realiteit werd afgebeeld in een elektrische weergave met behulp waarvan de sturing plaatsvond. De basis hiervoor lag in het gezamenlijke onderzoek van het natuurkundig laboratorium (Natlab) van Philips en de Technische Hogeschool Delft naar de ontwikkeling van elektrische schakelingen met terugkoppelingsmechanismen. Deze samenwerking vormde de grondslag voor het nieuwe vakgebied van meet- en regeltechniek.
Rekenautomaat
Deze drie stromingen zetten zich na de Tweede Wereldoorlog in versterkende mate voort, stellen de onderzoekers. Versnellende factoren waren ondermeer de wederopbouw en het geloof in technologische vooruitgang, en de gunstige economische omstandigheden in de jaren vijftig. In het laatste geval grepen organisaties de krapte op de arbeidsmarkt aan om een automatiseringsproces door te voeren. Bovendien tekenden zich de eerste contouren van de verzorgingsstaat af. Registratie en verwerking van gegevens werden bij de overheid en het bedrijfsleven steeds omvangrijker en complexer. De schaalvergroting van de administratie ging opnieuw gepaard met nieuwe werkwijzen voor het analyseren en schematiseren van administratieve afhandelingen: een voor automatisering noodzakelijke stap.
Op technologisch gebied zorgde de Tweede Wereldoorlog voor een overstap van mechanische naar elektronische gegevensverwerking. Tijdens de oorlog werd in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië baanbrekend onderzoek gedaan naar elektronische rekenmachines. Het wapengekletter vereiste veel rekenwerk, zowel voor de directe oorlogsvoering als voor de ontwikkeling van nieuwe oorlogstechnologie. Dit resulteerde uiteindelijk in de bouw van volledig elektronisch werkende rekenautomaten als de Colossus (1945) en de Eniac (1946). In Nederland zetten wetenschappers en ingenieurs in de tweede helft van de jaren veertig hun eerste stappen op het terrein van de computerbouw.
Informaat
De drie domeinen ‘administratieve gegevensverwerking’, ’technisch-wetenschappelijk rekenen’ en ‘procesbesturing’ kwamen in de jaren vijftig samen en bevruchten elkaar op administratief en technisch gebied. Volgens de auteurs maakt deze samenballing, gezien tegen de achtergrond van de naoorlogse jaren, de komst van computers begrijpelijk.
Overigens stamt de term computer in het Nederlandse taalgebruik uit het begin van de jaren zestig. Pogingen om een Nederlandse benaming in te voeren – met suggesties als rekentuig, informaat of informatron – strandden echter. Dat is later bij de benaming van het nieuwe vakgebied Informatica wel gelukt.
‘De opkomst van de informatietechnologie in Nederland’, onder redactie van E. van Oost, G. Alberts, J. van den Ende en H.W. Lintsen (Ten Hagen Stam, 1998, Isbn 90-73192-21-8). Te bestellen door 95 gulden over te maken op girorekeningnr. 7366931, ten name van Stichting Historie der Techniek te Eindhoven, onder vermelding van ‘Opkomst IT’. Overigens kan nu al ingetekend worden op het vervolgonderzoek ‘Informatietechnologie in Nederland in de Twintigste Eeuw’, dat omstreeks 2001 zal verschijnen. De kosten daarvan zijn 99,50 gulden.