Veel automatiseerders zouden de oude, bestaande systemen graag de deur uitdoen en nieuwe pakketten installeren of zelfs nieuwe systemen ontwikkelen. Dit is vaak niet praktisch en bovendien een slecht idee. Het is misschien goed voor de IT-professional, maar computersystemen zijn er nu eenmaal voor de bedrijfsprocessen en niet andersom.
Bestaande systemen kennen een infrastructuur waar gebruikers bij betrokken zijn, die nadenken over wat zij doen en weten hoe zij dat doen. Een nieuw systeem betekent dat gebruikers opnieuw opgeleid moeten worden, dat bedrijfsprocessen opnieuw ingericht moeten worden en dat chaos ontstaat, tenzij de planning zeer zorgvuldig verloopt.
Dit betekent niet dat nieuwe systemen niet nodig zijn. Maar er moet een compromis worden gesloten tussen IT en business, zodat bestaande systemen voortdurend verbeterd kunnen worden. Dit betekent balanceren tussen oude en nieuwe systemen.
De impact van e-commerce kan hierbij zeer nuttig zijn. E-commerce dwingt bedrijven opnieuw na te denken en biedt kansen om IT-systemen te verbeteren. Deze uitdaging is al groot genoeg zonder alles overhoop te gooien. Het broodnodige compromis is dus gericht op het scheppen van intelligente methoden om een zekere waarde aan bestaande systemen toe te voegen.
Een mogelijke aanpak van de e-commerce-uitdaging is het gebruik van web-servers als front-end voor transactie-applicaties. Nieuwe ontwikkelingen zijn daarbij gericht op het gebruikersinterface, de beveiliging en dergelijke. Aan de achterkant wordt de web-server gekoppeld aan bestaande transactiesystemen.
Er zijn verschillende verbeteringen voor web-servers aan het uitkristalliseren, die stuk voor stuk beter zijn dan het oorspronkelijke CGI-interface. Voorbeelden zijn Microsofts Active Server Pages en MTS aan de ene kant en Java servlets aan de andere kant. Merk op dat de Enterprise Java Beans vooral gericht zijn op het verbeteren van de integratie van Java en bestaande applicaties.
Er is nog een categorie applicaties die geïntegreerd kunnen worden, namelijk applicaties op het gebied van kantoorautomatisering. Bij e-commerce wordt het Internet nu alleen nog gebruikt om de klant aan te sluiten op bestaande transactiesystemen, met name orderinvoer. Dezelfde technieken kunnen echter ook op interne systemen worden toegepast. De lokale netwerken en PC’s liggen er al voor de kantoorapplicaties; het zal nog jaren duren voordat er goede applets zijn die deze overcomplexe PC-software kunnen vervangen. Daarom moeten we roeien met de riemen die we hebben, hoe afschuwelijk dat ook moge zijn.
Veel praktische transactie-applicaties zijn gebaseerd op domme terminals. Sommige zijn vervangen door client/server-equivalenten, sommige worden opnieuw ontwikkeld op basis van dunne clients. Het succes dat SAP en Baan met de dunne client-architectuur hebben, zal de mislukking van dikke clients schrijnend aan het licht brengen. Dit betekent dat er veel energie gestoken zal worden in het vervangen van applicaties die niet eens zo oud zijn. Als de groeiende onderhoudsnachtmerrie van Visual Basic ons één ding geleerd heeft, is het wel dat we de invoering van nieuwe applicaties zorgvuldiger moeten plannen.
We moeten alle bestaande applicaties nu herzien en op twee gronden beoordelen: functionaliteit aan de ene kant en gebruiksgemak aan de andere kant. Ik vermoed dat veel systemen in de praktijk niet zozeer moeten worden vervangen, als wel moeten worden verbeterd en geïntegreerd. Hieruit volgt dat een groot aantal bestaande terminal-applicaties geschikt is om met de huidige PC-producten te integreren.
Om deze interactieve applicaties te kunnen realiseren, moet de PC alleen worden gebruikt om één beeldscherm, muis en toetsenbord te kunnen bieden. De multitasking besturingssystemen (Windows 95 en NT) kunnen onafhankelijke PC-applicaties draaien, maar bieden ook faciliteiten voor het toevoegen van een hogere software-laag, die de gebruiker één geïntegreerd beeld van de afzonderlijke applicaties biedt.
Zo’n applicatie moet met zorg ontworpen worden, maar vereist veel minder werk dan een totaal vernieuwde applicatie. In elk geval blijven alle achtergrondtaken onveranderd, zoals het printen van facturen, het invoeren van orders en dergelijke. Hierdoor hoeft er maar weinig aan het bedrijfsproces zelf te veranderen.
Een terminal-emulator (VT100, 3270 of 5250) is het basisinstrument waarmee deze geïntegreerde applicaties te bouwen zijn. De gegevens worden hierbij niet gepresenteerd als een replica van een scherm voor 80×24 karakters, maar worden behandeld als één gegevensverzameling die wordt verwerkt door de geïntegreerde applicatie. Om de gegevens te integreren is een intelligente ‘agent’ nodig, omdat een verandering van de kernapplicatie kan leiden tot een verandering in de gegevensverzameling van de terminal. Verder is er een scripttaal nodig om code te schrijven die de mapping verzorgt tussen de PC-applicatie en de gesimuleerde toetsaanslagen en schermen van de terminal-applicatie.
Deze techniek is op verschillende niveaus toe te passen. Ze kan bijvoorbeeld worden gebruikt om het scherm eenvoudig in gui-format weer te geven (screen scrapping). Op een ander niveau zijn de gegevens te gebruiken in een nieuwe front-end applicatie. Hiertoe kunnen ook transacties vanuit meerdere applicaties of zelfs verschillende computersystemen behoren.
Op het hoogste niveau kunnen de nieuwe front-end applicaties worden geïntegreerd met andere PC-functies, zoals tekstverwerkers, e-mail, fax en dergelijke. Daarbij zijn nieuwe, verbeterde front-end technieken zoals web-browsers en Java te ondersteunen.
We kunnen dus spannende dingen doen zonder de goede oude applicaties weg te gooien. Het is goed om te zien dat een Europees bedrijf, Seagull, een leidende positie heeft als leverancier van hulpmiddelen voor deze integratie van applicaties.